Hieronder een aantal snelzoekers voor Koppenol verhalen:

Daniel Koppenol van Hoogvliet    De ouds bekende Daniël Koppenol 
 
Daniël VanCoppenolle de Koopman
 
Maarten Koppenol, de machinist    Mevrouw Koppenol-Jeuring een spoorwegvrouw


Daniël Koppenol


Daniël Koppenol, geboren op 20 september 1885 te Hoogvliet emigreerde in 1910 naar Amerika, het land van de ongekende mogelijkheden.  Hij vertrok op Zaterdag 19 maart 1910 vanuit Rotterdam.
Bij aankomst in Grand Rapids, Michigan logeerde hij bij zijn oom Jan Koppenol. 

Van zijn reis naar Amerika heeft Daniël een reisverslag gemaakt, iets wat ik hieronder zal weergeven. Het was opgeschreven met potlood in een schoolschrift.


uitgetypt (letterlijk) door: © Leendert W. Koppenol Klijndijk (Drenthe)

Bij  het scheiden van de markt leert men de kooplui kennen.

Een mensch die in het dagelijks leven omgaat die denk natuurlijk van een ieder zijn eigen gedachten en men ziet in die en die een vriend en weer anderen waarvan men denkt die geeft toch niet om mij; maar als we dan soms moeten scheiden ja dan ontpoppen de ware en de andere vrienden pas. Dan ziet men van wie het gemeend was; dan hoort men de uitspraak hoe zijn hart is dan voelt men aan den hand druk hoe zijn genegenheid is; dan merkt men of met koud is of meegevoelend; dan gevoeld men den band of hij van harte is of oppervlakkig. Zoo heb ook ik bij mijn vertrek een blik mogen slaan in verscheidene harten en soort studie gemaakt van verschillende karakters. Tot zoover ben ik de eerste Zaterdag op 't schip gekomen maar ik houd op want ik ben moe daar ik een heele nacht op geweest ben en een vermoeienden dag gehad heb naar lichaam en geest als na veel praten iemand besluit uit zijn land te vertrekken dan voelt hij nog niets van het afscheid maar als iemand nog eens kon besluiten als de tijd daar is o wat zouden er dan nog velen teruggaan de helft wel die nooit een afscheid bijgewoond heeft wanneer een Amerikaansche of een andere boot vertrok kan er zich geen voorstel van maken maar om kort te gaan het hart word als het ware van elkaar gescheurd zelfs diegene die er niets mee te maken heeft veranderd er van.


ss  Nieuw Amsterdam I dit schip bracht Daniël naar Amerika
(onder aan deze pagina meer informatie over dit schip)

Verder zal ik over dingen niets zeggen maar beginnen bij mijn vertrek op het schip. Mijn eerste uren op het schip doorgebracht waren eenig ik weet zeker dat ik ze zoo niet meer krijgen zal. Toen we aan boord gingen waren we met ons achten waarvan er 2 mijn handkoffer droegen aan een bezemsteel en één een zak met schoenklompen hoed enz. Het eerste naar mijn hut. "Welke hut hebt U mijnheer", "230 mijnheer" "alrigt" en zoo gingen we naar mijn kamer; nu dat viel mee een buitenhut; dat wil zeggen aan de buitenkant met een raampje (patrijspoort) dus overdag ligt en 's nachts electrisch licht, vervolgens 3 bedden aan eene kant 2 boven elkaar en de buitenkant 1 bed het welk ik beslapen moet. De ruimte tusschen de bedden is 1,5 M en de lengte is zoo lang als de bedstede 2 M. Tegenover de deur is een heel mooi en practisch toestel het neemt geen plaats weg bijna; daar het aan de wand vast is gemaakt van boven een spiegel aan weerszijden ervan een kraft met water en 2 glazen en daar onder 1 laadje onder dat geheel bevind zich een toestel dat als men het opendoet komt er een waskom met kraan zeep enz om zich te wasschen zoveel men wil men doet het toe en het water loopt onder en een blikke bus welke ook weer achter een deurtje verborgen is en word iedere dag  leeg gemaakt daaronder een deurtje dat is het laagste als men dat open doet is er voor ieder een nachtspiegel. Als men het open doet om te wasschen is er ook nog een klap aan die open kan om te schrijven of iets dergelijks Het is in één woord heel practisch en ik begrijp niet dat ik nog nooit zoo iets in een kamer bij den één of ander op de wal gezien heb. Er is een kleerenkast in de hut met vanonder 2 laden waarin we zoo 't een en ander in liggen en onze kleren hangen in die kast. Het bed is heel best ingericht het ligt in een toestel van vieren zoodat het is als een springveer matras er zijn 2 kussens maar er is maar 1 deken en 1 laken de eerste nachten had ik kou maar nu kan ik er al tegen. Als men te bed licht kan men bij een drukknopje hetwelk men gebruiken kan als men een bediende noodig heeft.

