Hieronder een snelzoeker voor deze pagina:

Veteraan-tuinder Rien van der Meer

De Villa Ouwendijck en Geerbron   Buitenplaats Vreeburg

De Liefde tussen Geerbron en Villa Ouwendijk

 Aanslag op veldwachter verbijstert 's-Gravenzande

 Olyblok: nieuwe polder   Al in 1914 plannen voor één veiling

Watersnoodramp 1953   De kerk van 's-Gravenzande    Keiharde actie voor het bos  

Touwtrekken in onze streek  Nicolaus Qruquis  Concert geweigerd om conflict

   
Rel om busvervoer in 's-Gravenande 1926    De wonderlijke werking van ploffers


Marktplein in ’s-Gravenzande     Noors Schip strandt in hevige storm bij Vluchtenbug

Oud vissersbootje opgegraven
  

  Curriculum vitae van de stationschef der W. S. M. Dhr.  A. den Ouden.


de SS Stardust strandde in 1976

 

Veel van onze verhalen komen uit:

 

 

Veteraan tuinder Rien van der Meer
Sla gaat hier dezelfde weg als de druif”


ln deze serie komen oud-tuinders aan het woord die de groei van de Westlandse tuinbouw van dichtbij hebben meegemaakt. Verhalen over economische groei, innovatie en uiteraard oordelen over de huidige generatie telers. Deze week oud slateler Rien van der Meer.


Rien van der Meer houdt zich nu volop bezig met sierteeltgewassen in zijn eigen tuin.

Door: Arjen van den Oever
Uit: Westlangsche Courant | Tuinbouw
Editie: 3 Augustus 2004

'S-GRAVENZANDE | Zijn eigen achtertuin is zon er twijfel één van de plekken waar Rien van der Meer zeer graag vertoeft. Vele uren per week gaan er in het onderhoud zitten, nu de in Monster geboren oud slateler sinds 2000 geen bedrijf meer heeft. Maar hoeveel tijd precies... ' "Geen idee", meent de achterover leunende Van der Meer. Grijnzend vervolgt hij: "Het is niet verstandig te vertellen, want ze zouden me opsluiten in een inrichting als ik het zeg. Het is te veel voor een 66-jarige."  De huidige bezigheden weerspiegelen gedeeltelijk zijn arbeidzame leven niet. In de achtertuin is geen krop sla te bekennen, terwijl dit gewas het fundament van zijn bedrijf heeft gevormd. “De laatste jaren was het alleen jaarrond sla. Ook zware sla, wat volgens mij het allermoeilijkste en mooiste gewas ter wereld is om te telen. Het was een zeer precies karwei met bewatering, beluchting, temperatuur controle. Hoe langer het staat, hoe moeilijker het wordt." De zware sla kwam letterlijk overgewaaid uit België, weet Van der Meer. Rond de vijftien Westlandse telers besloten enkele tientallen jaren geleden er mee te beginnen, wat een vrij klein gezelschap was. Nu zijn er nog een stuk of tien slatelers over, schat Van der Meer voorzichtig. Ik begon zelfstandig in 1964, aan de Zanddijk. De grond bewerkte ik zelf met een spitfrees. Na twee weken zwoegen zat het er op." Zijn bedrijf begon op de welbekende Westlandse wijze. Sla, meloenen, paprika's en tomaten. De laatste groentesoort verdween al snel van het toneel. “Dat is gewoon geen leuke teelt om in te werken. Op de een of andere manier eindig de het altijd in een enorme smurrie,” aldus de oudgediende, die tussen de uitspraken door herhaaldelijk laat weten zeer aan orde en netheid te hechten.

Barre prijzen
De gewassen wisselden zich binnen een jaar doorgaans af, wat legio herinneringen oproept bij Rien van der Meer. "Zo'n vijfentwintig jaar geleden was het in oktober nog ideaal strandweer, waardoor de oogst van onze paprika's nogal versneld werd. De hele familie werkte mee, terwijl de strandgangers over de Zanddijk langs trokken. Voor één kilo paprika's kreeg ik vijf gulden. Zeer barre prijzen”. Daarna bleken sommige teelten het elders beter te doen en verdwenen ze gestaag uit het bedrijf van Van der Meer. "De Spanjaarden hebben veel gewassen succesvol overgenomen." Hij trekt een lichte grimas. “Ooit had ik een goede knecht in dienst die vaak zei: 'Als ze op de bergtoppen de kroppen kunnen laten groeien heeft niemand het Westland meer nodig.' Volgens mij heeft hij gelijk." Maar al snel gaat hij over op een luchtiger vertelwijze. "Strikt genomen ben ik er ook debet aan dat Spanje zo succesvol is geworden. Ooit had ik eens een hele ploeg Spaanse telers over de vloer. Ze kwamen kijken hoe wij hier met paprika teelt bezig waren. Ze zullen ongetwijfeld veel ideeën overgenomen hebben, inclusief die van de sorteermachine die ik net had staan. Dat ding wist negentig procent van de paprika's al op grootte te scheiden.
Via Hans Brinkman had ik hem weten te bemachtigen, terwijl ik het geld niet eens had om hem te betalen. Mooie service nietwaar?" Rien van der Meer eindigde met zijn favoriete gewas: sla. Dat ook deze bladgroente er droevig voorstaat, doet hem geen goed. “Nu ik er niet meer inzit, wil niet zeggen dat het me niets doet. Dit is een rampjaar. Heel droevige prijzen." Voor de huidige slatelers heeft hij geen hoop. "Er is hier geen toekomst voor sla. Het gaat dezelfde weg als de Westlandse druif."  Niet alleen droevige prijzen, maar ook een droevig vooruitzicht. “Slateelt is nachtwerk, legaal personeel is lastig te vinden. Dan is er de overvloed aan regels die de overheid voorschrijft. Over The Greenery kan ik ook weinig goeds zeggen - zo ondoorzichtig en geheimzinnig over prijzen.
Er zijn geen collega's meer, maar alleen concurrenten." Zijn korte tirade stokt even. "De grootste handicap tegenwoordig is het gebrek aan terug koeling. Vroeger op de echte veiling kwamen de kroppen een aantal uur in dit proces terecht, wat nu nauwelijks meer voorkomt. Dat is zonde, want de kwaliteit loopt enorm terug. Wat ik tegenwoordig in de supermarkt zie, is te vaak bedroevend." Ondanks de kommer en kwel over zijn gewas, is Rien van der Meer tevreden over zijn huidig bestaan. Zelfs nu zijn bedrijf niet meer bestaat. “Mijn zoon besloot zich te richten op het vertegenwoordigers vak. Ik moet eerlijk zeggen, daar had ik eerst behoorlijk de pé in." Vier jaar geleden deed de slateler zijn bedrijf van de hand. "April 2000 was een vreemde gewaarwording. Waar ik klaar was, werd de hele inrichting achter mijn rug afgevoerd. Het was niet leuk mee te maken, maar toen ik eenmaal in mijn eigen woning was komen te zitten kon ik de vlag uitsteken. En nu, met de huidige prijzen in de bladgroenteteelt, zou ik zoveel vlaggen willen uitsteken dat die niet eens allemaal te krijgen zijn."

 

Olyblok nieuwe polder

Uit: Ouder Westland van het AD
Door: Aad van Holstein
Editie: Donderdag 14 juni 2007

Het Olyblok grotendeels gelegen in 's-Gravenzande en in l947 nog begrensd door de Leeweg het Galgebrok de Groeneweg en het Oranjekanaal, is eer nieuwe polder in het Westland.


De Leeweg (nu Oranjesluisweg vanaf de Maasdijk gezien) ca. 1930


De Leeweg (nu Oranjesluisweg) vanaf de Maasdijk gezien, lins zien we de Oranjesluis,
foto: Google

In het Olyblok wonen in 1947 meest westlanders met een eigen tuinders bedrijf. Gelegen in een gebied dat een oppervlakte heeft van 90 hectare. Maar al jaren kampen velen van hen met een gebrekkige watervoorziening. En dat dit fnuikend is voor een verantwoorde economische bedrijfsvoering lijdt geen twijfel. Het woord Oly, waar deze polder zijn naam aan' dankt, heeft helemaal niets te maken met olie. Maar wel met het huis Holy, dat er hemelsbreed niet zo ver vanaf heeft gelegen: in de Holierhoekse polder te Vlaardingen. Daarvan is eigenlijk alleen de toren een bekend maar ook allang verdwenen restant, dat daar tot 1860 heeft gestaan.

De in het Westland voorkomende geslachtsnaam Olyrhook heeft er ook mee te maken en wordt gezien als een verbastering van “Hoogledehoek”. En dat is weer de naam van een voormalig slot bij Schiedam. Daar komen ook namen als Van Holii, Van Hoijlede, Holierhoek, Olierook en Olijrhook vandaan. Evenals de naam van het bekende Vlaardingse Holy-ziekenhuis. Al in de jaren twintig baart de watervoorziening op tal van plekken in het Olyblok grote zorgen. Steeds meer tuinders vestigen zich in het gebied, waardoor de kwestie ook steeds urgenter wordt. Maar de jaren dertig zijn niet bepaald gunstig om grote investeringen te doen. Sommige tuinders kunnen in die tijd nog maar net het hoofd boven het eigenlijk ontbrekende water houden.

In 19411 zijn de bewoners van het Olyblok echter zo ver, dat ze precies weten hoe ze de problemen moeten aanpakken. Maar nu hebben zweer de oorlogsomstandigheden tegen. Het is daardoor niet mogelijk de plannen uit te voeren. Na de oorlog komt meteen het speciaal hiervoor opgerichte lichaam “Het Olyblok” - onder leiding van de heren Kleer, Van Rij en Van Velden opnieuw in actie. Er wordt hard en voortvarend gewerkt. Maar als dan eindelijk de eerste spade de grond in kan gaan, is er sprake van grote hitte en een daarmee gepaard gaande droogte. Het watergebrek dat dan ontstaat is zo rampzalig, dat het diverse tuinders van het Oiyblok in grote problemen brengt. Hoe groot de waternood dan wel is, bewijzen sommige telers aan de Groeneweg, die 's morgens om drie uur al in draf naar hun tuin lopen om toch maar de eerste te zijn om het 's nachts bij gezakte water op te vangen. Onder leiding van uitvoerder Bosman uit Piershil en aannemer Van der Heide wordt intussen in het Olyblok wel een groots waterbouwkundig project tot stand gebracht. De vijftig ingelanden die ervan gaan profiteren zijn wat de urgentie betreft in drie groepen verdeeld: zij die zeer vaak zonder water zitten, zij die niet te klagen hebben en zij die bij de bemalingen het minste belang hebben, omdat het hun nooit aan water ontbreekt.

Het is vooral de laatste groep die bij de aanpak van dit grote probleem een enorm gevoel van saamhorigheid heeft laten zien.

Verspreid over het Olyblok worden vier gemalen geplaatst, die elk een motor van 2 pk hebben bij een stroomverbruik van 6 KWU per dag. Per uur kunnen ze zo 72.000 liter water pompen. Deze vier pompinstallaties, waarvan drie in het 's-Gravenzandse deel en een in het deel in Naaldwijk, brengen half juni 1947 eindelijk verlichting. Het Gemeentelijk Elektriciteits Bedrijf van Naaldwijk speelt hier een belangrijke rol in. Het is immers het gemaal in het Naaldwijkse deel, dat zodra de bekende GEB-man Alsemgeest er kans toe ziet, als eerste uit Naaldwijk stroom geleverd krijgt. De drie andere gemalen kunnen pas een week later in bedrijf worden gesteld. Dat komt omdat de netspanning aan de Groeneweg nodig moet worden opgevoerd. Er is krachtstroom nodig. Als alles uiteindelijk goed functioneert, gaat er een zucht van verlichting door het Olyblok.

Voorheen Leewecht

Wat nu de Oranjesluisweg is, heette in 1947 nog Leeweg. Die naam is gewijzigd op 1 juli 1957. Maar de Galgeweg - tussen de Monnikenlaan en de Zuidweg - heeft die naam tot dan toe ook gedragen. Volgens het kaartboek van Naaldwijk heette de weg in 1620 “Leewecht” De oorspronkelijke Galgeweg werd in 1936 omgedoopt in Galgepad. Beide namen herinneren aan de vonnissen die op het Marktplein in Naaldwijk werden voltrokken, waarna de lijken op mensonterende wij ze achter een paard of op een kar naar het galgenveld werden vervoerd. Daar werden ze aan een rad of een paal tentoongesteld tot ze vergaan waren.


Op de kaart van Cruqius is het Olyblok terug te vinden tussen de Lee Wegh (bij De Lee) en
's-Gravezande Buyten. Tekening Historisch Archief Westland

 

Druivenkas toneel van plechtige opening nieuwe polder Olyblok

Het is op die zaterdag 21 juni 1947 gezellig druk op de kwekerij van Van Velden aan de Leeweg in Naaldwijk. 'Kom in de kas' bestaat nog lang niet, maar de gasten van deze voorzitter van het lichaam Olyblok komen er wel bijeen. In dit geval in een smaakvol ingerichte druivenkas. Onder hen twee wethouders, te weten M. Prins van Naaldwijk en C. W. van Baalen van 's-Gravenzande. Ze zijn er om vier gemalen van het Olyblok in werking te stellen. Dat komt, omdat het gebied in beide gemeenten ligt. Na jaren van aanmodderen wordt het nu eindelijk tot polder verheven. Eigenlijk duurt het nog tweejaar voor het officieel ook zover is dat het Olyblok zich echt polder mag noemen, maar daar hebben ze het nu even niet over. Technisch hoofdambtenaar Pieterse van Delfland, verantwoordelijk voor de hele waterhuishouding in het Westland, is opgetogen. Hij kan alleen maar met genoegen constateren, dat hier een belangrijk werk is verricht. Vooral door de uitvoerder Bosman uit Piershil, die erin geslaagd is water te brengen waar het ontbreekt en weg te halen waar te veel wordt gevonden.

 

Dit artikel komt uit:

Watersnoodramp 1953

Uit: Groot Westland
Tekst en foto Joke Wagenveld
Uitgave: woensdag 27 februari 2019

De Watersnoodramp van 1953 is de grootste Nederlandse natuurramp van de 20e eeuw. Een zware noordwesterstorm in combinatie met springtij zorgde voor dijkdoorbraken in Zeeland, Zuid-Holland en het westen van Noord-Brabant. Zo'n 200.000 hectare land kwam onder water te staan. De balans: 1836 doden, honderdduizend mensen dakloos en tienduizenden stuks vee verdronken. Het had weinig gescheeld of ook een groot deel van het Westland was onder water gelopen. In de vroege morgen van zondag 1 februari dreigde de smalle duinenrij bij slag Beukel 's-Gravenzande door te breken. Mede dankzij de hulp van 104 inwoners is destijds een ramp voorkomen.

Gerrit van den Burg zo'n beetje gezandstraald bij Slag Beukel Tijdens de Watersnoodramp in 1955 maakte
’s-Gravenzander Gerrit van den Burg (89) deel uit van de Nationale Reserve. Zijn meisje, Jo van Gemerden (82) uit Monster, was die dag naar hem toe gefietst met de stormwind in haar rug. Haar bezoekje aan Gerrit duurde echter niet lang, want Gerrit werd opgeroepen naar het Arendsduin te komen om hulp te bieden bij de duinversterking.


Gerrit van den Burg

Jo ging weer naar huis, maar van terug fietsen naar Monster was door de stormwind geen sprake meer. Jo en Gerrit moesten hele stukken lopen om niet met fiets en al om te vallen. "Toen ik bij het Arendsduin arriveerde. zag ik dat de windmeter windkracht 12 aangaf. Het bleek echter dat we daar niet moesten zijn, vertelt Gerrit. “Het was namelijk bij Slag Beukel waar een doorbraak dreigde. Lopend ben ik daar toen naartoe gesneld. Daar moest ik zand scheppen in zakken. We werkten keihard. Bij sommige mannen zag ik het bloed uit de oren komen. De huid werd beschadigd door het scherpe zand dat daarlangs werd geslagen door de wind." Ook Jo kan het zich nog herinneren: "Gerrit leek wel gezandstraald toen het achter de rug was." Gerrit vertelt dat sommige mannen zich door de geschaafde huid twee weken niet konden scheren. “Ik dacht nergens aan, er moest zand geschept worden en dat moest heel snel gebeuren. Bovendien had ik minder last van dat schurende zand. want ik had een capuchon op.