Overdag word het raampje open gezet zoodat de frissche lucht er in kan. Toen ik de eerste keer in mijn hut kwam dacht ik dat ik het niet meer zou vinden maar ik wist het gauw.
Toen we aan boord kwamen zei moeder kijk daar eens die meid of dame staat nu al te schreewen ik wist niet dat ik ze zoo zou leeren kennen want het is vreemd op het schip leer je elkaar allemaal kennen. Na een uur of 5 op het schip geweest te zijn begon het te dagen en al nader en nader kwam het vertrek in 't eerst nog vrolijk nu word het al anders om mijn hart ach wat is een mensch; Nog eens overal rond geweest samen nog eens in de hut gekeken en dan naar boven tot opeens daar gaat de bel al en nu gauw elkaar allemaal opgezocht niet te lang staan tobben maar gauw één voor één de hand gedrukt en weg gauw weg het is het beste maar want je word gaande minder. Nu nog een uur de eene op de kant en de ander aan boord daar blaast de boot voor de eerste keer het snijd door mijn hart heen o het worden toch zulke pijnlijke ogenblikken; van onder zijn ze nog doende om het schip te verven alsof het nog een week daar liggen zal maar op een andere plaats zijn ze toch al doende om de touwen los te maken totdat de boot 3 maal geblazen heeft en daar gaan ook de bruggen weg en de zakdoeken komen allemaal voor den dag om te wuiven en om tranen te drogen zonder dat men er erg in heeft is de boot al een eind van de kant getrokken door 2 sleepbooten en verder en verder gaan we o wat er toen in me omging ik ben niet in staat om het neer te schrijven ik had wel overboord kunnen springen.

Verder en verder gaan we en de menschen ik kan ze niet meer onderscheiden op de kant het is een zwarte massa totdat eindelijk kom ik tot me zelven en gaat maar eens wat loopen want algauw zijn we bij Schiedam. De Pernissche boot vaart ons voorbij wat een klein dingetje de menschen wuiven ons toe; zoo komen we bij Schiedam ik zie Oome Hollander en Tante al staan ze wuiven maar staan men aldoor naar het voorschip te kijken ik wuif ook maar ze kennen me niet eindelijk daar hebben ze me in de gaten maar algauw is het gedaan want we gaan er nog aardig over. Overlopen naar Pernis; veel menschen staan op het hoofd en een bootje komt nog een laatste groet brengen van ons daar zijn in, Rijksveldwachter "Den Boer", Oom P. Speelman, Maartje Kleine enz. na hartelijk gedag roepen zijn we er ook al weer voorbij. Aan den Stadroelschedijk staan alweer menschen, op den Hoogendijk ook al en op de visscherij staat Oom J de L en Janus en Piet. We kunnen ze aanroepen wat we dan ook doen; en zoo komt er gaande weg wat nieuws Vlaardingen interesseert me niet ik blijf aan de andere kant en zoo komt de Bonte Koe; algauw zie ik C v.d. Sluis en twee andere welke ik door de verrekijker die ik mag gebruiken kan onderscheiden. Lang kijken gaat niet want we zijn zoo gauw voorbij. Daar zie ik Hoogvliet liggen en op Lokkerdsstoep een zwarte plek waar beweging in is het zijn bepaald menschen die de boot na staan te kijken. O menschen jullie denken misschien wel dat ik het nu erg slecht heb nu ik Hoogvliet zoo weg ziet gaan maar heusch maak je maar niet ongerust hoor ik gevoel er niets van nog een laatste groet aan de molen van P Groeneweg en nu richt ik mijn kijker op wat anders daar hing ik wel aan O ik kan zoo duidelijk het raam zien dat komt van het witte gordijn ach hoe lang zal het duren eer ik daar weer eens zit, zal het wel ooit meer beuren / Wij weten niets ik zie er ook gedaante bewegen daaronder maar ik kan ze niet onderscheiden ik zal maar eens wuiven met mijn zakdoek misschien zien ze het wel.

Hoeveel gaat er in mijn gedachte voorbij het is zooveel wat ik daar beleefd heb als ik nog eens wil kijken zie ik niets meer een hooge rij boomen is tusschen ons in geschoven maar door die boomen heen zie ik toch nog dat H te England. Het is de eerste keer niet dat er iets tusschen ons inschuift maar toch ik zie toch nog altijd wat; kan het zijn dat die boomen maar weg waren als ik eens terug kom dan staat er niets meer tusschen ons. Na nog enkele blikken op het eiland Rozenburg geworpen te hebben loopen we over en daar komt Maassluis Daar is het een ongewone drukte; heel Maassluis is uitgelopen; daar is de reden al; een lange nog jonge man IJ Mostert heet hij is aan boord met vrouw en zeven kinderen die is van Maassluis het is een gewuif en geroep van belang maar hij heeft veel wilskracht er komt geen traan te voorschijn bij hem, als hij zijn woonplaats voorbij gaat. Ik heb een praatje met hem gemaakt en hij vertelt mij dat hij eerst is begonnen als boerenknecht toen is hij een paar koeien voorzich zelf gaan houden en toen een melkzaak opgezet welke nu al heel goed ging en nu heeft hij die verkocht en voor goed geld en gaat nu naar Minnesota om daar te gaan proberen. Wat hij ook aan heeft moeten hooren dat is erg. Iedereen noemde hem gek omdat hij een goede zaak verkocht en in Amerika ging beginnen maar hij zegt ik heb 7 kinderen daar moet ik ook aan denken en zoo gaat hij vol moed. Hij neemt met vrouw en kinderen juist een heele tafel in als het op een eten gaat.

Toen Maassluis voorbij was zouden we wat gaan eten want met een lege maag in zee gaan is niet goed, dus wij gaan naar onderen. We treffen het niet best want in de bovenste eetzaal zijn al de plaatsen bezet dus we moeten naar onder daar is de derde klasse eetzaal ingericht voor 2e klasse daar krijgen we dan van de hofmeester een kaart met een nummer we zijn aan de tweede tafel dat wil zeggen er word doordat er zooveel passagiers zijn 2 maal gegeten om 8 uur de eerste tafel om 9 uur de tweede tafel; ik heb 106.B op mijn bank staat 106 als ik aan tafel plaats neemt krijg ik een servet en een ring erom waarop staat 106.B die vouwen we zelf weer op en steken hem in de ring dan hebben we altijd onze zelfde servet om de twee dagen een schoone. Wat er op de tafel staat is niet om op te noemen. Toch zal ik het proberen het is nu breafeast (ontbijt) ten eerste sinasappelen appeleuven. Havermout Rijst Barleij ook een soort brij. Boekweit koeken die at ik iedere morgen. Geroost brood beschuit waterbroodjes boter, kaas, ham, gekookte eieren, spiegeleieren en geklopte eieren, dit eier gedoe ben ik vies van eet nooit geen eieren aan boord het zijn allemaal koteieren, dan sardijntjes. Biefstuk, varkensvleesch, gebakken ham gekookte en gebakken aardappelen. Pekelharing schapenvlees, rookvleesch, verder Honing Oranje marmelade en Jam. Gouda, Leidsche en komijne kaas daarbij kan men zoveel koffie of thee krijgen als men hebben wil. Nu zal je wel denken als hij nu ooit gelogen heeft dan doet hij het nu; wel een ieder kan wel begrijpen dat, dat allemaal niet op tafel kan staan maar de voornaamste dingen zoals Brood boter kaas vlees melk suiker enz die staan er en de rest heb je maar te bestellen er ligt een spijskaart en die word elken dag op nieuw gedrukt voor iedere morgen, middag en avond en gaande weg wat anders doch de voornaamste dingen blijven zoo. Het jammerste is dat alles in het Engels gedrukt is voor mij geeft het niet want ik laat H. Gording alles vertalen; maar die dat niet kan die komt niet altijd aan het lekkerste.

Als we gegeten hebben gaan we gauw naar boven en we zijn al buiten den Hoek; we zitten tusschen de pieren met de verrekijker zie ik de wandelpier van Schevening heel goed liggen daar zal ik met Pinksteren niet komen dat weet ik al. Als we in zee komen begint de machine door te werken en het land verdwijnt vlug den Brielsche dam blijft lang in 't gezicht zoo al van 't langste; voor ons is het niets dan water water, het is zoo plezierig dat het zulk mooi weer is toch kunnen we al goed de bewegingen van het schip waarnemen. Ik lijt vreselijke kou van de zeewind Het wijste is om maar om een beetje binnen te blijven. Het is bijzonder druk op 't schip waar je ook komt om plezierig te reizen zijn er veel te veel op. Er zijn veel friesen die het erg rumoerig maken ze loopen maar te zingen en te schreewen dat het een schandaal is Op een andere plaats zien we weer wat anders daar staat er een met een mondharmonica die zingt van Er ruischt langs de wolken, zouden wij ook eenmaal komen enz de koppel word gaande grooter en alle zingen mee het doet goed te hooren dat er ook nog zijn die ter ere van hun God zingen. In de derde klas op het voor en achterdek is het een mengelmoes van Poolen en Russen en ook nog Hollanders je weet niet wat je er ziet er zijn er ook al aan 't braken en overgeven ik bij me zelf niet ik ben een heel ventje want ik voel niets. Ik kijkt al eens uit naar de muziek of het "houd van Holland" nog niet komt maar er geen muziek aan boord zeggen ze dus dat helpt nogal. Zoodoende zijn we met hier eens kijken en daar eens kijken tot de middag gekomen. Er is boven aan de trap van de eetzaal een kaart aangebracht waarop de afstand staat van R.dam tot New York en daar word iedere dag om 12 uur de afstand aangegeven die we afgelegen hebben en op de kaart staat de lijn uitgetekend die de boot zal volgen op de zee en dan word daar een teken gegeven waar we zijn vandaag zaterdag hebben we 36 mijlen afgelegd tot 12 uren. De afstand van den H v H tot N York is 3333 mijlen dat is aardig zoo 4 drietjes.