In die tijd woonde Gerrit nog bij zijn ouders aan de Mr. De Fremerystraat in 's-Gravenzande. Een groot gezin in een kleine woning, zoals zo vaak gebruikelijk in die tijd. Gerrit weet nog dat zijn broers toen ook hebben geholpen op het strand. Telefoon hadden we niet, dus iedereen moest mondeling gewaarschuwd worden. De oudsten gingen op het strand helpen en de jongsten werden ingezet om andere mannen te waarschuwen. Iedereen boven de 18 jaar moest ernaar toe. Toen het werk klaar was, was het donker. We gingen naar huis en volgden de verdere berichten op de huurradio die we hadden. Die radio huurden we van Noordam uit Naaldwijk. Iedere week kwam hij zijn centen ophalen.” Het nieuws over de omvang van de ramp werd onderling verspreid en uit de krant gehaald. “Mensen uit Zeeland werden hier opgevangen. Sommigen waren niks gewend en keken hun ogen uit. Ze werden hier flink verwend, want het waren vaak seizoen arbeiders die in tijden dat er geen werk was, moeilijk rond konden komen. Er waren schippers uit het Westland die naar Zeeland gingen om hulp te bieden. Dat weekend van de Watersnoodramp was de paniek groot. maar daarna hervatte het leven zich al snel. Er moest weer gewerkt worden en dat deden we gewoon".


Dijkherstel foto: ANP Winterberger


Dijkherstel foto: Zeeuwse bibliotheek

 

De kerk van 's-Gravenzande

In de rubriek 'De Westlander en zijn moNUment' staan karakteristieke en herkenbare bouwwerken in Westland centraal. Zowel het verleden als het heden worden in deze artikelen belicht; vandaar 'moNUment'. Deze keer de geschiedenis van de kerk van 's-Gravenzande. Een verkorte versie van dit artikel stond eerder in Het Hele Westland.

Uit: Het Hele Westland
Editie: 30 januari 2019
Door: Piet van der Valk

Na de dood van Floris IV op 19 juli 1234 ging zijn weduwe Machteld van Brabant (ca. 1198-1267) in 's-Gravenzande wonen. Ze bezat er een versterkt huis, een kasteeltje, dat lag in "De Poel", de huidige Poelzone. Machteld was de dochter van Hendrik I, hertog van Brabant en Mathilde van Boulogne. Zij was al eerder op ongeveer veertienjarige leeftijd gehuwd geweest met Hendrik II, keurvorst van de Palts, ook wel Hendrik VI van Brunswijk of Hendrik de Jongere genoemd. Deze Hendrik was toen ongeveer zeventien jaar oud en stierf twee jaar later en liet haar kinderloos achter. Toen Machteld zestien jaar was verloofde zij zich met de twaalf jaar jongere Floris IV, graaf van Holland. Het stel trouwde tien jaar later in 1224, hierdoor werd Machteld gravin van Holland. Zij kregen zes kinderen. Weer tien jaar later kwam deze Floris om het leven, tijdens een toernooi in Frankrijk. Het stel had in 1229 het cisterciënzerklooster voor vrouwen in Loosduinen gesticht. Ze liet omstreeks 1234 een kapel in 's-Gravenzande bouwen, die toen nog onder de parochie van Monster viel. Op 14 mei 1238 werd de parochie zelfstandig toen de bisschop van Utrecht, Otto III van Holland, waarschijnlijk op verzoek van Machteld, de kerk afzonderde. Deze Otto, was een zwager van Machteld.

Zoon Willem II
Een van haar kinderen Willem, kreeg de titel graaf Willem II van Holland in 1239. Hij trok met zijn moeder naar het hof in Den Haag. Machteld en haar zoon schonken de kerk niet alleen geld maar ook het patronaatsrecht. Dit hield in dat zij het recht hadden om een voorstel te doen om tot een benoeming van een priester te komen. De bisschop moest dit echter nog wel bevestigen. Maar ook het voorzien in onderhoud van deze priesters behoorde bij dit recht. En zo ontstond een sterke band met de abdij van de Norbertijnen in Beesd, gelegen aan de Linge in de Betuwe. Vanaf 1255 kwam Machteld met de abt van het klooster overeen dat de parochie door 2 priesters zou worden bediend. Deze Norbertijnen hadden rond 1210 ook al een kloostertje bij Heymond aan het Sint Jorispad, nu Naaldwijk. Vanuit dit kloostertje werd 150 jaar later ook het houten kapelletje op het Staelduin, gewijd aan de Heilige Ursula en haar Elfduizend Maagden, bediend. Twaalf jaar na het overlijden van Floris IV kreeg 's-Gravenzande in 1246 stadrechten. De kerk werd in 1261 officieel gewijd aan de Heilige Elisabeth van Thüringen, later werd Lambertus echter de schutspatroon.

Bedevaarten
Machteld schonk de kerk nog een Mariabeeld waardoor de kerk ook wel "Lieve Vrouwekerk" werd genoemd. Machteld gravin van Holland kwam op 22 december 1267 te overlijden en werd in het klooster te Loosduinen begraven. Inmiddels werden er ook wonderen toegeschreven aan het beeld, de Madonna van 's-Gravenzande. Hierdoor groeide 's-Gravenzande, overigens met andere kerken in het Westland, uit tot een bedevaartsoord. De kerk was al die jaren, mede door de inkomsten van de bedevaartgangers, flink bij kas geweest. Met als gevolg dat er de grootste en hoogste kerk van het Westland stond, zie de prent van Aert Schouman. Schouman heeft de kerk heel fraai en gedetailleerd in kleur weergegeven en aan de hand daarvan kon de bouwgeschiedenis worden gereconstrueerd. Een reconstructietekening van voor de 15e eeuw toont een kerk met een toren met Romaanse invloeden en lage spits. De ontwikkeling van de kerk lijkt dan parallel te lopen met de Oude kerk van Naaldwijk op het Wilhelminaplein. Beide kerken werden uitgebouwd naar een kruiskerk en de torens werden verhoogd. Echter in 's-Gravenzande werd de kerk in de 16de eeuw weer verbouwd en vergroot. Men vormde de kerk toen om tot een hallenkerk bestaande uit drie schepen zoals de NH kerk in Monster. De toren werd na die vergroting opnieuw opgehoogd. De gedachte dat men de afmeting van toren en het gebouw in verhouding wilde brengen houdt geen stand. Een vergelijk met andere kerken toont juist dat de toren in verhouding tot de lengte van de kerk al veel te hoog was. Op de verhoogde toren kwam ook nog een gemetselde spits te staan waardoor de totale hoogte ca 90 meter bedroeg.

Geen bedevaart meer
Dat is echt hoog, twee maal 45 meter, dat wil zeggen twee keer de huidige kerktoren van Kwintsheul op elkaar. Terwijl de lengte van de kerk maar tussen de 55 en 60 meter was. Dat ligt bij veel kerken veel dichter bij elkaar of juist dat de toren lager is, dan de kerk lengte heeft. Prestige in combinatie met voldoende geld zal ook een verleiding zijn geweest. Toen de Geuzen in 1572 vanuit Den Briel de Maas overstaken en zich o.a. ook in 's-Gravenzande vestigden werd de kerk geplunderd en in dat jaar werd de kerk in gebruik genomen voor de Protestantse eredienst. Bedevaarten waren vanaf nu uit den boze. Uiteindelijk stortte de toren eeuwen later in en verwoestte daarbij een groot deel van de kerk. Uit berichten bleek dat het een windstille dag was. De ophoging van de toren is mogelijk een van de oorzaken van de instorting geweest, men vermoedt dat de overgang van de kerk naar de toren altijd al een zwakke plek was. De onderbouw van de toren was niet berekend op de totale hoogte van de toren die in zijn geheel uit steen bestond. In combinatie met achterstallig onderhoud is de kerk in verval geraakt en de toren uiteindelijk ingestort. Het is bekend dat kort voordat de toren instortte, er al tekenen waren dat het niet goed zat. In de periode vlak voor de instorting vielen er al brokstukken van de toren. Ook wist men van scheuren in het metselwerk.

Rapporten
Deze punten werden doorgegeven aan de Haagse inspecteur van landsgebouwen, dhr. A. Noordendorp. Hij heeft nog voor de instorting, ontdekt dat de koppelijzers die de noord- en zuidmuur van de toren bij elkaar moesten houden, ernstig waren aangetast. Reparatie achtte Noordendorp echter nog niet direct noodzakelijk. Toen de toren 2 dagen later op 5 mei 1809 instortte werd Noordendorp ter verantwoording geroepen. Hij rapporteerde dat de instorting veroorzaakt moest zijn, door de slechte staat van de fundamenten en niet door de doorgeroeste koppelijzers en mogelijk het slechte voeg- en metselwerk van de toren. Slecht onderhoud is historisch gezien wel vaak de directe uiteindelijke oorzaak van het verdwijnen van veel gebouwen uit het verleden. Maar het moet financieel ook wel haalbaar zijn de kosten die vroeg of laat nodig zijn voor goed onderhoud te dragen. We mogen niet vergeten dat de toren ruim 200 jaar fier overeind stond. De toren was overigens voor de zeelieden een baken; wanneer de kaptein deze toren met die van de Nieuwe Kerk in Delft in een rechte lijn zag, was hij verzekerd dat zijn schip recht de monding van de Maas in zeilde.

Herstellen of nieuwbouw
Men had aanvankelijk haast om de kerk zo snel te herstellen. De Franse tijd waarin zich de ramp voltrok werkte niet mee om de noodzakelijke snelheid erin te krijgen. Men gebruikte nu slechts dat deel van de kerk dat nog niet ingestort was. Zes jaar na het instorten van de toren, bleek de kerk door de jarenlange blootstelling aan de weersomstandigheden niet meer te redden en werd besloten deze af te breken en een stuk kleiner nieuw te bouwen. De kerkmeesters van 's-Gravenzande ontvingen van Koning Willem I op 15 september 1814 een som van 7.000 gulden voor het herstel van de kerk. De kerk werd gerealiseerd naar het plan van de Haagse stadsarchitect Adrianus Tollus en werd uitgevoerd in een neo-klassieke stijl die aansloot bij de 18de -eeuwse Hollandse baksteenarchitectuur. De kerk is symmetrisch met de entree naar de zijde van de Langestraat inkomend. Het gebouw heeft de vorm van een zaalkerk onder een mansardekap met een klein torentje. Om een en ander te financieren werden in bezit zijnde gronden verkocht. Nadat de kerk op 1 december 1816 in gebruik werd genomen, had men alweer snel behoefte aan meer ruimte. De kerk werd in 1850 al weer uitgebreid. Aanvankelijk werd geen van de voorgestelde plannen voor uitvoering geschikt bevonden. Maar timmerman H. van Eendenburg, tevens organist van de dorpskerk, had een eenvoudig plan gemaakt, waarbij de symmetrie van de platte grond bewaard bleef. Verder werd ook in noordelijke richting de huidige consistoriekamer gebouwd.

Grafkelder van Vredenburch
Met het overlijden van Agatha Corvina van der Dussen in 1761 kocht haar man Mr. Gerard van Vredenburch 1710-1784 voor 300 gulden, twintig graven in de kerk. Hij liet er toen een familiegraf-kelder aanleggen. Dit graf omvat zes kelders, die alle door een grote zerk werden afgesloten. Vanaf het begin van de 18de-eeuw al was de buitenplaats Vreeburch (voor deze buitenplaats, zie het recent verschenen boek "Buitenplaatsen in het Westland" op pagina 239 t/m 249. Dhr. Ton Immerzeel beschrijf deze zeer uitvoerig) in 's-Gravenzande in handen van de Rijswijkse familie van Vredenburch. Toen de kelder klaar was werd het stoffelijk overschot van Agatha, die in de Oude Kerk van Delft was begraven, in deze nieuwe grafkelder te 's-Gravenzande herbegraven. Gerard was inmiddels hertrouwd met Catharina Elisabeth de Vries. Zij overleed in 1774 en ook zij werd ook bijgezet in de familiegrafkelder. Mr. Gerard van Vredenburch (zie ook het artikel over boerderij Suydervelt van 7 november 2018 in deze krant) had bij testament vastgelegd dat, wanneer hij zou overlijden, hij bij zijn twee vrouwen begraven moest worden. Daarna moest deze grafkelder dichtgemetseld worden en voor altijd gesloten blijven. Gerard en zijn zoon Ewoud schonken de kerk veel zilveren gebruiksvoorwerpen, die deels nog steeds gebruikt worden. Begin 19de-eeuw verkocht de familie de bezittingen in 's-Gravenzande maar de grafkelder werd aangehouden. Met de nieuwbouw van de kerk in 1816, kwam de grafkelder buiten de kerk te liggen. In 1829 hebben vooraanstaande familieleden een regeling met het kerkbestuur getroffen over de toekomstige bijzettingen in de overige kelders en het onderhoud van het geheel. De familie, zo bleek later, zou eeuwigdurend voor onderhoud zorgdragen. Zo kon na een historisch onderzoek in 1988 de kelder gedeeltelijk worden geopend. Begin 2003 werd een plan in samenwerking met de Kerkvoogdij van 's-Gravenzande, het Gemeentebestuur en de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed ontwikkeld en uitgevoerd. Het betrof de restauratie van de grafkelder. De restauratie werd op 25 april 2003 met de overhandiging van de sleutels van het nieuw geplaatste hekwerk rond de grafkelder afgerond.

Status
Vermeldenswaardig tot slot is dat de Naaldwijkse architect W.H.J. Jolink in 1936 een aantal interieuraanpassingen heeft doorgevoerd. De aanwezige gaanderij werd vervangen door twee nieuwe exemplaren, tevens werd de oude kansel vervangen. De consistoriekamer werd uitgebouwd en vernieuwd, en er werd een catechisatiezaal aangebouwd. Daarnaast een aantal secundaire zaken als gangen, bergingen en toiletten. Latere restauraties en uitbreidingen van de kerk vonden plaats in 1958, 1985, 2003 en 2005. Tot slot werd de kerk, nu bijna 50 jaar geleden op 11 juni 1969 als Rijksmonument onder nummer 18153 in het Rijksregister opgenomen.

Wilt u reageren dit artikel of bent u bezitter of bewoner van een monument? Mail dan naar pamvdvalk@gmail.com. Deze rubriek kwam tot stand in samenwerking met de Monumentencommissie van gemeente Westland. Bronnen: het boekwerk De Dorpskerk van 's-Gravenzande door de eeuwen heen, Historisch Jaarboek Westland 1988 "Wij Machteld, Gravin van Holland", de rubriek Streekhistorie van de WOS, geschreven door Ton Immerzeel en internet.

 Onderstaande afbeeldingen komen uit:

  

  

  

 

 

Keiharde actie voor het bos

Door: Rien van den Anker
Uit: Ouder Westland van het AD Westland
Datum: Dinsdag 12 juni 2018

Precies 65 jaar geleden zagen havenbaronnen en generaals wel wat in het Staelduinsebos.


Ook ouderen demonstreerden heel actief en fel voor het behoud van het Staelduinsebos.

Ze dachten aan munitieopslag en een golfbaan.
Het volksverzet was massaal, bijna on-Nederlands revolutionair, maar het bos werd gered.

Het waren revolutionaire jaren vorige eeuw, zo eind jaren 60, begin jaren 70. In Parijs en Berlijn, maar ook in Amsterdam, morde het volk tegen het establishment. Dat gebeurde met demonstraties, stenen en geschreeuw, en met ludieke acties. Het was de tijd van de provo's en de kabouters. De 'Driehoek Westland' kende haar eigen revolutie. Slagveld was het 's-Gravenzandse Staelduinsebos. Een groene bomenstek waarover machten als Defensie en de Rotterdamse haven wilden beschikken alsof het hun eigen achtertuin was. „Mooi niet", bitst Jan Dahmeijer van de Historische Werkgroep Oud 's-Graven zande en nog steeds actief binnen de Vereniging Vrienden van het Staelduinsebos.

In feite duurde de slag om het Staelduinsehos een halve eeuw. Maar net zoals in de 80-jarige oorlog was er niet iedere dag strijd. De 'oorlog' met de militairen begon bijvoorbeeld al midden 1953, met geruchten dat de militairen het bos wilde bezetten voor munitieopslag.

Die echte strijd begon in 1964, toen havenbaronnen Contact legden met boseígenaar Van Rijckevorsel, die we van het bos af wilde. Hij verkocht de 'groene long' en pas eind jaren 80 kwam het bos in publiekshanden. De bunkeroorlog met Defensie ging vervolgens nog wel jaren door. Pas begin deze eeuw is de laatste militaire opslagloods verwijderd.

Vooral 1970 was een onrustig jaar. Dat kwam ook omdat de tegenstand werd gebundeld via de Hoekse actiegroep De Vrije Paddenstoel. Ook D66 Maassluis liet van zich horen. Hoofdrolspeler was Fokko Abbas, een fysiotherapeut uit Maassluis, die op zaterdagen met zijn patiënten trimclub door het bos rende.

Keerpunt voor de tegenstanders was het moment dat op 28 mei 1970 bulldozers de eerste bomen omhaalden. Dat gebeurde overigens illegaal. De 'hakkers` zijn later bekeurd, want ze waren een maand te vroeg aan het gegaan.