Om een uur gaat de bel rond dat is het teken van eten dan is de tafel klaar. Dan gaat er een bediende over waar het 2e klas is met een bel rond maar het is de eerste tafel dus ik ga nog niet. In de derde klas slaan ze maar op een koperen schaal net als Schram als hij wat uitklinken moet. In de eerste klas daar word de taptoe geblazen net als in dienst. Na een uur gaat de tweede bel dus ik ga mijn jas en mijn pet in de hut brengen en dan naar tafel. Nu er staat weer genoeg op de spijskaart het is nu Dinner, ik zal alles niet opschrijven wat er te krijgen is want het word te eentonig maar ik zal zeggen wat ik er van gebruikt heb. Eerst erwtensoep toen, aardappelen, biefstuk, suikerbonen amerikaansche pot Vleesch met abrikozen, weer een ander soort vlees, vervolgens taart en als dessert een groote appel, nu als ik zoo blijft eten dan zal ik wel wat gegroeid wezen als ik van het schip komt. Er zijn er die eten zich gewoonweg zoo dik dat ze niet meer gaan kunnen. kort bij me zit een ventje uit Zeeland die moet gaande weg het zoveel zoo maar afwegen en naast mij heb ik er een nu die kan er ook wat van.

De eerste twee dagen zijn er eigenlijk meer akelig van 't vele eten dan van de zeeziekte. Als ik gegeten heb ga ik wat loopen op het dek en vervolgens een paar brieven schrijven want de post komt al vroeg. Postpapier en aanzichten kan men hier voor niets krijgen dus we schrijven er maar op los. De postzegels zijn hier van Frankrijk voor een brief 25 franc en een briefkaart 10 franc maar men kan het in Hollands geld betalen. Onderwijl is er al land in zicht gekomen In de verte is het net of er een bank aan de lucht zit ik zou er geen erg in gehad hebben want ik kan het nog niet onderscheiden of het land is of een mistbank zoo onder aan de lucht; maar H Cording zegt het mij. We naderen snel en ten slotte kunnen we duidelijk het land zien het eerste zijn steile hooge rotsen daar bij het nauw van Calais Vandaar af is die vent (hoe heet hij ook weer) afgevlogen naar Dover met de vliegmachine - vervolgens word de kust weer anders een prachtig gezicht hier en daar huizen of dorpjes duinen zijn er niet want het ligt hoog genoeg boven de zeespiegel. We varen veel visschersscheepjes voorbij die geheel wegschuilen achter een golf die hooren zeker thuis daar In 't eerst zijn 't kale rotsen maar later zien we er boomen en bosschen op en ook vierkante zwarte vlekken dat is zeker bouwland hier en daar een molen zoo als bij ons de wipmolens vroeg waren, 't een en ander bij elkaar is een pracht om te zien. We kunnen de kust van Engeland niet zien want daar zitten nogal wolken aan de lucht en het moet heel helder wezen om allebei de kusten te zien.

Daar komt weer een stoomboot aan met een seinvlag hoog in de mast dat is de postboot zeggen ze. Hij komt regt op ons aan en de N Amsterdam zet de machine stop de postboot komt er langs en de post zak word aan boord gegeven, vooruit gaat alles weer; de post gaan naar de wal en wij naar Boulogne het is nu zoo wat 4 uur. 's middags als we zaten te schrijven werd er een postzak opgehangen en daarin kan dan ieder zijn brieven gooien; het was geen kleinigheid wat er dan ook meeging. Om een uur of 5 is Boulogne in 't zicht en na een poosje zijn we er het schip gaat kort langs de kust de "Holland" Het schip dat de passagiers aan boord breng van Boulogne hij is nog niet te zien dus de ankers worden uitgegooid. Dat is geen kleinigheid zulke groote dingen ik dacht altijd dat die er zoo maar aan zaten maar nooit gebruikt werden maar het ging al gauw zoo hebben we dan bijna 2 uur hier voor anker gelegen; het was niet onaardig want er is genoeg te zien. Langs de kust is het een mooi gezicht en we liggen net voor de haven van B daar komt uit zee een groote boot die van Londen komt die gaat ook naar New York en komt ook passagiers halen maar deze gaat in de haven; hij draait en gaat achteruit de haven in het is niet te begrijpen hoe gauw of zoo'n schip is in volle zee; ze laten het net draaien en wenden als een zalmdrijver zijn schouw dat is heusch waar.

Terwijl we liggen word er opzij in het schip al een deur open gemaakt om de passagiers en bagage op te laden boven de deur word een electrische lamp neer gehangen en zoo is alles klaar. De "Holland" moet zeker wachten op de trein want anders was hij er al geweest. Eindelijk daar komt hij dat is ook nog zoo'n klein bootje niet maar echt zeewaardig met een pijp en alles zoo als de booten van de H A Line Als die langs zij ligt worden de bruggen gelegd en daar komen de passagiers 18/19 meest Franschen en Duitsers ook nog zwitsers en Oostewrijkers alle naties zijn hier vertegenwoordigd. Dat komt omdat alle andere lijnen vooreerst nog wel iets duurder zijn en de bediening is nergens zoo goed als hier. En als die menschen sporen moeten midden uit Duitsland of Oostenrijk vandaan naar Bremen of Hanburg dan kunnen ze net zo goed naar R.dam of Boulogne komen dan zijn ze er nog eerder ook. Zoo komt dat met deze lijn zoo vele duizenden altijd mee gaan. We zullen de passagiers eens tellen zeggen we en zoodoende gaat het opeentellen tot 95 toe. Een is er die heeft 2 honden bij zich en vervolgens gaat de bagage aan boord; dat gaat ook verschrikkelijk vlug en gooien met die kisten dat is erg. Onderwijl hoor we de bel alweer voor het "supper" dus wij er op uit. Daar is weer van alles te krijgen ik zal eens opschrijven wat er op de kaart staat. Ten eerste scrambled Eggs with Mutrooms, Fried Mutton Chops Boilled Patatoes. Roast Loin of Pork-Corned beef Crevelot `sausage. Herring salad Jam. Marmelades Coffee -Tea- eer dat je daar nu eens uitgezocht heb wat het lekkerste is dan moet je meer dan ene keer mee gegeten hebben.

Het is goed zoo'n reisje om manieren te leren want dat moet je hier of je wil of niet. Als het maal afgelopen is ga ik maar eens op dek loopen het is wel avond maar daar merk je niet veel van zoo licht is het en binnen is het ook alles leven van 's avonds 8-10 uur muziek in de eetsalon. Doch ik ga maar om half negen naar bed omdat ik den heelen dag geloopen heb en dan ben je dood af. Als je zoo den eerste avond naar bed gaat en alles gaat zoo aan je gedachten voorbij nu ik wil het best weten hoor ik voelde op mijn gezicht aan iedere kant zoo'n warm streepje gaan en dan begrijp je het wel. Maar ik sliep gaauw in en aan een stuk door tot den morgen o ja eene keer schrok ik wakker want ik had een droom en een benauwde ook want ik droomde dat ze mijn hand beet hadden en er mijn ring af wilde halen en hij kan er niet af; ik werd er akelig van toen ik goed en wel bijkwam; als je bijgelovig was zou je gaauw wat denken. Toen het ochtend was keek ik eens door 't raampje en zag dat het mooi weer was ik mijn zondagse plunje aan en naar boven, het was al weer net zoo druk als den vorigen dag. Ik dacht dat ze altijd kerk hielden maar ze zeggen dat er geen dominee aan boord is en nu is er geen godsdienst oefening ook. Buiten zien we weer veel schepen voorbij gaan want we zijn in 't Engelsche kanaal en daar is het heel druk; Dan om 9 uur weer eten dat is een hele tijd van 7 uur tot 9 uur maar men werkt niet en dan kan ik het vast leren om 3 maal daags te eten.

Wat we aten zal ik maar niet schrijven want dat vind ik zoo eentonig en dan leren jullie de feulleton van paasse niet meer. Na het eten maar weer naar buiten Daar kan je van alles zien. We zullen beginnen bij ons zelven de 2e klasse. Een koppel friesen loopen liederen uit te schreewen dat het bar is op een andere plaats staat weer een koppeltje menschen Psalmen te zingen enz. nog andere die niet zingen loopen heen en weer te wandelen of houden zich bezig met de 3e klas passagiers als we zoo staan op het dek en die 3e klas op het achterdek beneden dan begint het hoor. De eene gooit een cent te grabbelen en de andere een sinasappel enz enz nu dat moet je zien dan rollen ze over elkaar en vechten als arme dieren. Eene jongen wil ook mee doen maar mag niet van zijn moeder maar gaande weg gaat hij er bij en dan krijgt hij weer overal waar ze hem raken kan maar nog is het spel nietvolmaakt daar heeft er een 2e klasse de aardigheid om een sigaar aan een dun touwtje te binden en zoo te laten bengelen boven die luitjes net dat ze er niet bij kunnen je moest ze eens zien springen er naar je lach je eigen een kriek en die sigaar maar op en neer tot er ten slotte een er een stukje van te pakken krijgt en dan de rest breekt er natuurlijk af en zoo gaat het er nu naar toe aan boord. Hoe kan het ook anders als er zoo 'n paar duizend menschen niets te doen hebben ze weten van akeligheid niet wat ze doen moeten.