Kort daarop was er een rumoerige gemeenteraadsvergadering in 's-Gravenzande. Op de publieke tribune, waar burgemeester Mumsen goed zicht op had, werden almaar meer stoelen aangedragen. Mumsen kreeg het hierdoor steeds benauwder. Na een aantal opmerkingen en hoongelach dreigde hij de zaal te laten ontruimen.

Maandenlang was Westland een wereld vol spandoeken, demonstraties en actievoerders. Er waren campagnes om privébrieven naar de golfclubvoorzitter te sturen, er was een actie om honderden mollen in het bos los te laten. Er werd over het hekwerk geklommen om 's nachts illegaal in tenten te slapen. Anderen gingen jonge bomen planten. Of oude tellen Er waren ook volksvergaderingen'. Actievoerders wilden het militaire gedeelte bezetten, maar de bewaking daar was zo slecht dat de illegale slapers maar geen militairen tegenkwamen.

Begin jaren 80 bonden de havenbaronnen in. Ze kwamen met tegen voorstellen om het Staelduinsebos te ruilen voor iets anders. Belangrijk was daarbij het (nooit gerealiseerde) plan voor de Rijnpoorthaven tussen Maassluis en het dorp Maasdijk langs de Nieuwe Waterweg. Achteraf is die mede een soort ruilmiddel geweest, waarbij zowel met havengrond als groenstroken flink heen en weer is gehusseld.

Na die rumoerige jaren was het lang stil. Eigenlijk was de strijd na twee hete zomers voorbij. Het bos leek gered. Er was een soort vredesverdrag, maar de havenbaronnen wilden wel hun aankoopgeld terugzien. En omliggende gemeenten, provincie en demonstranten konden niet 'zomaar' een miljoen ophoesten. Voor veel actievoerders was daarmee de bosstrijd niet afgelopen: ook Defensie hoorde er niet thuis. Het afschrikwekkende verhaal dat er vlakbij dichtbevolkte gebieden kernwapens zouden liggen, was voor hen een perfect actiemiddel. Deze strijd was in de jaren 80 overigens beschaafd, met papier en aan de vergadertafel. In 1988 werd uiteindelijk het hele bos opengesteld voor het publiek. Maar het duurde nog ruim een decennium voordat het ministerie de zeven miljoen aan sloopgeld ophoestte.


Foto: Actievoerder Fokko Abbas biedt de s Gravenzandse burgemeester Mumsen een petitie aan

Touwtrekken in onze streek.

Uit: WestlandToen
Door: Jan Holtkamp
Editie: 7, jaar 3
Datum: Dinsdag 12 September 2017

'Laat me alleen, alleen met al m’n verdriet 't is beter' dat ik nu geen mensen zie Niemand, niemand, niemand die me 'troosten kan…

De grote hit van Rita Hovink. Maar wat heeft Rita met touwtrekken te maken? Nou  Rita zelf eigenlijk niets, maar de verbinding is de Rita Hovink Fanclub. Deze club neen jarenlang, 17 keer in totaal, de Westlandse Kamioenschappen 'Kassie Trekken' georganiseerd, een binnen touwtrek evenement in een Westlandse kas dat in zijn tijd waanzinnig populair was en vele teams aantrok. Helaas was de editie van 2015 de laatste.

Op dit moment zijn er in onze streek een tweetal touwtrek verenigingen actief, de oudste zijn de Noormannen” uit “s-Gravenzande waar op Koninginnedag 1979 aan de Heenweg  enkele ploegen een wedstrijd trokken en van daaruit ontstonden Westlandse kampioen schappen, het werd steeds fanatieker en er werd vooraf getraind, zo ook door de “Staelduin Boys” uit de omgeving van het Staelduinse bos. Voor sommigen ging het te ver en zij haakten af en werden vervangen door jongens uit Heenweg, na wat gebakkelei over de naam ging de club verder als TTV Noormannen mede doordat plantenkwekerij Noordam de kledingsponsor werd. Het ging crescendo met de club en in 1986 werd voor het eerst een jeugdploeg opgezet. Deze jeugdploeg deed het goed en ging in toernooien vaak met zware” jongens aan de haal. Er was in ie tijd een Westlandse competitie met zo’n 10 ploegen, maar toch liep het terug en was men aangewezen op toernooien in Gorinchem en op de Zuid Hollandse eilanden. Jarenlang waren de resultaten wisse end en werden enkele keren deel genomen aan de Nederlandse kampioenschappen. Hoogtepunt was de 2e plaats die het jeugdteam in 1994 behaalde tijdens de N-K, opmerkelijk omdat het touwtrekken werd gedomineerd door ploegen uit Oost Nederland. In juni 2001 werd het onderkomen aan de Koningin Julianaweg in gebruik genomen compleet met training en wedstrijd terrein.

De andere vereniging is “De Groene Oase”.( hun clubtenue is overigens blauw) uit Maasland, zij zijn voortgekomen uit mensen die als gezamenlijke hobby het houden van duiven hadden. Op Koninginnedag 1982 deden voor et eerst mee en dat beviel uitermate goed dat ze onder leiding van Stoffel Quak aan meerdere evenementen mee deden. Tijdens de braderie van de Steendijkpolder wonnen ze hun eerste beker en sloeg Stoffel uit enthousiasme zijn witte klompen aan barrels. In 1989 werd het een echte vereniging en werd er ook getraind en aansluiting gezocht bij de NTB, inmiddels was er ook een damesteam de gelederen komen versterken. Door de serieuze trainingsaanpak bleven de resultaten niet uit en werd in 1994 door zowel de Heren als Dames de eerst Nationale outdoor titel binnengehaald. Waar oorspronkelijk buiten op de grond werd getrokken verschoof langzaam de animo naar het indoor touwtrekken, de Dames behaalden in totaal 5x het nationale goud en hoogtepunt was de indoor titel van 2003 in De Lier. Als huldiging werden de dames op een huifkar door de straten van Maasland gereden. Lijkt het je wel wat het touwtrekken?

Kijk voor meer info op de websites van de clubs:
www.noormannen.com  
of
www.groeneoase.nl

Hieronder een aantal van internet gehaalde foto's

Door:

 

Nicolaus Cruquius
en de Heemraadschuur van ’s-Gravenzande

Uit: Westland Toen
Editie: jaargang 3, oktober 2017
Door: Maarten van der Schaft

Een ieder die de Schouman expositie in het Dordrechts Museum heeft gezien, zal verwonderd zijn geweest dat het Westland zo veelvuldig door hem is geschilderd. Schouman’s relatie met Hendrik en diens zoon Barthout, Baronnen van Slingelandt, eigenaren van de buitenplaats Zuydwindt, lag ten grondslag aan deze collectie. Hierover verscheen eerder een artikel in Westland Toen d,d. juli 2017 (editie Jaar 3, nr.6 ). De Westlandse glorie reikt nog verder omdat diverse schilderingen in bezit zijn van het Rijksmuseum te Amsterdam en ook van het Louvre Museum in Parijs. Naast de twee wanden in het Dordts Museum met 40 afbeeldingen van de Westlandse buitenplaatsen Zuidwind en Patijnenburg, heeft Schouman nog 8 afbeeldingen gemaakt van de belangrijkste plaatsen van ‘s-Gravenzande waaronder de visbanken en de  Rederijkerskamer, de pastorie, het armenhuis en de haven. Het strategische belang van de kustbewaking en de fascinatie voor de zee zal ongetwijfeld een rol hebben gespeeld bij de vastlegging van dit landschappelijke beeld van de heemraadschuur. Er is verschil van inzicht of de aquarel in 1731 (jong, wat houterig werk) of in 1781 is vervaardigd. Voor het laatste zou pleiten de rol van Hendrik’s zoon Barthout als hoofdingeland van Delfland . Ook de Delflandse dijk bij Monster werd vastgelegd. Beide stukken zijn in bezit van het Gemeentearchief van Delft.

Behoud van het randje van het landje.
Door de eeuwen heen waren er diverse methoden om de strijd tegen de opdringende zee te voeren. Naast helmbeplanting en rietschuttingen timmerde men eiken “platinge” aan de duinvoet óm duinafslag te voorkomen. Het Hoogheemraadschap had een traditie van ‘gemeenlandthuyskens’ waar 'seylen en berryen mit mandekes’ voorhanden waren. centraal bij de bouw van de Heemraadschuur in 1719 staat het vaderlandse belang van een goede kustbewaking en behoud van de duinstreek tegen de gevaarlijke zee met zijn stormen. Chartermeester Postma van het Hoogheemraadschap Delfland beschrijft dat midden 17e eeuw de Kapittelduinen ten zuiden van Ter Heijde zo smal waren dat bij iedere storm gevaar van het onderlopen van duinvallei `De Bank' bij 's-Gravenzande dreigde. In maart 1713 bezweek daar een dijk en schreven de dijkgraaf en de hoogheemraden “ Dat de stranden en duinen van de Heyde aff tot den Hoeck van hollandt door menigvuldige stormen van jaar tot raar merkelijk aff namen en niet buyten becommeringen zijnde dat de zee tot tegen de Maasdijck agter 's-Gravensande, die maar van sant is, staat aan te komen'. De in 1719 aanbestede Heemraadschuur diende naast bergplaats voor materialen ook als pied-à-terre voor dijkgraven en hoogheemraden tijdens het schouwen en inspectiewerk. Het moet een aanzienlijk gebouw zijn geweest met een eetzaal- “een ed’lens kamer,-, een wijnkelder en een paardenstal. Het gebouw werd ernstig beschadigd tijdens de 4e Engelse oorlog toen er soldaten waren gehuisvest. Na renovatie in 1787 werd tijdens een uitvoerig feestmaal een kristallen bokaal met een gegraveerde schuur met inscriptie Op het Welvaaren van Delfland, aangeboden. Het werd traditie dat wie uit de bokaal dronk zijn naam in een register liet optekenen. Op 16 mei 1849 vierde' de gezworen klerk van Delfland, Jacob Landmeter er zijn 84e verjaardag met een dronk op `behoud van het randje van het landje'. De gegevens van Postmais artikel zijn ook vermeld in een blad uit 1986 van de Buurtvereniging Monsterseweg.

Nicolaus Cruquius.
Iemand die vaak in de heemraadschuur zal zijn geweest was de beroemde kaartenmaker en landmeter Nicolaus Cruquius (1678-1754). Cruquius, geboren in West Vlieland, verhuisde op jonge leeftijd naar Delft waar zijn vader, naast zijn kosterschap, werkte voor de VOC. In 1712 werd hij landmeter (niveau notaris) bij Hoogheemraadschap Delfland en maakte hij samen met broer Jacob een gedetailleerde kaart van Delfland, noch steeds geraadpleegd door streekhistorici. Een studie geneeskunde bij Boerhaave in Leiden onderbouwde zijn wetenschappelijke interesse. Professor Dr. Z. W. Sneller, befaamd historicus- van het Rotterdams bedrijfsleven en grondlegger van de economische faculteit van de Vrije Universiteit in Amsterdam, heeft een prachtig essay geschreven over de briljante en tegelijk tragische figuur Cruquius. In 'De landmeter N. S. Cruquius en zijn plan tot doorgraving van den Hoek van Holland, anno 1731' staat beschreven dat Cruquius, vanwege zijn faam door de Hoogheemraden om raad werd gevraagd inzake de permanente afslag van de Delflandse duinen. In 1700 bijvoorbeeld was een gat geslagen, in 1711 drie grote gaten, in 1713 en 1715 werd een zanddijk weggeslagen.

Strijd tussen Cruquius en Anemaet.
Cruquius die zich bediende van wetenschappelijke waterpeilingen en meteorologische gegevens, was van mening dat een verruiming van de Maasmond met een doorgraving van den Hoek van Holland ruimte zou scheppen om de kustdruk te verminderen en zandaangroei van de duinen zou bevorderen. Hoogheemraden zagen tegen de kosten op en kozen voor een eenvoudiger plan van Cruquius” tegenstrever Steven Anemaet, directeur van zeewerken, met aanleg van houten hoofden als stormbreker, verbonden door een staketwerk. Verslagen van Delfland tonen een verbeten Anemaet die niet ophoudt zijn gelijk te krijgen. Anemaet”s praktische en korte termijn oplossing won het van Cruquius” structurele aanpak waar ook wel wat op was te dingen. De strijd tussen beide plannen was er een van praktijk versus wetenschap en aldus Sneller tussen tactiek en strategie. In de jaren tussen 1731 en 1733 moet, met besluiteloze heemraden, veelvuldig zijn vergaderd in de Heemraad schuur. Cruquius bleef staan voor zijn ideeën en trok zich verbitterd terug. Hij, een eenzelvige en gevoelige natuur, werd daarna landmeter bij Hoogheemraadschap Rijnland waar hij nog plannen maakte voor de aanleg van een sluis bij Katwijk en droogmaking van de Haarlemmermeer. Van al zijn plannen heeft Cruquius er geen uitgevoerd gezien. Toch waren ze, aldus Sneller, “dragers van vruchtbare toekomstgedachten'. Voor het Maasmond gebied herleefde een eeuw later de doorgraving van de Hoek van Holland alias de aanleg van de Nieuwe Waterweg door Pleter Caland. Cruquius, grondlegger van de gedachte van de Nieuwe Waterweg, was zijn levenlang vrijgezel en sleet zijn laatste dagen, ”oud, blind en eenzaam), in het oude gemeenlandshuis van Rijnland in Spaarnwoude. Hij werd begraven in de stille dorpskerk van Spaarndam waar een zerk en een eenvoudig gedenkraam de herinnering levend houden aan een 'groote landmeter, cartograaf en bouwkundige'.

Afbeeldingen door Brobbel en Houbolt.
Schouman”s houten heemraadschuur uit 1719 heeft in de twee eeuwen van haar bestaan door brand-en stormschade diverse aanpassingen ondergaan. Rond 1900 woonde er Delfland schuurbaas A. H. Vreugdenhil. Via familierelaties heeft de 's-Gravenzander Piet van der Hout (lid van Oud-“s-Gravenzande) een glazen schaal van het servies dat werd gebruikt voor aspergediners na de 'schouw’, kunnen schenken aan het Westlands Museum. Van der Hout heeft ook nog fundamenten van de schuur met ijsselsteentjes aangetroffen. Er bestaan twee laatste afbeeldingen van de heemraadschuur die nogal verschillen. De ene is van de Vlaardingse schilder Bonefacius (Bob) Brobbel. die veel (foto)- lithos maakte van Hollandse plekjes. De Brobbel tekening behoorde tot de collectie van de in 2014 overleden dokter L. G. van Rijn . Deze had tijdens zijn huisartsenpraktijk in 's-Gravenzande een goed oog voor het ‘s-Gravenzandse kunstbezit en schonk zijn collectie aan het Historisch Archief Westland. Het lijkt er op dat Brobbel rond 1930 zijn tekening heeft gemaakt op basis van een foto uit 1900. De bouwvallige charme werd in 1932 - vier jaar voor de sloop, nog vastgelegd door Eduard Houbolt, een Haagse schilder die veel historische plekken rond Den Haag heeft geschilderd. In Westland Toen van april j.l (jaar 3, editie nr 4) stond een rapportage van zijn werk.

Directiegebouw Delfland 'de Arendsduin’.
Niet ver van de toen nauwelijks meer functionerende Heemraadschuur werd in 1906/07 een groot Directiegebouw "de Arendsduin“ met opzichterswoning gebouwd in neo- classistische stijl, hier afgebeeld. Het imposante Directiegebouw werd in 1942 door de Duitsers, gevorderd die er de Organisation TODT (OD) wilden vestigen. Echter in 1943 werd het gebouw gesloopt vanwege de aanleg van de Atlantik Wall. Het daarna in 1965 geplaatste dienstgebouw is onlangs gesloten omdat de duinengroei van de laatste decennia geen speciale voorzieningen behoeft. De techniek van duinbewaking is veranderd door gebruik te maken van de natuur en duinen aan te leggen in harmonie met de zee. Volgens Professor Ronald Waterman, die de oude kustlijn van Hoek van Holland naar Scheveningen ontdekte, zijn de strekdammen niet nodig omdat ze de kust juist aantasten. Misschien staat de nieuwe theorie van de zandmotor wel dicht bij de ideeën van Cruquius, de visionair van de Nieuwe Waterweg, die zijn tijd te ver vooruit was.

Door:

 

 

Concert geweigerd om conflict.

Door: Aad van Holstein
Uit: AD Haagsche Courant, Westland Dichtbij 3 augustus 2006

Direct na de Tweede Wereldoorlog pakken de Westlanders de draad weer op. Ook de plaatselijke muziekverenigingen laten weer van zich horen. Letterlijk en figuurlijk, want een van de eerste muziek concoursen in Naaldwijk in 1946 zorgt al direct voor een conflict tussen de organiserende vereniging en een van de deelnemende korpsen.

De eersten, die vlak na de oorlog in het Westland met veel fanfare de straat opgaan zijn de muzikanten, leden van de plaatselijke muziekkorpsen. Er Worden ook al gauw weer concerten gegeven in muziektenten, ook al ontbreken nog vaak de in de oorlog ’verdwenen’ uniformen. Ook Worden er - om het peil te verbeteren - meteen al concoursen georganiseerd, zoals in Naaldwijk op 12 juli 1946 door de R.K. Harmonie Sint Adrianus.

Als velen zich tijdens dit overigens goed verlopen concours rondom het podium scharen, waar volgens het programma gespeeld moet Worden door de Naaldwijkse muziekvereniging Crescendo, blijkt tot ieders verbazing dat het ’s-Gravenzandse Kunst en Strijd heeft plaatsgenomen.

Is er een fout gemaakt?
Nee, er is iets anders aan de hand. Crescendo weigert op te treden, omdat het bestuur meent tekort te zijn gedaan door de jury. Het korps dacht namelijk in aanmerking te zijn gekomen voor een eerste prijs, maar het kreeg slechts de tweede prijs. Enkele leden komen daartegen in het geweer en zijn van mening dat met de puntenlijst is geknoeid. Een jurylid zou tijdens het spelen van Crescendo een toegekende 7 alsnog in een 6 hebben veranderd, maar een 7 weer in een 8, zodat het aantal punten weliswaar gelijk bleef, maar het resultaat toch in een tweede prijs uitmondde. De puntenlijst is daarna officieel goedgekeurd en dus van kracht.

Maar omdat het bestuur van Crescendo het desondanks niet met de gang van zaken eens is, weigert het de leden toestemming te geven om te concerteren. Kunst en Strijd speelt en het programma van het concours wordt gewoon afgewerkt. Om het vervelende conflict tussen St.-Adrianus en Crescendo toch in der minne te schikken wordt op zaterdagavond 20 juli in hotel Torenburg een conferentie belegd. Het Crescendobestuur geeft daar wel toe dat het concert eigenlijk had moeten doorgaan, maar is niet bereid een beledigende brief aan het bestuur van St.Adrianus in te trekken. Adrianus voorzitter D. Th. van Dijk - die veel functies in Naaldwijk vervult - probeert de gemoederen nog te sussen, maar dat lukt hem niet. ,,Er zijn veranderingen aangebracht, maar ze hebben niets te maken met fraude of iets dergelijks,” zegt hij. De leden van de huidige Naaldwijkse muziekvereniging Fusica zullen nu, zestig jaar later, smakelijk om dit incident kunnen lachen, want dat zij al weer jaren samen spelen is het resultaat van een fusie tussen Crescendo (C) en Adrianus (A).

 
Na de oorlog marcheerde de harmonie St. Adrianus nog zonder uniform door Naaldwijk.
Hier over het Wilheiminaplein met als dirigent W. Grebel.

FOTO MARCEL VAN DER VLUGT

 

 


uit:

Rel om busvervoer in s-Gravenzande 1926.

Uit: Het Hele Westland 8 juni 2006
door: Martinus Duiventoren

Tachtig jaar geleden, in 1926 is het rumoerig in het anders zo rustige ’s-Gravenzande. Geen wonder, want een particuliere busonderneming die onder de naam Coöperatie de verbinding met Den Haag onderhoudt wordt uit Den Haag geweerd. In de Spaansche Vloot in de Langestraat wordt een belangrijke vergadering gehouden.

De oorzaak van de hele kwestie is, dat de Westlandsche Stoomtramweg Maatschappij voor wat het vervoer naar Den Haag betreft een monopolypositie heeft verworven. De gemeente Den Haag wil duidelijk af van ‘allerlei wildgroei’ die op het gebied van openbaar vervoer met autobussen is ontstaan. Maar de meeste Westlanders vinden dat de streek in het geheel niet gebaat is bij een dergelijk monopolie. Dat heeft het verleden volgens hen bewezen.

De Westlandsche Courant schrijft zelfs dat “de groote kwestie is, dat de Westlandsche Stoomtram hier nooit iets voor het publiek heeft willen doen. Toen de WSM het monopolie had (dus voor er concurrentie kwam van kleine busondernemingen, MD.) kon er letterlijk niets, waardoor er een geest van verbittering tegen de Westlandsche is gekomen."

Begin mei 1926 meldt de Haagsche Courant dat zich in de avonduren herhaaldelijk groepjes mensen op het Marktplein in ’s-Gravenzande vormen om te bepraten wat te doen tegen het feit, dat de bussen van de Coöperatie weer worden gedwarsboomd. Het gaat om een van die particuliere ondernemingen die een concurrerende busdienst tussen ’s-Gravenzande en Den Haag onderhoudt. De onderneming is opgericht door G. J. Duyneveld met het idee “dat er in de wereld nu eenmaal concurrentie moet bestaan”. De kantonrechter lijkt dat aanvankelijk met hem eens te zijn als de gemeente Den Haag een rechtszaak tegen hem aanspant. Maar hij wordt niet vrijgesproken omdat hij zo’n groot gelijk lijkt te hebben, maar omdat zijn bussen - waarin hij uitsluitend leden van zijn Coöperatie vervoert - niet beschouwd kunnen worden als middel van openbaar vervoer.

Daar reageert Den Haag weer op door een verordening in het leven te roepen, waarmee de bussen van de Coöperatie wel degelijk als openbaar vervoer worden aangemerkt. Gedeputeerde Staten weigeren daarna dit besluit weer te vernietigen. Daar volgt weer een verzoekschrift op aan de Koningin. Sommige ‘s-Gravenzanders kunnen dan niet meer wachten op haar antwoord en beginnen eigen rechtertje te spelen.

Zij gaan daarbij zelfs zover, dat zij de banden van enkele bussen van de WSM laten leeglopen en ruiten van autobussen vernielen, waarop op een avond om tien uur zelfs manschappen van de marechaussee uit Loosduinen per stoomtram naar 's-Gravenzande worden gedirigeerd om orde op zaken te stellen. Zelfs van die tram worden door woedende ‘s-Gravenzanders enkele ruiten vernield. Ze geven ermee uiting aan hun verbittering over de maatregelen die het Haagse gemeentebestuur heeft genomen tegen de concurrerende busdienst. De leden van de Coöperatie kunnen daardoor niet meer een dubbeltje goedkoper en vaak tien minuten korter met een eigen bus worden vervoerd. Ze mogen immers met ingang van 1 mei 1926 helemaal met meer in Den Haag komen. Dat verbod geldt overigens niet alleen voor de Coöperatie, maar ook voor enkele andere  particuliere busondernemingen, zoals Van Ommeren die een lijndienst tussen Monster en Den Haag verzorgt.

“Die krijgt nooit een standplaats in Den Haag, want ik heb het monopolie gegeven aan de WSM”, dreigt burgemeester Patijn van Den Haag die daarna duidelijk laat merken, dat hij de baas is, want op 4 mei wordt een chauffeur van Van Ommeren ter plekke bekeurd, omdat hij aan de Lijnbaan een standplaats heeft ingenomen. Zelfs wordt passagiers die in willen stappen de toegang tot de bus ontzegd. Een dag later wordt een andere chauffeur tussen twee agenten meegenomen naar het bureau. Een reserve chauffeur is echter daarna toch met de bus weggereden.

Dat men kinderachtige maatregelen niet schuwt, blijkt uit een verleende ontheffing van de verordening. Van Ommeren mag daarmee alleen via een door de gemeente Den Haag vastgestelde route rijden. Die voert van Monster naar Den Haag, maar clan wel via de Leiweg en Rijswijk, waarbij een brug moet worden gepasseerd, die echter gesloten is voor vrachtwagens met een gewicht van 2000 kilogram! Later mag toch bij de gratie Gods over de Lozerlaan worden gereden, maar een dergelijke rit levert Van Ommeren geen geld op.

In hotel de Spaansche Vloot aan de Langestraat wordt door een voorlopig samengesteld comité een protestvergadering tegen dit alles belegd. Het wordt immers in het belang van het hele Westland gevonden dat er naast de WSM plaats blijft voor particuliere ondernemingen. Voor een gezonde concurrentie. De Coöperatie besluit in deze vergadering, die bezocht wordt door tal van sympathisanten, nieuwe bussen aan te schaffen en een lijn te openen van ‘s-Gravenzande naar Voorburg. Daarbij wordt vanzelf de Lijnbaan gepasseerd zodat een vaste standplaats daar niet meer nodig is.

Onder luid applaus wordt besloten een telegram aan de koningin te zenden, waarin haar verzocht wordt een vrij concurrerend autobusverkeer in het Westland te willen bevorderen, Burgemeester mr. J. Brunt van ‘s-Gravenzande, die heel anders over het openbaar vervoer denkt dan zijn Haagse collega, beschouwt het op deze manier onderdrukken van de concurrentie als iets middeleeuws. “lk ben volstrekt niet buitengewoon vooruitstrevend", laat hij weten. "Maar dit standpunt van Den Haag is toch wel wat al te conservatief.“


Hotel Restaurant De Spaansche Vloot

 

 


's-Gravenzande De Vaart met losplaats ca. 1905, ontvangen van Riana Luiks uit Utrecht.


Deze ansicht ontvingen we van Riana Luiks uit Utrecht op 12 december 2005.


ontvangen van Hans Rebers 15-11-2006  ontvangen van Hans Rebers 15-11-2006
Bovenstaande ansichten ontvangen van Hans Rebers 15-11-2006
 


's-Gravenzande anno 1793


Na het jaar 1000 vormden zich in de monding van de Maas, door een samenspel van zee, rivier en wind, zandbanken. Hierop ontstonden duinen met daarachter hoge onbedijkte gronden. Dit gebied, ten noorden van het huidige 's-Gravenzande, wordt in de oudst bekende stukken vermeld als ‘‘Zande’’.
De graven uit het Hollandse huis hielden zich hier in de eerste helft van de 13e eeuw geregeld met bedijkingswerk bezig. Dat de naam van het dorp Zande veranderde in 's-Gravenzande wijst erop dat de graven van Holland hier van grote betekenis zijn geweest.

Rond 1230 verbleven Floris IV en zijn echtgenote Machteld van Brabant vaak op hun grafelijk hof in 's-Gravenzande. Funderingsresten van dit hof zijn teruggevonden langs de huidige Nieuwe Vaart.
Na de dood van Floris bewoonde Machteld dit hof permanent tot aan haar overlijden in 1267.

Rond 1242 bedijkten zij en haar zoon graaf Willem II nieuw land. Waarschijnlijk ging het hier om de aanleg van de Maasdijk. Hierdoor werd een groot gedeelte van het grondgebied tegen overstromingen beschermd.

Op aandringen van gravin Machteld verleende haar zoon, graaf Willem II, in 1246 aan 's-Gravenzande het stadsrecht. Gravin Machteld liet hier een kerk bouwen, die gewijd werd aan de Heilige Elisabeth van Thüüringen. Vlak voor Machtelds dood schonk zij de kerk een Madonnabeeld, dat nog aan deze heilige toebehoord had. Het verhaal ging dat dit Madonnabeeld grote wonderen kon verrichten. 's-Gravenzande groeide hierdoor uit tot een belangrijke bedevaartplaats. De kerk verkreeg veel inkomsten, zodat in de loop van de 14e eeuw een grotere kerk gebouwd kon worden: een drie schepige hallenkerk met een toren van ongeveer 85 meter hoog. Nadat deze kerk in het begin van de 19e eeuw was ingestort, is op deze plaats de huidige Dorpskerk gebouwd.

Op de plek waar nu het oude veilingterrein ligt, stonden in de middeleeuwen een begijnhof en een klooster. Het begijnhof is vóór het jaar 1255 gesticht door gravin Machteld en was waarschijnlijk het oudste begijnhof in de noordelijke Nederlanden. In de 18e eeuw is op het terrein van het voormalige begijnhof door de familie Van Vredenburch de buitenplaats Vreeburch gebouwd.
Reguliere Kanunniken stichtten in 1427 een klooster in 's-Gravenzande.

Aan het Marktplein stond de herberg "De Borsboom", later "De Spaansche Vloot" geheten. De oudste vermelding van deze herberg stamt uit 1543. Omstreeks 1690 brandde het gebouw geheel af en werd de herberg herbouwd tot haar huidige vorm.

In de 17e en 18e eeuw kochten rijke handelaren, magistraten en reders uit de Hollandse steden op het platteland een buiten. Zij bouwden kapitale villa’’s en legden barokke tuinen en fraaie parken aan. In 's-Gravenzande zijn zo’’n twaalf van deze buitenplaatsen geweest.

De tuinbouw heeft in de geschiedenis van 's-Gravenzande een belangrijke rol gespeeld. Het grafelijk hof, het begijnhof en het klooster hebben in deze plaats stimulerend gewerkt op de teelt van landbouwgewassen.

In de 14e eeuw was al sprake van export van knoflook, kool en uien vanuit deze streek naar Engeland. De intensieve tuinbouw kwam echter pas na 1800 tot ontwikkeling.
In 1914 werd Hoek van Holland afgescheiden van 's-Gravenzande en aan het grondgebied van Rotterdam toegevoegd. In de Tweede Wereldoorlog waren er nauwelijks directe oorlogshandelingen in 's-Gravenzande. Door de ligging vlakbij de toegang tot de havens van Rotterdam heeft de bezetter zich hier wel genesteld. Ruim 400 woningen werden afgebroken om schootsveld te verkrijgen.

Na de oorlog werd snel een begin gemaakt met de wederopbouw van de gemeente.

Meer informatie over de geschiedenis van 's-Gravenzande vindt u in de volgende boeken:
* 's-Gravenzande in verleden en heden
* 's-Gravenzande door de eeuwen heen; grepen uit 750 jaar stadsgeschiedenis
* Stad binnen de Vesting ('s-Gravenzande en haar bevolking in de Tweede Wereldoorlog).

's-Gravenzande is een kustgemeente met een breed, drie kilometer lang Noordzeestrand.
Behalve aan het strand is het ook goed vertoeven in het fraaie Staelduinse Bos. Dit typisch duinbos, waarin u vrijwel alle in Nederland voorkomende bomen aantreft, ligt op het grondgebied van 's-Gravenzande. Midden in het bos ligt het informatiecentrum "d' Oude Koestal". Daarnaast is er ook binnen de bebouwde kom veel aandacht voor groenvoorzieningen.
Na de oorlog is het inwonertal van 's-Gravenzande sterk toegenomen. Dit aantal bedroeg in 1945 7.200, in 1965 was het 11.000 en in 2000 ruim 19.000.
Momenteel worden er woningen gebouwd of zijn er plannen in ontwikkeling op de locaties Vreeburgh-Oost en Vreeburgh-West.

Met de toename van het aantal woningen en inwoners is ook het voorzieningenniveau toegenomen.
Voor sportactiviteiten kan gebruik worden gemaakt van het Julianasportpark (voetbal, korfbal en tennis), de Westlandhal en een tennishal met squashbanen. Naast het in 1996 geopende zwem- en sportbad Maesemunde is in 1998 een multifunctioneel centrum gereed gekomen, waarvan diverse verenigingen en instellingen gebruik maken.

Ook het centrum van 's-Gravenzande is in de loop van de jaren veranderd. Door de regelmatige modernisering van winkels en de bouw van overdekte winkelcentra is een gevarieerd winkelbestand ontstaan, dat vele kopers trekt uit de ruime omgeving van 's-Gravenzande. In de afgelopen jaren is een ambitieus reconstructieplan uitgevoerd om het centrum nog aantrekkelijker te maken.
Veel aandacht wordt besteed aan het culturele klimaat. In nauwe samenwerking tussen gemeentebestuur, Culturele Raad en particulieren kwamen onder andere de Muziekschool, de Kunstuitleen en het Stadsjournaal tot stand.

Uniek in het Westland is de 's-Gravenzandse beeldenverzameling. In totaal zijn er tot nu toe 20 beelden geplaatst, verdeeld over het centrum en de woonwijken. In het centrum vallen vooral het beeld "De Westlander" op het Vaartplein en het beeld ter herinnering aan gravin Machteld op het Marktplein in het oog.
's-Gravenzande - de Glazen Stad aan Zee - is een dynamische gemeente waarin het goed wonen, werken en recreëren is.