Om een uur of 11 komt er land in zicht het is het Kaap Lezaard maar er is niets te zien doordat we er ver afblijven. Om twaalf uur word er op de kaart die ophangt weer bijgeschreven, hoeveel mijlen of we gelopen hebben het is 366 mijlen Om 2 uur komt het eiland Wight daar varen we tamelijk kort langs de kust het is een pracht om dat te zien hier en daar dorpen en bovenop die heuvel van die groote witte gebouwen dat zijn zeker forten of zoo iets en op het eind de krijtbergen de zon schijnt er tegen en zoodoende maakt het een eenig mooi effect. Als dat verdwenen is gaan we gauw eten. Daarna weer een wandeling doen op het dek het is zoo druk dat je niet geschikt loopen kan het is zoo maar dringen er varen daar veel schepen een keer telde ik tot 30 toe dus dat is nog al wat daar zijn erg veel visschers bij. In de eetzaal is het ook den heelen dag vol want er is 's morgens muziek een uur geloof ik en 's middags ook en 's avonds ook weer dus voor ieder is er wat Over 't geheel genomen gaat het er werelds naar toe. Ik heb gelukkig juist de gelegenheid 's avonds als er muziek is om een poosje alleen in mijn hut te wezen zoodat ik dus eens tot me zelve kan komen enz. Zondagavond ging ik naar bed om 10 uur het schip begon wat meer te werken maar ik sliep toch best. Maandagmorgen word ik wakker om 8 uur en 't eerste is eens door het raampje kijken en ik zag dat de golven hooger waren en witte kopjes het schip werkt nogal. Na mij gewasschen te hebben naar boven. Het waait sterk en het is ruw weer. Om 9 uur weer eten en dan maar weer naar boven want anders word het zo raar in mijn lijf. Als ik boven op komt zie ik op het voor en achterschip veel joden die liggen te spuwen en te braken Je zou er zeeziek van worden. Er zijn vandaag veel zieken en het begint bij mij ook mis te worden tegen de middag is het heel erg en eten kan ik haast niet 's middags word het zoo dat ik ook aan braken gaat en over mijn tong p... Het is zoo'n ellendig gevoel dat kan ik zoo niet zeggen maar ik docht ziezoo als ik eenmaal in Amerika ben ga ik nooit meer terug en dan denk je weer om van 't schip te springen zoo slecht heb je het soms; ik begrijp niet wat voor vreemde ziekte of dat toch is.

Afijn 's avonds ging ik naar bed en mijn potje dicht bij me, maar ik heb het niet noodig gehad 's morgens was alles weer over. Nu alles stond nog al naar storm de matrozen gingen alles nog eens extra vast sjorren, toen de bel ging ben ik gaan eten en het ging werkelijk goed en dat helpt het beste van alles. Als het eten voorbij is maar weer naar boven. Een schip dat we gisteren heel in de verte zagen en achterop voeren is nu zoo ver achter ons dat we niets meer zagen dan de rook voor ons is er weer een die ons tegemoet komt en dan heb je elkaar gaauw gepasseerd. De golven gaan al aardig op en neer maar ik heb geen last meer bijna. Als ik zoo eens staat komt er iemand bij mij staan en praten de man ziet wit en mager; hij vertelt mij onder anderen dat hij naar zijn schoonvader gaat in Rochester; hij laat een vrouw en 4 kinderen achter maar als hij er nu een poosje werkt dan laat hij die komen. Hij heeft 12 jaar in een papierfabriek gewerkt bij Haarlem en dan mag je er niet uit zelf om te eten en het is zoo heet dat je half gekookt word. De man heeft een vrijkaart gehad van zijn schoonvader en zoodoende kan hij weg komen en zoodoende raken we aan de praat. Het slot is geweest dat hij mijn vuile goed gehad heeft Zaterdags en ik het niet overboord heb gegooid om 12 uur ga ik alweer eens kijken hoeveel mijlen en ik ziet van 389 dus dat is weer veel Als het eten voorbij is verloopt de middag als gewoonlijk eerst een poosje loopen dan wat gaan zitten schrijven terwijl de muziek speelt als ik zoo iedere middag een brief schrijft dan kan ik het net hebben.