 

 

Buitenplaats Vreeburg in '-Gravenzande

Uit: Groot Westland
Uitgave: 21 Augustus 2019
Door: Piet van der Valk
Foto: uit Groot Westland

De buitenplaats Vreeburg in 's-Gravenzande was gelegen aan de oostzijde van de dorpskerk. Aan wat nu de Vreeburghlaan is. De buitenplaats is gesticht op de plaats waar in de middeleeuwen het begijnhof gelegen was. Het begijnhof werd tijdens de  Reformatie in beslag genomen door de Staten van Holland en verkocht aan particulieren. Zo kwam dit gebied in bezit van Francois Meerman, een zeer gefortuneerd koopman uit Delft. Francois Meerman liet de meeste gebouwen en andere opstallen afbreken om op het vrijgekomen terrein een buitenplaats aan te leggen met siertuinen en een luxe woonverblijf. Het nieuwe huis werd gebouwd aan de Vaart. Het grote huis was gebouwd in een u-vorm met een ruime binnenplaats van waaruit je direct de tuin in kon lopen.

Hoe de tuin er uitzag is mooi te zien op oude landkaarten. De tuin was ongeveer 5 hectare groot. In de tuin bevond zich ook een kunstmatige heuvel, die als uitkijkpunt diende en een mooi uitzicht bood over het Westland, de zee en de Maasmonding. De historicus Van Bleijsuviicks beschrijft deze heuvel in 1667. Volgens hem heeft Meerman de 'berg' aan laten leggen om tijdens een strenge winter ongeveer vijftig arbeiders werk te verschaffen. De berg werd daarom in de volksmond de bedelaarsberg genoemd. Volgens Van Bleijswijck was dit de eerste kunstmatige heuvel die in ons land op deze manier werd opgeworpen. De heuvel werd door Meerman de 'Vreederijks- of Salomonsberg" genoemd. Waarschijnlijk is de berg zo genoemd na het sluiten van de vrede van Münster, waarmee de Tachtigjarige Oorlog ten einde kwam. De buitenplaats werd sindsdien ook Vreeburg genoemd.

In 1717 werd Vreeburg gekocht door de familie Van Vredenburch, ook afkomstig uit Delft. Zij waren rijk geworden door de handel op Nederlands Indië en kregen daardoor ook bestuurlijke invloed. Zij waren o.a. bewindhebber van de Delftse Kamer van de VOC. Gerard van Vredenburch heeft omstreeks 175o een vijftal aquarel schilderingen van het grote huis van Vreeburg laten maken, waarschijnlijk door Aert Schouman. Hierdoor is er een goed beeld gekregen van hoe het huis er heeft uitgezien.

Gerard van Vredenburch heeft in 1774 in de oude kerk van 's-Gravenzande een familiegrafkelder aan laten leggen. Bij het overlijden van Gerard werd er door de familie een fraaie set avondmaalszilver aan de kerk geschonken. Het familiegraf bestaat nog steeds, zij het dat de grafkelder nu buiten de kerk ligt omdat de oude kerk in 1809 verwoest werd door het instorten van de toren en er een kleinere kerk voor in de plaats kwam.

 

 

 


Marktplein in ’s-Gravenzande.

Er is nog maar weinig over om de herinneringen mee te delen.

Uit: Westlandsche Courant woensdag 14 juli 1993
Door: Peter Paul Marijnen

's-Gravenzande
Het beste komt het Marktplein tot zijn recht als de schapen er worden geschoren of kinderen er hun oude speelgoed te koop aanbieden onder het lover.
De rest van de tijd moet het voormalige oefenterrein van middeleeuwse ridders zich vooral op eigen kracht staande zien te houden. De plek deelt de herinnering aan een roemrijk verleden nog slechts met een enkel bouwwerk dat gedurende een groot deel van die tijd het marktveld heeft omzoomd.

Een van de weinige relikwieën van de Gouden Eeuw is de herberg De Spaanscbe Vloot, waar in het seizoen de kostelijke asperges als (voormalige) 's-Gravenzandse specialiteit nog altijd op de menukaart prijken. Maar vanaf dat monumentale pand, en ook vanaf het oudere gedeelte van het gemeentehuis, wordt het uitzicht tegenwoordig goeddeels belemmerd door een rij geparkeerde auto's.


Links het Gemeentehuis, rechts de Spaanschenvloot in vervlogen jaren.
Klik op de foto om hem groter te zien.
 


Hierboven nog een heel oude prent van het Stadhuis.

Aan de andere kant van het plein lijkt de al even antieke trapgevel van de schoenmakerij door de eeuwen heen slechts bij toeval de slopershamer te hebben ontlopen. Het eenzame monument uit 1639 moet bovendien de aandacht steeds zorgvuldig te verdelen tussen het Marktplein en het pas veel later ontstane Graaf Florisplein.
Voor het overige is de bebouwing nogal in zichzelf gekeerd. De s-Gravenzanders hebben in al hun ongetwijfeld goed bedoelde ijver heel wat overhoop gehaald in de loop der tijden, en dat heeft geleid tot onevenwichtige gevelrijen langs het markante plein. De opengevallen plekken zijn steeds razendsnel weer ingepikt. Op de nog verse bakstenen prijken nu bij voorbeeld de logo's van de Hema, Randstad en de Rabobank.

Tot verdriet van het plein spelen de activiteiten in die vestigingen zich vooral achter de gevels af. Hier en daar lijken de panden zelfs op bijna arrogante wijze het plein de rug te hebben toegekeerd. Op momenten dat er geen bijzonder evenement op stapel staat, doet eigenlijk alleen snackbar De Parel - tussen de kapper en de kale klaagmuur naast de fysiotherapeut - nog wat voorzichtige pogingen om zich op de buitenlucht te richten. Terrasjes en kleinschalige winkeltjes met bijvoorbeeld een uitstalling op straat moet het op zich zo mooie plein verder node ontberen.

Visbank
Al in 1246 verkreeg 's-Gravenzande het stadsrecht van de Hollandse graven, waardoor de bewoners zich poorters mochten noemen. Uit die tijd stamt ook al de aspiratie van de dorpelingen om zich te profileren als regionaal koopcentrum. De wekelijkse warenmarkt op dinsdag moet de voorloper zijn geweest van de huidige vrijdagmarkt op het Marktplein. In plaats van een afgemeten onsje achterham werden er destijds echter hele biggen en paarden te koop aangeboden.

De vis moet ooit zijn uitgestald in een gebouwtje vlakbij de dorpspomp. Kennelijk was de vislucht al enigszins opgetrokken, toen wat later de plaatselijke rederijkers hun bijeenkomsten gingen houden op de zolder van deze visbank. De archieven leren ons verder dat het marktveld in de zeventiende eeuw werd verhuurd aan een veehouder die er zijn koeien, liet grazen: Een grote vijver aan: de zijde van het gemeentehuis fungeerde als verzamelplaats in tijden van brand. De dorpelingen meldden zich dan met een emmertje, waarna via een menselijke keten het bluswater op de plaats van bestemming kon worden gebracht. 

De dorpspomp is al die tijd een: stille getuige geweest van de laatste lokale roddels. Tegenwoordig koestert dit bouwwerk zich in de schaduw van fraai uit de kluiten gewassen linden en kastanjes. De pomp moet overigens wel over een goed gehoor beschikken om van daaruit nog de gesprekken op te vangen van mensen, die iets verderop een rustig plekje menen te hebben gevonden op een van de zes bankjes onder de bomen.
Zoals op elk dorpsplein is de gezochte rust echter een betrekkelijk begrip. De openbare ruimte is groot genoeg voor andere activiteiten, zodat het ook kan gebeuren dat enkele jonge lui uitgerekend deze plek uitkiezen om wat proefrondjes te rijden op hun opgevoerde bromfiets. En onder zulke omstandigheden wordt elke conversatie al snel in de kiem gesmoord.

Schandpaal
Een prent uit 1650 leert ons dat het toen al met bomen gevulde plein aanzienlijk groter was dan nu het geval is. De panden aan de kant van de snackbar dateren van het einde van de vorige eeuw. Voor die tijd werd de gevelwand gevormd door de huizen in de Vaartstraat. De middeleeuwse schandpaal op de hoek van de Kerklaan moet dan ook wel degelijk een centrale plek hebben ingenomen. Een cirkel van bankjes biedt daar nu een goed zicht op een draaimolentje voor de kinderen.


Kaart uit 1650, klik op de afbeelding voor een groter formaat.

Van de slooppanden aan de kant van de Gravenstraat heeft het Marktplein uiteraard geen enkele steun meer te verwachten. De oorlogsbunker naast het oude politiebureau kan zelfs model staan voor het feit dat de bebouwing rond het plein zo naar binnen is gekeerd. De slopers zullen er straks nog een zware dobber aan krijgen om dit blok beton te onttakelen. Mocht dit toch lukken, dan verdiend het aanbeveling om de situatie ter plekke snel in ogenschouw te nemen. De dan kale vlakte roept weer even het beeld op van de tijd dat ook dit gedeelte nog tot het oorspronkelijke marktveld behoorde.
Verder mogen we alleen maar hopen dat de nieuwbouw van, woningen en winkels straks een nieuwe dimensie zal geven aan deze zijde van het plein, dat er nu nog zo alleen voorstaat.


Marktplein in vervlogen jaren met dorpspomp,
 klik op de foto voor een groter formaat.

 

 

W. S. M.

Onderstaande foto's ontvingen we op donderdag 10 maart 2005 van Dhr. W. H. den Ouden, waarvoor onze hartelijke dank.

W S M locomotief 25 voor station s Gravenzande Midden machinist J Moes rechts rangeerder van Soest  links chef Den Ouden Opa Den Ouden als Chef  Stationschef  A  den Ouden W S M station s Gravenzande 1949  Station W S M s Gravenzande  1938

Onderstaande Curriculum vitae ontvingen we op 4 juli 2005 van Dhr. W. H. den Ouden, waarvoor onze hartelijke dank.

Curriculum vitae van de stationschef der W. S. M.  Dhr.  A. den Ouden.

Beschreven door zijn zoon dhr. W. H.den Ouden.

De ‘s-Gravenzandse stationschef A.den Ouden die van 1925 tot 1950 de scepter gezwaaid heeft over het toenmalige W S M station aan de Monsterseweg kwam na een vierjarig dienstverband  bij de Rotterdamse Tramweg Maatschappij op 15 Juli 1912 als stationsbeambte in dienst bij de W S M met als standplaats Maassluis, waarvandaan per 1 juli1912 een nieuwe lijn naar Delft geopend was.

Per 1 oktober 1917 werd hij benoemd tot stationsbeambte te Maasland  waar hij zich met zijn gezin vestigde in het station aldaar,  waarna vervolgens per 1 augustus 1925  zijn benoeming volgde tot stations­chef te 's-Gravenzande waar het gezin boven het station kwam te wonen. 

Er wachtten hem daar echter bij zijn komst nogal wat problemen die om een oplossing vroegen, waardoor hij min of meer de rol van  troubleshooter toebedeeld kreeg.

 Doordat op principiële gronden in het dorp op zondag alle openbare drankgelegenheden gesloten moesten blijven en de stationswachtkamer uit de aard der zaak voor het publiek steeds toegankelijk bleef, trok deze ruimte ook allerlei volk aan waarvoor ze niet bedoeld was, waardoor de stationsrestauratie onder zijn voorgan­ger ontaard was in een openbare drankgelegenheid

Toen hij benoemd werd kreeg hij dan ook de opdracht om hieraan een einde te maken. Maar daarmee werd aan de zondagse cafébezoekers wel hun uitje ontnomen waarvoor hij door de belanghebbenden persoonlijk werd op aangekeken met alle kwalijke gevolgen van dien.

Een ander naar probleem was de opkomst van de zo genoemde wilde busdiensten die een bedreiging gingen vormen voor het reguliere openbaar vervoer. i c de tram. Aanvankelijk trachtte men het getij te keren door in 1923 een motortram in te zetten,de W S M 40 wat echter geen succes bleek te zijn. De directie begreep dat er niets anders opzat dan zelf met busdiensten te beginnen .

Ondertussen  poogde  de overheid aan de wilde busdiensten paal en perk te stellen maar daardoor voelden deze ondernemers, die in het dorp weelderig tierden zich door het reguliere openbaar vervoer, waarvan mijn vader exponent was, in hun broodwinning bedreigd. Niet alleen mijn vader heeft hieronder geleden maar met hem voelde ook ons gezin zich bedreigd waarbij er zelfs sprake is geweest van politiebescherming. En daar ik de enige jongen was werden de gevoelens van onbehagen, die in het dorp thuis werden gevoed, op straat en zelfs op school op mij afgereageerd.

Een en ander werd nog gestimuleerd doordat  de wilde busondernemers  op de zaterdagavonden  in het dorp de kroegjeugd uitnodigden voor een busritje door het dorp dat  dan  eindigde in de buurt van het station in afwachting van het binnenlopen van een tram al zingende "Leve de Tijdgeest ( zo heette deze onderneming ) weg met de trem, de Tijdgeest is gekomen en toen die vuile trem." enz 

Wel mag nog vermeld worden dat hij hierbij de onvoorwaardelijke steun genoot van de directie die de ontwikkelingen met belangstelling volgde. 

Na enkele jaren ebde de commotie weg. Per 1 oktober 1932 werd het personenvervoer per stoomtram gestaakt omdat  het vanwege het opkomend busvervoer een steeds  kwijnender  bestaan ging lijden waardoor het het uiteindelijk moest afleggen tegen deze vorm van comfortabeler en sneller vervoer dat overigens inmiddels ook door de W S M zelf in exploitatie was genomen. 

Wat het goederenvervoer betreft in wezen was dat gelieerd aan dat van de Nederlandse  Spoorwegen  Hier plukte de W S M de vruchten van haar  beslissing die bij de oprichting in 1881 genomen was om   in tegenstelling met veel andere tramwegmaatschappijen te kiezen voor normaalspoor ( 1,435 m ) zodat het rollend materieel op dit tramnet met dat van de spoorwegen uitwisselbaar was. Hierbij heeft de W S M  geprofiteerd van de expanderende Westlandse tuinbouw die sterk op het buitenland gericht was, vooral op Duitsland. Reeds in 1905  bestelde de maatschappij  hiervoor bij Backer en Rueb te Breda een vijftal locomotieven genummerd 10 - 14  voorzien van spoorstoot en trekwerk waarvan sedertdien al haar rollend materiaal voorzien werd, uniek in de tramwereld van die tijd. 

Om deze handel vlot te laten verlopen hadden de tuinders in vrijwel elk dorp een veiling gesticht die  al spoedig op het tramnet werden aangesloten Als laatste, was in maart 1952 die van 's-Gravenzande aan de beurt. 

Maar het railvervoer omvatte niet alleen het exportvervoer. De tuinbouw zorgde ook voor aanvoer  Aangevoerd werden spoorwagons met stro, kunstmest, turfmolm en vooral ook kolen voor de verwarming van de kassen en andere massagoederen zoals stookolie die voor de exploitatie van een tuinderij nodig waren. Maar ook het stukgoederenvervoer speelde een niet onbelangrijke rol. 

Tot aan 1929 werden de spoorwagons voor 's-Gravenzande en Monster overgezet in Hoek van Holland waarvoor Fl. 1,- overzetloon per wagon  berekend werd .

Nadat in 1929 de trambaan in het dorp  Monster verlost werd van enkele scherpe bochten waardoor zij niet geschikt was voor spoorwagons werd  daarna van  Delft als overzetstation gebruik gemaakt waarvan ook  de andere  Westlandse dorpen reeds  gebruik  maakten. 

Een bijzondere vorm van vervoer kwam in datzelfde jaar tot stand. Door een overeenkomst met de K L M, die toen nog maar amper tien jaar bestond, ging de W S M per vrachtauto het vervoer van snijbloemen verzorgen naar het toenmalige vliegveld Waalhaven te Rotterdam met bestemming Londen, waarvan vooral de kwekerij van  L. & M. van Staalduinen  geprofiteerd heeft. Hierin heeft het 's-Gravenzandse  station een werkzaam aandeel gehad. Een directe verbinding dus naar Londen en dat voor die tijd ! 

Op 30 juli 1931 herdachten  directie en personeel het 50 jarig bestaan van de maatschappij. Het personeel bracht geld bijeen voor een jubileumgeschenk dat bestond uit een plastiek annex fontein in de tuin voor het administratiegebouw te Loosduinen. De directie  van haar kant  bezorgde het  personeel een jubileumgratificatie. Voor  mijn vader betekende dit een toelage van ƒ 90,- een  voor die tijd niet onaanzienlijk bedrag dat vergelijkbaar was met ruim een half maandloon. Verder maakten de personeelsleden met hun echtgenotes   op kosten van het bedrijf nog een dagtochtje naar de Piramide van Austerlitz annex diner met de nieuw verworven Mercedes Benz autobussen zodat ook het personeel  met deze nieuwe aanwinst kennis kon maken.

Tegen de achtergrond van de dreigende economische crisis een royaal gebaar. In de loop van de jaren dertig immers nam deze een zodanige omvang aan dat massaontslagen en werkeloosheid onvermijdelijk werden. Dit lot trof ook  de W S M  Een aantal personeelsleden werd ontslagen waaronder de collega van Monster.

Zijn functie werd toegewezen aan Den Ouden, met het gevolg dat met ingang van 1 januari 1934 de stations 's-Gravenzande en Monster werden samengevoegd. Verder moest het personeel met ingang van diezelfde datum 5 % van zijn salaris inleveren dat voor hem teruggebracht werd tot Fl. 1.995,- 's jaars. 

Omstreeks 1935 heeft de W S M het personenvervoer uitgebreid door onder de naam "Pullman Expres " busreizen in binnen en buitenland organiseren. Men had daartoe een reisbureau opgericht dat gevestigd werd aan de Groenmarkt in Den Haag  waarvan de stations als filialen fungeerden. 

Vermeldenswaard is dat er vanaf maart 1942 tot april 1943 door  oorlogsomstandigheden  op het baanvak Loosduinen - 's-Gravenzande  / Naaldwijk de stoomtram weer is gaan rijden voor personenvervoer. De lijn Den Haag/ Loosduinen was reeds in een vroeger stadium opgebroken.  Hierin werd voorzien door bussen die reden op houtgas.

Doordat de W S M in een vrij vroeg stadium de exploitatie van het personenvervoer beëindigd had en het rollend materieel behalve de  zwaardere locomotieven voor de sloop had afgevoerd moesten rijtuigen hiervoor elders gehuurd worden. Het lukte een zestal oude rijtuigen  met bekerkoppelingen te huren bij de N S  De vreugde was van korte duur In 1943 moest de exploitatie beëindigd worden   Uit de aard der zaak werd ook de W S M in september 1944 betrokken bij de algemene spoorwegstaking waardoor het personeel werd blootgesteld aan de dreigende Duitse represailles. Geruime tijd is Den Ouden in die periode ondergedoken geweest bij familie in het Overmaas.  

Na de oorlog werd de exploitatie weer ter hand genomen  die alras  inclusief het personeel door de N S werd overgenomen, waarmee de laatste fase van haar bestaan werd ingeluid.

De rail moest het uiteindelijk afleggen tegen het opkomend wegvervoer dat de tuinbouwproducten goedkoper en sneller op zijn bestemming wist te brengen, zodat de W S M in 1965 na 84 jaar trouwe dienst uit het Westland verdween. 

Mijn vader heeft dit alles niet meer meegemaakt,  per 15 juli 1950 is hij met pensioen gegaan. Wel heeft hij aan het eind van zijn loopbaan nog net de inlijving bij de N S meegemaakt, waardoor hij nog ruim een jaar het bij zijn rang passend N S uniform gedragen heeft.

Slechts een negental jaren heeft hij van zijn pensioen mogen genieten. Hij overleed in november 1959 en werd in 's-Gravenzande  begraven  De directie die zich hierbij liet vertegenwoordigen door de chef van exploitatie typeerde hem als een zeer consciëntieus en plichtgetrouw ambtenaar en terecht Hij vertegenwoordigde  het type ambtenaar wiens motto was de belangen van de werkgever behartigen als waren het jouw persoonlijke zaken periodiek werd toentertijd  onverwachts op de stations kascontrole gehouden. In dat geval diende hij dan de sleutels af te geven en werd de administratie grondig doorgespit  Het resultaat was dat  hij - en dat was zijn trots - altijd weer gecomplimenteerd  met zijn beheer Zijn antwoord was steevast: hoe kan het ook anders ik heb altijd een controleur naast me staan. Dat was ook zijn levensmotto. 

Vermeldenswaard is nog de betrokkenheid van ons gezin. Doordat het boven het station woonachtig was werden wij als kinderen direct of indirect bij alles wat er zich beneden afspeelde betrokken. Dat gold inzonderheid voor de schrijver zijn enige zoon die op het station van Maasland was geboren en van kindsbeen ten nauwste was betrokken bij het wel en wee van de W S M en  bij alles wat er zich in en rond het station afspeelde. Dat hield o.a. in  vrachtbrieven schrijven maar ook bij het rangeerwerk ingeschakeld worden om maar niet te spreken over het meerijden op de locomotieven wissels omgooien en omlopen. Gedurende de oorlogsjaren ben ik zelfs nog als assistent van mijn vader in loondienst van de W S M geweest.

Eigenlijk vormde het personeel een grote familie dat ook bij elkaars persoonlijk wel en wee betrokken was.

Tenslotte zij nog vermeld dat wij als kinderen tot aan ons achttiende jaar konden beschikken over een vrijvervoerskaart op het tramnet later het busnet van de maatschappij en verder nog een maal per jaar konden  profiteren van een dag vrij vervoer op alle andere tramnetten van ons land. 

Een week na Rotterdam op Zaterdag 18 november 1944 vond er in ‘s-Gravenzande vroeg in de morgen een razzia plaats waarbij alle mannen van 17 tot 40 jaar  zich moesten melden voor de Arbeitseinsatz, Duitse soldaten met geweer in aanslag controleerden straat voor straat en huis aan huis. Op wie zal pogen te ontvluchten zal worden geschoten zo meldde het dwangbevel. Telkens als men een groep van een man of tien bij elkaar had geroofd werd die afgevoerd naar een verzamelpunt om later afgevoerd te worden.

Ik herinner mij dat mijn  moeder mij heel vroeg op die morgen kwam wekken met:

” jo kom er uit er is iets aan de hand ik zie Duitsers lopen die mannen meenemen “ Nadat ik uit bed gesprongen was en omzichtig boven uit het raam de gebeurtenissen in ogenschouw nam zag ik dat soldaten beneden het gebouw inkeken waarbij ik de opmerking hoorde “Hier wohnen keine Menschen es ist Bahnhof.” en vervolgens verder trokken. Zo werd ik gered van de deportatie waarvan vele dorpsgenoten slachtoffer zijn geworden.

Wij danken Dhr. W. H. den Ouden voor deze bijdrage, kijk ook eens op zijn website:
 http://gallery20324.fotopic.net/p13515303.html


Bovenstaan de anzicht is van ca. 1920 en ontvingen we van Hans Rebers op 18 oktober 2006.

 

 

Noors Schip strandt in hevige storm bij Vluchtenbug.

Uit: Westlandse Courant 25-11-2003
Door: Aad van Holstein

Noors Schip strandt in hevige storm bij Vluchtenbug. Foto Gemeente archief Naaldwijk
Noors Schip strandt in hevige storm bij Vluchtenbug.
Foto uit Westlandsche Courant, bron Gemeente archief Naaldwijk

Al dagen heeft het in het najaar van 1928 langs de Westlandse kust gespookt als op zondagavond 25 november de storm in alle hevigheid toeneemt. Een Noors vrachtschip, de -Christian Michelsen - op weg van Vlissingen naar Rotterdam raakt daarbij in moeilijkheden. Diezelfde nacht nog strandt het bij 's-Gravenzande. Er zijn drie doden te betreuren.

De zuidwesterstorm raast die zondagmiddag in alle hevigheid over druivenkassen van het Westland en menig tuinder maakt bezorgd een rondje over zijn tuin om te zien of alles wel in orde is. In veel gevallen blijkt dat niet zo te zijn. Hevige stormvlagen teisteren huizen, kassen en schuren. Dakpannen en glasscherven vliegen in het rond. Zittend rondom de tafel bij het snorren van de kolenhaard, denkt menigeen aan mensen die zich op zee bevinden.
Pas later zou blijken dat op verschillende plaatsen langs de kust ook werkelijk schepen in nood zijn gekomen; maar dat er zo dichtbij ook een is gestrand, weten die avond maar weinigen. Terwijl in het Westland de regen in stromen over straten en pleinen klettert en goten en kelders doet overlopen, probeert de kapitein van het 2300 ton metende Noorse vrachtschip Christian Michelsen de Nieuwe Waterweg op te stomen. Als geen ander realiseert hij zich het toenemende gevaar en geeft, terwijl hoge golven tegen het schip beuken, de marconist de opdracht om zo spoedig mogelijk de hulp van een loods in te roepen. Maar het loodswezen in Hoek van Holland seint terug in geen geval bereid te zijn om onder deze bizarre omstandigheden een loodsboot de kolkende zee op te sturen.
Om toch iets te doen geeft de kapitein dan maar het bevel om voor anker te gaan inde monding van de Waterweg. Matrozen werpen met dat doel twee ankers uit, die het schip in toom moeten houden, maar dat valt bij deze wind met orkaankracht beslist niet mee. Niet alleen kan het schip van de ankers worden losgeslagen, maar het kan ook met zijn kop ónder water raken en zinken. Daarom worden de machines op volle toeren ingezet om de druk op de ankers te verlichten.

Stuurloos
De in kracht nog steeds toenemende orkaan is zo hevig, dat tegen halfzes een van de ankerkettingen het begeeft. Direct daarna begeeft ook de andere het en met toenemende snelheid drijft het schip in noordelijke richting. Stuurloos, want wat de stuurman ook probeert, het stuurtoestel weigert dienst en het schip is speelbal van de elementen.
De bemanning is zich het gevaar bewust. Niet alleen weet ze dat de Nieuwe Waterweg bekend staat als het 'graf van de zeeman', maar ook een stranding langs de Westlandse kust is niet zonder gevaar. Met alle middelen proberen de opvarenden de aandacht van de kustbewoners te trekken.
De marconist zendt al in één stuk SOS-berichten uit.
In Hoek van Holland wordt ijlings de reddingsboot de President van Heel in gereedheid gebracht. De moedige Hoekse redders, gekleed in oliepakken, steken zo snel mogelijk van wal om het in nood verkerende schip te hulp te komen. De bemanning heeft aanvankelijk de reddingsboot niet in de gaten, zo hoog rijzende golven. Plotseling voelt men een: schok en wordt het ergste gevreesd als het schip even voorbij het parkeerterrein op een golfbreker loopt.
Maar dan duikt daar ineens de reddingsboot op uit het duister.
Hoewel men enigszins gerustgesteld is, duurt het nog lang voor er een verbinding kan worden gemaakt tussen het schip en de reddingsboot. Het schip blijkt op de punt van de golfbreker ter hoogte van Vlugtenburg te 's-Gravenzande vast te zitten. De reddingsboot danst ernaast in de woelige branding. Er moet voor worden gewaakt niet tegen het schip te pletter te worden geslagen.

Grote kracht
Eindelijk lukt het de boot langszij te komen en een vangzeil te spannen. Langs dit zei slagen de 29 bemanningsleden erin de reddingsboot te bereiken. Twee matrozen, een van dertig en een van zestig jaar, vallen daarbij echter tussen het schip en de reddingsboot in zee. Ze raken eerst bekneld tussen beide vaartuigen en verdrinken daarna in zee. Ook de veertigjarige Vlissingse loods C. Spruy waagt de sprong, maar mist het zeil en verdwijnt in de razende golven. De kapitein en nog twee leden van de bemanning weigeren het schip te verlaten.
De reddingsboot smakt met zo’n grote kracht tegen het schip aan, dat de machinist tegen de ketel wordt geworpen en een gapende hoofdwond oploopt. Hij blijft aanvankelijk bewusteloos liggen. De dertigjarige matroos spoelt later aan het strand aan en omdat hij nog in leven lijkt, wordt geprobeerd bij hem de levensgeesten alsnog op te wekken, maar dat mislukt. De lichamen van de andere slachtoffers worden naar een kerkhof in 's-Gravenzande gebracht.
Intussen vaart de reddingsboot, die bij de botsing grote schade heeft opgelopen, vol schipbreukelingen terug naar Hoek van Holland, waar iedereen in hotel Amerika warm wordt onthaald.
In diezelfde tijd wordt het schip, bij deze keer wel bijzonder hoog water, door de woeste golven nog een keer hoog opgetild en over de golfbreker heen tot dicht tegen het duin het strand op geworpen.

Bewondering
De volgende dag als de storm wat is gaan liggen, arriveert prins Hendrik vanuit Den Haag in Hoek van Holland om de schipbreukelingen een hart onder de riem te steken. Hij geeft daarbij ook uiting aanzijn bewondering voor de moedige bemanning van de reddingsboot. Later wordt de prins ook gesignaleerd op het gestrande Noorse schip, waar hij de toestand in ogenschouw neemt.
Tal van belangstellenden zijn daarna op woensdag 28 november getuige van de begrafenis van de Noorse matroos. De plechtigheid wordt geleid door een predikant van de Noorse kerk uit Rotterdam. De bemanning draagt de baar van de omgekomen matroos K. Hijstad - bedekt met vier kransen - naar de begraafplaats en zingt enkele religieuze: liederen, bidt en luistert naar de toespraak van de predikant. Bedekt met de Noorse vlag wordt de kist ten slotte in de groeve neergelaten.
De niet meer vlot te krijgen Christian Michetsen blijft nog lange tijd op het strand liggen als trekpleister voor nieuwsgierigen uit het Westland en verre omgeving. Pas in juli 1929 wordt het gesloopt.
Het Noorse schip is niet het enige dat op die stormachtige avond is gestrand. Zo strandde bij Zandvoort het Italiaanse stoomschip Salento, maar daar kon de ijlings uitgevaren reddingsboot niets uitrichten. De hoge waterstand leidde hier en daar tot overstromingen, waardoor tal van fabrieken en bedrijven in de Zaansche Polders onder water zijn gelopen.

Uit Westlandse Courant 12-01-2002  

Het oude vissersbootje opgegraven in ’s-Gravenzande dateert van het jaar 1400 Foto Westlands Fotoburo
Het oude vissersbootje opgegraven in ’s-Gravenzande dateert van het jaar 1400
Foto Westlands Fotoburo, uit Westlandse Courant 12 januari 2002

 

 

De wonderlijke werking van ploffers.

Door Marjoke van der Wilk
uit: Westlandsche Courant 18 november 1997

's-Gravenzande - Met de benen ontspannen over de rand van de stoel gaat Jan van Geest (73) er eens rustig voor zitten. Het is niet de eerste keer dat hij zijn verhaal vertelt en als hij begint te praten geniet hij zichtbaar. De wonderbaarlijke ontdekking van de snelgroeiende sla was begin jaren zestig nieuws dat door veel kranten werd overgenomen. Een ontdekking die eigenlijk spontaan zorgde voor een grote bloeiperiode in het hele Westland.

Op de tuin van de Gebroeders van Geest aan de Monsterseweg in 's-Gravenzande werd in die jaren volop vroege sla geteeld. "Het was natuurlijk een sport om je sla zo vroeg mogelijk te veilen. Want als je later was bracht het gewoon niks op. In die tijd was er ook nog geen sprake van veel rassen, wij teelden het soort 'Meikoningin", zegt Van Geest.

Halt november gingen de planten de grond in en eind maart was het dan snijden. "Eerst 'velletjes'-sla. Later werden ze wat zwaarder". Nou waren de tuinders aan de Monsterseweg altijd al vrij vroeg met de sla omdat zij in het zeer luwe zeeklimaat altijd profijt van de zachte temperatuur hadden. "Als het al schoon was lag er aan de andere kant van het dorp altijd nog sneeuw".

Om nog eerder te kunnen veilen maakten de gebroeders Van Geest gebruik van zogenaamde 'ploffers' om de warenhuizen te verwarmen. Dat waren petroleumgestookte oliekachels die na de Tweede Wereldoorlog door het Amerikaanse leger in zogenoemde 'nissenhutten' (onderkomen van soldaten in Hoek van Holland, red.) achtergelaten waren in het Westland. "Mijn schoonvader, Cor Brinkman van het bekende tuinbouw toeleveringsbedrijf, zag hier al snel brood in en ontwikkelde de Dekó Salamander, een nieuwe 'ploffer' met toebehoren", vervolgt Van Geest zijn verhaal (de Deko kostte toen fl. 122,50).

"Het was een heel zuinige en goedkope manier van stoken en daarnaast bleek dat de sla sneller groeide en veel steviger werd". De 'ontdekking' kwam doordat de gebroeders Van Geest de kachels overdag tot de middag lieten branden zodat alle verbrandingsgassen CO, oftewel koolzuurgas) gedurende de dag in het warenhuis bleven hangen.

's Nachts echter gooiden ze het lucht (ramen) open om te ventileren. Het bleek het ei van Columbus, maar dat wisten de Van Geesten toen nog niet. "Natuurlijk was het al langer bekend dat CO zorgde voor een betere groei, maar wat men in die tijd nog niet wist was dat het verschijnsel zich vooral voordeed door de verhoogde mate van verbrandingsgassen en de ventilatie in de nacht".