Den avond is ook zoo als het eten voorbij is en de tafels in de eetzaal opgeruimd dan is er muziek en anders gaan ze in de andere eetzaal en den een of ander gaat voor de piano en dan is het groot bal en danspartij. Ik ga dan maar in mijn hut zitten lezen of schrijven dan zit ik juist het rustigste van den heelen dag. Word ik het zat dan ga ik naar bed en het gebeurt dat ik al een uur of drie vier slaapt voor mijn vrienden komen. Slapen gaat o zoo goed aan boord ik word zoo lui als een varken want 's morgens kom ik altijd gelijk met de anderen op. Het is een zootje als ze wakker worden; den onderste die duwt soms den bovenste een eind in de hoogte haast tegen de zolder aan enz. tot tenslotte we ons gauw een voor een afwasschen en vooruit naar boven. Het is nu de 5 den dag dat ik op de boot ben en we rekenen vanavond op de helft van de reis te wezen; als de boot zoo door blijft loopen kunnen we Zondagavond er voor liggen maar er kan veel in de weg komen. Voor de middag doe ik weer een kennis op die weet een plaats voor me als farmersknecht kort bij Chicago dat is iemand die heeft al een stuk of 12 jonge mannen om daar bij een farm te plaatsen maar ik bedank er voor verder leer ik gaan de weg menschen kennen die naar Gr. Rapids gaan dus zodoende krijg ik gaande weg meer gezelschap. Den dag verloopt als gewoonlijk - schepen zien we niet meer daar we te ver in zee komen - Vandaag geloopen 389 mijl dus evenveel als gisteren- 's avonds maar weer op tijd naar bed.

Donderdagsmorgens ben ik om half 7 opgestaan en een bad wezen nemen dat is mooi werk er is heet en koud water en boven een ding net als een gieter als je dan een kraan open draait dan krijg je een stortbad over je lijf. En de bediende zorgt voor zeep en een doek waarin je wel ingerold kan worden zoo groot; om je af te drogen. Geef je dan een fooitje dan ben je overal af. Maar het is wel wat waard als je maar op past dat er niet te veel zout water in de mond komt. Vervolgens is het weer eten en loopen. Op het promonadedek hebben ze de aardigheid om glijbaantje te spelen. Het houtwerk is zoo glad en dan gieten ze er emmers water over zoo doende gaat het goed maar als er een valt dan is die doornat. H. Cording viel en bezeerde zich dat hij het 2 dagen voelde en hij was door nat van onderen. Maar het is eigen schuld dan maar niet zulke grappen ophangen je heb er niets aan. Als ik tegen de middag in de hut zit komen Hendrik en Sbrip Kl ook aan en Izak Nicolaas. En Huip is zoo goed om 4 glazen bier te halen waarmee hij naar 20 min mee aankomt en we voormiddag houden nu dat was nog zoo erg niet maar toen ging het weer op een vechten niet zuinig en onze glazen stonden op de wastoestel met het gevolg dat ze vielen en alle stuk braken als ze het gezien hadden nu dan had het ons 2 Dollar gekost maar we namen alle een glas in ons zak en vooruit overboord de oceaan is groot genoeg. 't Mooiste kwam achteraan we hoorden heel de etensbel niet en toen we kwamen was alles klaar; maar daar we een goede bediende hadden kregen we nog wat 's Middags maar weer een brief schrijven en ik maak nog kennis met een aannemer uit Gr. R die is er al 28 jaar geweest hij zegt je hoeft je niet te beklagen dat je er heen gaat het is er goed.

Hij heeft nog een nichtje van hem bij zich met haar jongen als het dan gaat voor die jongen dan trouwen ze daar Er zijn heel veel meisjes die met haar jongen mee gaan om het gaan te proberen. Zo kunnen dan veel beter in Amerika trouwen want hier kost het haast niets. Je geeft b.v. den domine 1 D of meer net wat je kwijt wil wezen en het is in orde. Je zou wel denken dat is toch niet goed maar ik zeg het is veel beter dan in Holland. Want het huwelijk is heilig dus het dient door een domine of priester of zoo gesloten te worden voor God. maar in Holland is het goed al doet den grootste smeerlap het en wil je in de kerk overtrouwen dat moet je zelf maar weten. Vandaag hebben we 393 mijlen gevaren dat is het hoogste wat we nog bereikt hebben. Als ik naar bed gaat dan denk ik wel eens wie weet wat ze thuis doen. Toch slaap ik goed dat helpt nogal. Vrijdag morgen weer op gewone tijd opgestaan en eten en maar weer naar boven. We zijn al korter bij Amerika dan bij het oude Europa. We zijn nu op een hoogte of zekere plaats waar veel vliegende vischen zijn maar ik heb er nog geen gezien. Die vliegen soms zoo hoog dat ze op 't dek van schip vallen; ze zijn zo groot als een haring en ze smaken o zoo best. De jongen van Uwe Bokkum op Poortugaal die hier matroos is vertelt mij dat hij ze wel eens gevangen had als hij 's nachts op wacht was. Verder nog een poosje met Verweijs loopen. Die is bietenweger op Poortugaal geweest en hij kan bijna iedereen op Hoogvliet. Die komt van de zelfde plaats waar J Noordhoek vandaan komt. Als ik het loopen weer moe ben dan maar naar de eetzaal daar is de muziek en dan ging ik altijd maar terwijl ik zo zit zit te schrijven.