Lachen
Het eerste jaar van het experiment lachten de gebroeders van Geest in hun vuistje. "Buren en bekenden hadden ons toch wel een beetje voor gek verklaard, dat wij in de winter het lucht 's nachts open zetten. Maar toen ze zagen dat wij ruim twee of drie weken eerder met de sla aan de veiling kwamen toen keken ze behoorlijk op hun neus". Klaas Olieman, de toenmalige chef van de proeftuin uit Naaldwijk werd erbij geroepen. "Hij was de eerste die het woord 'gas' noemde eigenlijk een officiële verklaring had voor onze prima kwaliteit sla, herinnert Van Geest zich nog levendig.

Al snel stonden de Venlo kassen bij Van Geest vol met ploffers. "Het enige nadeel van deze kachels (die de firma Brinkman inmiddels in de verkoop had genomen) was dat ze enorm konden 'roeten'. Bovendien moest je zorgen dat er voldoende petroleum in zat, want het bijvullen van de tank was ook een zeer gevaarlijk karweitje. Als de    vlam niet uit was kón zo'n ploffer bij het bijvullen ontploffen. Gelukkig zijn er bij ons nooit ongelukken gebeurd".

Inmiddels werd wel druk gewerkt aan een makkelijker manier van het bijhouden van de ploffers. "We werkten met vlotters waarbij de olie vanuit de tank direct in de ploffers liep. Dat scheelde een hoop werk maar ondanks dat moesten mijn broers (één van de broers is jong gestorven, red.) en ik er toch regelmatig op uit om de ploffers na te lopen. We hadden er op een gegeven moment zo'n 120 staah".

Impuls
De 'ontdekking van de werking van CO bleef niet onopgemerkt. "Heel veel tuinders in het Westland gingen ons voorbeeld volgen en wat zo leuk was, iedereen had er baat bij. Het zorgde eigenlijk voor een enorme opleving van de streek. In die jaren waren we eigenlijk bezig met de wederopbouw van de tuinbouw en deze ontdekking was een enorme impuls. Niet alleen de tuinders, maar ook de toeleveringsbedrijven, de oliehandel en alle aanverwante bedrijven hadden er profijt van".

Het gebruik van CO is tegenwoordig de normaalste zaak van de wereld. Er is echter wel het één en ander veranderd. Na de ploffers kwamen in 1962 de -zogenoemde Priva's, een sigaarvormige kachel die eigenlijk op dezelfde manier werkte als de ploffer maar daarbij in de lucht hing en veel veiliger was. De Priva werd ontwikkeld door de firma Valk en Prins uit De Lier en was een noviteit op de WEHATE (Westlandse Handels Tentoonstelling) van dat jaar. Later beschikten de tuinders natuurlijk over eigen ketels waarin eerst olie en later aardgas werd gestookt. Vanuit deze optiek is er eigenlijk alleen maar verder ontwikkeld tot op heden.

Tegenwoordig wordt de warmte van de verbrandingsgassen zelfs opgeslagen warmwatertanks om later te gebruiken.
Van Geest: "In onze tijd was daar natuurlijk geen sprake van. Van zuinig omgaan met energie hadden wij in die tijd nog nooit gehoord".

Ondanks het feit dat de gebroeders Van Geest zulke goede prijzen hadden met de sla hebben zij deze teelt maar vijf jaren gehad. "Wij zijn al snel' helemaal overgegaan op het telen van amaryllisbollen", zegt de tuinder, die tot op de dag van vandaag nog rouwranden om zijn nagels heeft. "Nee, ik ben nog niet gestopt", lacht hij. "Integendeel zou ik bijna zeggen, maar ik maak me niet zo druk meer, hoor".

Jan van Geest is er niet de man om rustig in huis te gaan zitten. "Ik heb altijd gewerkt en heb naast mijn tuindersschap ook in verschillende besturen gezeten"zoals van de veiling en van de bank. Dat heb ik er ook altijd wel bij nodig gehad. Ik had een vlotte babbel en kon goed met mensen opschieten". Trots is hij echter nog steeds op het voorbeeld van ontwikkeling waar hij zelf bij aan de wieg heeft gestaan.

Jan van Geest met nog in gebruik zijnde ploffer foto Westlands Fotoburo
Jan van Geest met nog in gebruik zijnde ploffer.
foto: Westlands Fotoburo uit Westlandsche Courant 18 november 1997

 

Al in 1914 plannen voor één veiling

Het jaar 1914 is voor de veiling ‘S-Gravenzande een bewogen jaar. Het is op vrijdag de 15e mei dat burgemeester Brunt het nieuwe veilinglokaal opent, maar wel een ander gebouw dan aanvankelijk in de bedoeling ligt. Kleiner, omdat Woutersweg zich afsplitste.

Door: Aad van Holstein
Uit: Ouder Westland
Datum van plaatsing: 5 juni 2004

Weinigen zullen het weten, maar al in het begin van de vorige eeuw leven in veilíngkringen serieuze plannen om te komen tot de stichting van één centrale Westlandse veiling. Die moet dan komen bij de Baakwoningbrug. Compleet met vaarverbindingen naar Hoek van Holland, zodat de export naar Engeland gemakkelijk kan verlopen. Ambitieuze plannen, die geen doorgang vinden. Het zal meer dan tachtig jaar duren voor Westland daaraan toe is. Tijd voor 'S-Gravenzande, een van de bij de Vereeniging Westland aangesloten veilingen om na te gaan of de bouw van een eigen veiling aan de Boerenlaan bij de Monsterseweg tot de mogelijkheden behoort. Jhr. Van Vredenburgh en enkele anderen hebben ter plekke land te koop, zodat op een paar vierkante meter niet hoeft te worden gekeken. Op die manier kan er een grote, ruime veiling worden gebouwd, die een aansluiting heeft op het Westlandse spoorwegnet en mogelijkheden biedt tot het graven van een vaart vanaf het Zwemgat Driemaal wordt hierover een drukbezochte ledenvergadering gehouden, maar ook over dit plan wordt geen overeenstemming bereikt. Het geharrewar is zelfs van dien aard, dat een aantal leden bedankt en zelfstandig een veiling aan de Woutersweg begint. In plaats van een veiling voor de hele streek komt er nog eentje bij. Het plan wordt door het bestuur met tegenzin ingetrokken, maar het laat zich niet uit het veld slaan en presenteert in 1912 een nieuw, bescheidener plan. Nu gaat het om een gebouw aan de Vaart (Nieuwe Haven). Daar is drieduizend vierkante meter grond voor aangekocht. Het gebouw wordt tweeduizend vierkante meter groot met daarnaast zeventien pakloodsen voor 11.000 gulden.

"Staande de vergadering wordt reeds voor 13.000 gulden borgtocht getekend", schrijft Jac Sonneveld, oud-voorzitter van de veiling in het boek 'De Vereniging Westland afd. 's-Gravenzande 1880-1964'. Het veilinglokaal waarin de genodigden die 15e mei bijeenkomen is 460 vierkante meter groot. Met de loodsen en het mandenhok mee is er 39.108 gulden mee gemoeid. Het afmijntoestel is nog niet geplaatst, maar wel in bestelling. Het krijgt 56 knoppen. “Dat komt wel in orde", is de mening van voorzitter B. Varekamp die niet alleen burgemeester Brunt, maar vooral ook de legendarische voorman uit Wateringen de oud-voorzitter van de Vereeniging Westland H. J. Hoek welkom heet. Verder zien de leden de huidige voorzitter L. M. Pauwels en F. Valstar binnenkomen plus opvallend veel leden van het hoofdbestuur, die deze gebeurtenis in ’s-Gravenzande ook belangrijk vinden.

Varekamp prijst in zijn toespraak de vijftien ingezetenen van 's-Gravenzande die als hoofdborgen zijn opgetreden om het benodigde kapitaal bij elkaar te krijgen. Zo kan nu toch de schepping van architect R. Varekamp geopend worden. Een nieuwe veiling, die het waard is verder te worden uitgebreid. " De totstandkoming van dit gebouw", zo gaat daarna burgemeester Brunt op die gedachte in, "is een stap op de weg waarheen men wil, namelijk dat weldra het veilinglokaal moge worden aangesloten aan het tramwegnet enerzijds, en anderzijds aan een aan de eisen voldoende vaart." Want zover is het allemaal nog niet en moet er nog heel wat werk worden verzet. Hij brengt het bestuur namens de raad hulde en hoopt dat de kroon spoedig op het werk kan worden gezet. Een dankbaar applaus volgt op de verklaring van de burgmeester dat het gebouw' geopend is. L. M. Pauwels herinnert de aanwezigen eraan, dat het precies vijfentwintig jaar geleden is, dat de eerste veilingen in Westland zijn gehouden. Veilingen, die van groot nut zijn geweest en in de toekomst nog zullen blijven. “Dit gebouw is wel niet een van de eerste, maar kan op den duur wel een van de grootste worden", veronderstelt hij, waarna de er wijn wordt geschonken.

Een rondleiding door de gebouwen - beschreven door een verslaggever van de Westlandsche Courant - laat zien, dat ”s-Gravenzande het ondanks alles flink heeft aangepakt, maar ook rekening heeft gehouden met de toekomst. “Hen flink hoog gebouw, waarin zogenaamde kleine veiling, exportveilingen en de grote veilingen zullen worden gehouden, voor hetwelk een breed terrein voor lossen en laden tot aan de vaart ligt. Aan het einde van het gebouw is een rij van niet minder dan zestien flinke ruime pakloodsen te vinden met een overstekende luifel, alle zowel te water als per as te bereiken. Kortom 'S-Gravenzande mag trots op dit werk neerzien”, aldus de krant. '

Het jaar 1914 kan dus als een keerpunt worden beschouwd voor de veiling. Een eigen veilinglokaal met afmijntoestel, kantoor, kantine en pakloodsen. Jammer dat die laatste loodsen vier jaar later bij een grote brand 'totaal zijn verwoest.

 

Aanslag op veldwachter verbijstert ’s-Gravenzande

Op het oude dorpsplein van 's-Gravenzande voor het raadhuis is het op zaterdag 20 mei 1934 een drukte van belang. Binnen is de raadzaal uitbundig versierd en op de grote spiegel die daar hangt, Staat het woord: 'welkom' geschreven. Dat alles betreft de politieman Van Eendenburg op wie enkele weken eerder een moordaanslag is gepleegd en die nu uit het ziekenhuis is ontslagen.

Door: Aad van Holstein
Uit: Ouder Westland
Datum van plaatsing: zaterdag 22 mei 2004

Het is vrijdagavond 28 april 1934. Een klok slaat tien uur. Het is rumoerig in de Langestraat in 's-Gravenzande. waar het anders ‘s avonds zo rustig is. Enkele jongelui maken kabaal, maar houden zich in als twee surveillerende gemeenteveldwachters hen erop aanspreken. De agenten lopen verder de Langestraat in. Ergens tussen de Gasthuislaan en de Monsterseweg in draait een van de veldwachters, C. Landman, zich om. Hij denkt dat een van de druktemakers hen op zo'n twintig meter afstand is blijven volgen. Maar als hij ziet dat het een bekende is slaat hij daar verder geen acht meer op. De man blijkt een medewerker van drukkerij Van Deventer, die bij iedereen goed bekend staat.

De agenten praten wat met elkaar, maar worden ineens opgeschrikt door een luide knal. Ze draaien zich allebei verbijsterd om en zien achter zich de jongeman staan met een rokend pistool in zijn hand. Veldwachter Van Eendenburg roept hem nog toe: “Wat doe jij voor onzin" Hij denkt in eerste instantie, dat de drukkerijmedewerker van een alarmpistool gebruik heeft gemaakt om hen te laten schrikken. Maar dan voelt hij ineens een stekende pijn in zijn lendenen en roept zijn college Landman toe: “Ik ben geraakt"

Onderzoek
Landman overziet de situatie in een oogopslag. Hij trekt zijn revolver, waarop de schutter zich zo snel als hij kan uit de voeten maakt. “Niet schieten en eerst mijn collega helpen", flitst het door het hoofd van agent Landman, “als dat in orde is, ga ik er achteraan.” Dokter Van Rijn woont vlakbij. Daar moet Van Eendenburg zo snel mogelijk heen. De dokter is gelukkig thuis, dus dan is hij in goede handen, weet hij. Terwijl de arts de agent onderzoekt, haast collega Landman zich terug naar de plek des onheils. Daar begint hij direct aan het onderzoek naar de dader. Het spoor leidt recht naar een smalle doorgang in de richting van de Gasthuislaan. De veldwachter is daar nog niet goed en wel aan gekomen of er klinkt een tweede schot. Gelukkig is het nogal duister in het steegje, waardoor de schutter dit keer zijn doel mist. De veldwachter weet niet dat de dader hiermee een soort waarschuwingsschot heeft gelost en daarbij op de grond heeft gericht. De veldwachter slaagt er, gehinderd door de duisternis niet in de man te arresteren. Hem staat daarom niets anders te doen dan onmiddellijk de chef van po1itie.Ter Hark en de burgemeester van 's-Gravenzande mr. J. Bunt te waarschuwen. Die arriveren zeer snel ter plekke en nemen onmiddellijk het onderzoek van Landman over.

Een ziekenauto wordt gecharterd en in minder dan geen tijd wordt de gewonde veldwachter naar het ziekenhuis Zuidwal in Den Haag vervoerd. Daar kan de kogel operatief worden verwijderd. Het ding blijkt ter hoogte van de linker lendenstreek het lichaam te zijn binnengedrongen. De volgende morgen is Van Eendenburg buiten levensgevaar. De verdachte, die in het dagelijks leven bij genoemde drukkerij administratief werk verricht is inmiddels per fiets in de richting Den Haag op de vlucht geslagen. In de stad ziet hij op straat een agent aan wie hij vraagt waar zich het dichtstbijzijnde politie bureau bevindt. De politieman verwijst hem naar het bureau aan de Prinsenstraat. Daar aangekomen, vertelt hij zijn verhaal. In telefonisch overleg met de inmiddels op de hoogte gestelde burgemeester van ’s-Gravenzande wordt besloten hem voorlopig vast te zetten in het Huis van Bewaring.

Bekentenis
Als de burgemeester de volgende dag in Den Haag arriveert, volgt de voorgeleiding van de 29 jarige dader voor de officier van justitie, de burgemeester van 's-Gravenzande als hulpofficier van justitie en de chef van politie van 's-Gravenzande. Alle kranten, die in Westland verschijnen, maken uitvoerig melding van de aanslag en van het feit dat de dader een volledige bekentenis aflegt. Zijn motief blijkt een idee-fixe te zijn. Hij zegt zo'n grote hekel aan de veldwachter te hebben dat hij hem uit de weg wilde ruimen. Een nadere verklaring daarvoor heeft hij niet. Al sinds januari loopt hij met het plan rond om Van Eendenburg met - een dan - gekocht revolver van het type liberty om het leven te brengen. Hij vertelt, dat hij van tevoren zelfs schietoefeningen heeft gehouden om hem niet te missen. Van Eendenburg, die 26 jaar oud is, is pas een half jaar in dienst van de politie. Hij is getrouwd en wordt algemeen geacht als amicaal politieman. Dat laatste blijkt onweerlegbaar op die zaterdagmiddag als voor Van Eendenburg een groots welkomstfeest op touw wordt gezet. De met palmen, bloem en en planten versierde raadzaal is te klein om het grote aantal genodigden te bevatten. Ondersteund door zijn collega’s komt Van Eendenburg langzaam de. trap op. De burgemeester spreekt hem toe. "Reeds buiten hebben kinderen u toegezongen”, zegt hij. “Bij die hulde sluiten wij ons gaarne aan. Wij wensen u van harte geluk met dit onverwacht snelle herstel." Daarna komt er bijna geen einde aan de stroom gelukwensen, die over Van. Eendenburg wordt uitgestort. ‘s-Gravenzande laat duidelijk zien dat het pal achter zijn veldwachter staat. Enkele weken later staat de dader van de moordaanslag terecht, waarna hij wegens poging tot moord overeenkomstig de eis van het openbaar ministerie van alle  rechtsvervolging wordt ontslagen en ter beschikking van de regering wordt gesteld.


Agent van Eendenburg tussen tal van ’s-Gravenzanders die hem huldigen na zijn ontslag uit het ziekenhuis.
Foto: Historisch Archief Westland

 

De Villa Ouwendijck en Geerbron

In de rubriek 'De Westlander en zijn moNUment' staan karakteristieke en herkenbare bouwwerken in Westland centraal. Zowel het verleden als het heden worden in deze artikelen belicht; vandaar 'moNUment'. Dit keer gaat het om twee Westlandse buitenplaatsen, Ouwendijck en Geerbron, die door de bewoners met elkaar verbonden raakten. Dit mede naar aanleiding van de expositie in het Westlands Museum over Buitenplaatsen in de Gouden Eeuw.

Door: Piet van der Valk
Uit: Hele Westland
Plaatsing: 3 juli 2019

Vanuit de oorspronkelijke initiatieven om te komen tot een Kunstmuseum Westland, is er nieuws en een mooi plan om invulling te geven aan de expositiewens van deze groep. Met het Westlands Museum is overeengekomen samen vanuit één museum verder te gaan denken. Het Westlands Museum gaat zich dus omvormen, om op 3 benen te kunnen staan. Haar basis, de Tuinbouw en onze Streek wordt nu uitgebreid met Kunst, in ‘n fraaie aanvulling van historische en hedendaagse Kunst. Er zal nog wel veel werk verzet dienen te worden, voordat fysiek en permanente invulling kan worden gegeven aan de benodigde behuizing, om de werken op een goede wijze te kunnen presenteren, met alles wat daarbij komt kijken. Dus voorlopig zullen vaker op een andere plaats, de mini tentoonstellingen worden ingericht. Deze richten zich op actuele of interessante onderwerpen en kunnen bestaan uit een deel van de eigen of een geleende collectie. Zo ontstond het idee te beginnen met een mini tentoonstelling over de vroegere eigenaren van enkele Westlandse Buitenplaatsen.

Villa Ouwendijck te ‘s-Gravenzande
De oudst bekende gegevens over Ouwendijck dateren van ongeveer 1530. Cornelis Adriaenszn Persyn 1499 – 1571 huwt met Machteld Willemsdr Coppier van Ouwendijck ca 1520. De woning is in het kaartboek van het Regulierenklooster Maria Magdalena in Brethanië, vervaardigd in 1566 door landmeter Coenraet Oelenzn van Delfland, ingetekend. Cornelis bezat toen nog een woning in  ’s-Gravenzande. Op een andere prent uit een kaartboek uit 1641 door Jan van Beest, weliswaar in opdracht van Joris Willemszn Persyn van Ouwendijck een kleinzoon van Cornelis, maar Ouwendijck is dan al verkocht aan Joris Pieterszn Houdt, die het op zijn beurt in 1627 weer doorverkocht aan de bekende Simon van Catshuijsen, baljuw en schout van Naaldwijk. Deze Simon liet het bewonen door zijn zus, de weduwe Anna van Steenhuijsen. Het buiten werd nog aantal maal verkocht voordat het in 1824, voor 20.750 gulden, in handen kwam van Jacobus Petrus De Fremery 1800 – 1874. Deze Jacobus werd in 1824 tot schout en wat later tot 1847 tot burgemeester van ’s-Gravenzande benoemd, hij was tevens advocaat te Rotterdam. In datzelfde jaar trouwde hij met Sara Jacoba Hester Nederburgh. In 1826 werd op Ouwendijck hun zoon Jacobus geboren die door de familie Co werd genoemd, maar zich later James ging noemen. Dat zal te maken hebben gehad met het feit dat hij al op 21-jarige leeftijd naar Amerika trok om daar in zaken te gaan. Hij trad in dienst van de firma Herckenrath & Van Damme die een vestiging had in New York. Het bedrijf was indertijd opgericht door Leon Herckenrath. James kwam echter nog regelmatig terug in Nederland en dan verbleef hij op Ouwendijck.

Geerbron te Monster
De stichter van dit Buiten is de bekende luitenant-admiraal Anthony Pieterson 1658 – 1722. Hij kwam voort uit een invloedrijk geslacht waarbij opa Adriaan o.a. bewindhebber was van de West-Indische Compagnie en vader Anthony maakte deel uit van de Haagse regenten, werd daar schepen, thesaurier en burgemeester. De vrijgezel Anthony maakte een schitterende carrière bij de marine. Zijn geld investeerde hij in onroerend goed in Monster en Naaldwijk. Zo bouwde hij met het verstrijken van de jaren, de buitenplaats Geerbron op, tot wat het was vlak voor zijn overlijden. Hij liet voor velen wat na en Geerbron kwam in 1724 voor 9.000 gulden in handen van Albert ten Ham, kapitein in het leger. De buitenplaats zelf bracht minder op dan meer dan honderd marmeren beelden, vazen, ornamenten e.d. Ook hier zijn vele verkopen van de buitenplaats bekend. Dat bleef totdat de uit Venlo afkomstige arts Gerrit Herckenrath 1767 – 1809, toen baljuw van Monster, Geerbron begin maart 1801 op een veiling kocht. Het orangeriehuis met fruitmuur werd voor 2.000 gulden door timmerman Arij de Cocq gekocht. Opmerkelijk dat de kleinzoon van deze timmerman de latere kunstschilder Cornelis de Cocq was, die meerdere portretten van leden van de familie Herckenrath schilderde. Gerrit Herckenrath was reeds gehuwd met Alida Milius 1761 – 1844, toen zij in 1790 naar Poeldijk verhuisden. Het stel kreeg 8 kinderen, de oudsten werden in Poeldijk geboren, en alleen de jongste op Geerbron.

Zoon Leon en James
Leon Herckenrath 1800 – 1861, een zoon van Gerrit en Alida, was 18 jaar toen hij naar de Amerikaanse staat South Carolina vertrok. Leon kreeg daar de gele koorts en hij werd daar toen verpleegd door ene Juliette Louise MacCormick de Magnan. Dat moet goed zijn afgelopen want in 1823 trouwde het stel. Zij was de dochter van een Creoolse moeder en een Schotse vader. Om te kunnen trouwen moest hij zijn bruid en zijn schoonmoeder vrijkopen uit een slavinnen bestaan. De zaken voor Leon gingen uitstekend, hij leidde toen twee bedrijven. Het stel kreeg daar zeven kinderen. Uit het oogpunt van raciale wetgeving kwam hij in 1835 met zijn gezin naar Nederland. Hij kocht toen Geerbron van z’n moeder Alida. Daar kreeg het echtpaar nog acht kinderen. Jacobus De Fremery, James, zoals hij zich dus in New York liet noemen, startte zijn carrière bij de firma Herckenrath & Van Damme. Na twee jaar had hij het daar wel gezien en besloot naar California te gaan. Hij startte daar het bedrijf firma Gildemeister, De Fremery & Co. Het bedrijf had zich toegelegd op commissiehandel op Europa, Zuid-Amerika en China. Zes jaar later zette hij het bedrijf alleen voort onder de naam James De Fremery & Co en het bedrijf groeide uit tot een van de grootste handelsbedrijven van San Francisco. Hij was zo vermogend geworden, dat hij in 1862 de zeer soliede Savings Union Bank oprichtte, die onder zijn voorzitterschap zich zodanig ontwikkelde, dat bij zijn overlijden de waarde van het kapitaal tot 27 miljoen dollar was gestegen. Deze James De Fremery 1826 – 1899, huwde in 1853 de oudste dochter van Leon en Juliette, Virginie Theresa Herckenrath 1824 – 1890. En op deze wijze is de band tussen Ouwendijck en Geerbron op een hele bijzondere manier bevestigd.

Grafkelder en familie
Leon was ook de initiatiefnemer die de grafkelder, niet ver van de locatie Geerbron, liet aanleggen in het toenmalige duingebied. Die grafkelder is tussen 1844 en 1847 gebouwd door de familie Herckenrath in Traditioneel-Ambachtelijk stijl. Deze grafkelder verwierf een Rijksmonumentale status. Er zijn totaal veertien kisten, met dertien leden van de familie Herckenraths in de kelder aanwezig. In de veertiende kist is de baker van de familie, mevrouw Zuiderwijk, bijgezet.
De locatie werd in 1837 door de toenmalige burgemeester van Monster, Leon Herckenrath aangekocht. Leon was van 1847 tot 1854 burgemeester van Monster. De oom van Leon was Frans Herckenrath 1780 – 1852, woonachtig in Venlo, ongehuwd en van beroep militair. Een heel fraai schilderijtje van Frans, van de eerder genoemde schilder Cornelis de Cocq hangt in het Westlands Museum aan de Middel Broekweg in Honselersdijk. Daar hangen ook twee schilderijen van Leon en zijn moeder Alida, van de schilder J.W. Pieneman.

De schilderijen
De verzameling van de familieportretten werd door James en Virginie meegenomen naar de Amerika. Nadat James kwam te overlijden, erfde de oudste zoon James Leon de collectie familieportretten, die zo bij elkaar bleef. De schilderijen hingen in het woonhuis op hun landgoed The Grove in Oakland in California. Het was een collectie van ruim 50 schilderijen, die qua tijd over een periode van bijna drie eeuwen liep en geschilderd waren door mannen van naam. Toen de oudste zoon James Leon De Fremery in 1911 overleed, heeft zijn weduwe de schilderijen in bruikleen gegeven aan het Golden Gate Museum in San Francisco in California. Door financiële problemen tijdens de crisisjaren rond 1930, voelde de familie De Fremery zich gedwongen het grootste deel van de schilderijen te belenen. Dit heeft Paul William, een kleinzoon van James en Virginie, geregeld. Echter toen die in 1942 plotseling kwam te overlijden, besloot de firma waar de collectie was beleend zonder overleg met de familie, de schilderijen te laten veilen. Door deze veiling viel de schilderijencollectie van De Fremery-Herckenrath uiteen en raakte verspreid door de Verenigde Staten van Amerika. En zo kon het gebeuren, dat enkele Westlandse vrijwilligers, die deze veilingen wereldwijd in de gaten houden, zo nu en dan een dergelijk kunstwerk kunnen kopen. Mede hierdoor en de nieuwbouw van de Glazen Gemeentehuizen heeft het Kunstmuseum goed wortel kunnen schieten. De eerste trap van dit plan moet er over een paar jaar kunnen staan. Het is ONS aller Erfgoed en we moeten er niet aan denken dat de nu reeds verzamelde kunstwerken, ook door veilingen eeuwig verdwaald raken.

Status
Beide buitenplaatsen zijn in het verleden gesloopt.  Tot slot werd de grafkelder met veertien grafkisten, zoals dat uit het gemeentelijk register blijkt, op 21 mei 2002 als Rijksmonument onder de nummer 525142 in het Rijksregister opgenomen.       
           

 
familie de Fremery op trap van hun woning in Oakland San Fransisco

 
Casparus de Fremery (foto WOS)                                          James de Fremery en Virginie


Villa Ouwendijck


Geerbron Monster

 


Midden op de kaart het De Fremery Park


De Fremery Park in Oakland

 

 

De Liefde tussen Geerbron en Villa Ouwendijk


Bron: Het Hele Westland
d.d.27 mei 2020

De oude Monsterse buitenplaats Geerbron

De oude Monsterse buitenplaats Geerbron staat dankzij het Boekenweekgeschenk van Annejet van der Zijl volop in de belangstelling. Haar boek handelt over Leon Herckenrath en zijn vrouw Juliette. Piet van der Valk onderzocht hoe de bewoners van Geerbron verbonden raakten met die van buitenplaats Ouwendijck in 's-Gravenzande. De stichter van Geerbron te Monster is de bekende luitenant-admiraal Anthony Pieterson (1658-1722). De vrijgezel_Anthony maakte een schitterende carrière bij de marine. Zijn geld investeerde hij in onroerend goed in Monster. Zo bouwde hij met het verstrijken van de jaren, de buitenplaats Geerbron uit tot wat het was vlak voor zijn overlijden. Ook hier zijn vele verkopen van de buitenplaats bekend. Totdat de uit Venlo afkomstige arts Gerrit Herckenrath (1767-1809), toen baljuw Van Monster, Geerbron begin maart 1801 op een veiling kocht. Het orangeriehuis met fruitmuur Werd voor 2.000 gulden door timmerman Arij de Cocq-gekocht. Opmerkelijk dat de kleinzoon van deze timmerman de latere kunstschilder Cornelis de Cocq was, die meerdere portretten van de familie Herckenrath maakte. Gerrit Herckenrath was reeds gehuwd met Alida Milius (1761-1844), toen zij in 1790 naar Poeldijk verhuisden. Het stel kreeg acht kinderen de oudsten werden in Poeldijk geboren, echter alleen de jongste op Geerbron.

Ouwendijck
De oudst bekende gegevens over Villa Ouwendijck te “s-Gravenzande dateren van ongeveer 1530. Cornelis Adriaenszn Persyn (1499-1571) huwt met Machteld Willemsdr Coppier van Ouwendijck (circa 1520). De woning is in het kaartboek van het Regulierenklooster Maria Magdalena in Bethanië, vervaardigd in 1566 door landmeter Coenraet Oelenzn van Delfland, ingetekend. Het buiten Werd nog een aantal maal verkocht voordat het in 1824, voor 20.750 gulden, over ging naar Jacobus Petrus De Fremery (1800-1874). Deze Jacobus werd in 1824 tot schout en later tot 1847 tot burgemeester van “s-Gravenzande benoemd. In datzelfde jaar trouwde hij met Sara Jacoba Hester Nederburgh. In 1826 werd op Ouwendijck hun zoon Jacobus geboren die Co werd genoemd, maar zich later James ging noemen. Dat had te maken met het feit dat hij op 21-jarige leeftijd naar Amerika trok, om daar zijn droom waar te maken. James kwam nog vaak terug naar Nederland en dan verbleef hij op Ouwendijck.

Leon
Leon Herckenrath 1800-1861, een zoon van Gerrit en Alida, was 18 jaar toen hij naar de Amerikaanse staat South Carolina vertrok. Leon kreeg daar gele koorts en hij werd daar verpleegd door ene Juliette Louise MacCormick de Magnan. Dat moet goed zijn afgelopen, want in 1823 trouwde het stel. Zij was de dochter van een Creoolse moeder en een Schotse vader. Om te kunnen trouwen moest hij zijn bruid en zijn schoonmoeder vrijkopen uit een slavinnen bestaan. De zaken voor Leon gingen uitstekend, hij leidde toen twee bedrijven. Het stel kreeg daar zeven kinderen. Uit het oogpunt van raciale wetgeving kwam hij in 1835 met zijn gezin naar Nederland. Hij kocht toen Geerbron van z’n moeder en daar kreeg het stel nog acht kinderen.

James
Jacobus De Fremery, James dus, startte zijn carrière bij de firma Herckenrath & Van Damme in New York. Dit was het bedrijf dat Leon met een partner rond 1820 oprichtte. Na twee jaar had hij het daar wel gezien en besloot naar California te gaan. Hij startte daar het bedrijf firma Gildemeister, De Fremery & Co. Het bedrijf had zich toegelegd op commissiehandel op Europa, Zuid-Amerika en China. Zes jaar later zette hij het bedrijf alleen voort onder de naam James De Fremery & Co en het bedrijf groeide uit tot een van de grootste handelsbedrijven daar. Hij was zo vermogend geworden, dat hij in 1862 de zeer solide Savings Union Bank oprichtte, die onder zijn voorzitterschap zich zodanig ontwikkelde, dat bij zijn overlijden de waarde van het kapitaal tot 27 miljoen dollar was gestegen. Deze James De Fremery 1826-1899, huwde in 1853 de oudste dochter van Leon er Juliette, Virginie Theresa Herckenrath 1824-1890. En op deze wijze is de band tussen Ouwendijck en Geerbron op een hele bijzondere manier bevestigd.

Grafkelder en familie
Leon was ook de initiatiefnemer die de grafkelder, niet ver van de locatie Geerbron, liet aanleggen in het toenmalige duingebied. Die grafkelder is tussen 1844 en 1847 gebouwd door de familie Herckenrath in traditioneel ambachtelijk stijl en verwierf op 21 mei 2002 een Rijks monumentale status en onder nummer 525142 werd het in het Rijksregister opgenomen. Er staan veertien kisten in de grafkelder met daarin dertien leden van de familie Herckenrath. De locatie werd in 1837 door de toenmalige burgemeester van Monster, Leon Herckenrath aangekocht. Leon was van 1847 tot 1854 burgemeester van Monster.

De schilderijen
De oom van Leon, Frans Herckenrath (1780-1852), woonde in Venlo, was ongehuwd en militair van beroep. Een fraai schilderijtje van deze Frans, van de eerder genoemde  schilder Corneis de Cocq hangt in het Westlands Museum in Honselersdijk. Daar hangen ook twee schilderijen van Leon en zijn moeder Alida, geschild door J. W. Pieneman. De verzameling van de ruim 50 portretten van familieleden werd door James en Virginie meegenomen naar de Amerika. Nadat James kwam te overlijden, erfde de oudste zoon James Leon de collectie. De schilderijen hingen in het Woonhuis op hun landgoed The Grove in Oakland in California. Door het overlijden van familieleden, financiële problemen, de crisisjaren 30 van de vorige eeuw en een beleningsbedrijf die de schilderijen laat. veilen zonder overleg, zijn de schilderijencollectie van De Fremery Herckenrath verspreid geraakt door de Verenigde Staten. Zo kon het gebeuren, dat enkele Westlandse vrijwilligers, dat kunstveilingen wereldwijd in de gaten houdt  soms dergelijk kunstwerken kan kopen.