Komt er een matroos met een hoorn en zoo blazende erop gaat hij overal rond en er komt een ongewone drukte op 't schip zelfs de muziekanten leggen hun viool neer en lopen weg de koks, de bakkers alles loopt Door nieuwsgierigheid gedreven ga ik ook eens kijken en daar zie ik dat ze allemaal bij een reddingsboot staan. Ik maak me niet ongerust want het is mooi weer; het is enkel maar eens om te zien of ieder zijn plaats weet. Alles is boven de bakkers, kok slagers en iedereen en zoo staat een ieder gereed. Als het eten maar niet aanbrand hoor ik er al een achter me zeggen. Maar als alles gereed staat, blaast de kapitein op de stoomfluit en in minder dan geen tijd ie ieder weer op zijn plaats en alles gaat zijn gewone gang de muziek gaat weer luchtig alles in een kwartier tijd. Ze noemen het reddingsmanouvre Om een uur of 12 komt de kapitein mr Roggeveen het heele schip rond om te kijken of alles in orde is; het is de tweede maal dat ik hem ziet. Hij is niet lang maar zwaar van persoon. De kaart van passeren van schepen is ook weer opgehangen en we zien dat we onderanderen ook de Rijndam gepasseerd zijn. We zien ze dan niet maar het gaat per draadloze telegraphie. Als ik weer tegen den eten een poosje naar mijn hut gaat dan zie ik mijn overburen voort 't eerst en maakt een praatje. De ene komt van Sassenheim en de ander van Boskoop dat is een boomkweker allebei jonge jongens. Ik vroeg aan die eene jongen ken je Grietje Blonk en die kan hij goed zei hij. Zoo weet je niet wie je zoo al niet ontmoet - Vandaag moeten we op geven hoeveel waarde of we bij ons hebben voor de douane of komiezen. H. Gording had nog een Duitse pijp van 9 gulden en een theelichtje van 7,20 wat die kerel zoek weze maken heeft dat is wat te zeggen.

Het word knap koud vandaag. Er word gesproken van ijsbergen die maken het zoo koud. Het schip houd naar het Zuiden aan en we zullen er voor uit de weg gaan want ze zijn gevaarlijker dan iets anders want als het nacht is hebben ze geen licht op en als je er tegen aan vaart dan is het schip te pletteren. Want het zijn dingen zoo groot als het witte Huis in R dam en nog grooter. Vandaag hebben we 385 mijlen gevaren we gaan iets langzamer want we hebben het al maar recht in de wind en het begint al harder te waaien ik heb er geen last van dat is het mooiste als je zeeziek ben dan voel je iedere beweging van 't schip hoe weinig ook en ben je er door dan voel je verniets meer van dan is het net of het schip stil ligt al gaat het ook erg op en neer - Morgen is het Zaterdag we schieten al heel op dan trek ik mijn oude plunje uit en dan in 't Amerikaanse ondergoed Zaterdagmorgen om 7 opgestaan en met mijn schoone goed naar de badkamer. Eerst heb ik een bad genomen en toen mijn nieuwe goed aangetrokken en m'n andere weggegeven zoodoende heb ik alweer een veranderingsproces ondergaan. Het weer is niet opgeknapt. Het schip steekt de kop soms heel in de golven en dan vliegt het water er boven over heen. Dat zijn dan geen golven maar zoo maar water dat er overheen spat, want zo'n groot gevaarte, als dat zoo in zoo'n golf valt dan geeft het soms een klap als een geweer; en het water spat dan een eind in de hoogte nu als dan de wind voor op het schip staat dan vliegt het over het schip en maak dan maar beenen anders ben je door nat.

Er zijn hier en daar touwen gespannen om je zelf aan vast te houden. Er was van 't begin af aan een koppeltje dames en twee heeren waren er altijd bij; wat voor onzin dat ze soms ophingen dat is niet om te zeggen maar een paar dagen had ik er al 2 gemist een heer en een dame. Die dame was altijd stil en nu hoor ik zeggen dat het een vent was die er met de dienstmeid van door is er is onderweg een telegram gekomen dat hij aangehouden moest worden want hij reist op een vreemde naam en had bij een notaris op een vreemde naam geld gehaald. Hadden ze in Amerikca geweest dan had er niets meer van gebeurd maar we waren nog in volle zee toen het telegram (draadloos) ontvangen is. Wat je op zoo'n schip beleefd dat is erg. Er was een meid die ging naar America hoe of wat weet ik niet, maar haar jongen bleef achter, die kwam dan later, maar voor 't schip op de helft was had ze al een andere en ze is er bij gebleven ook. Verder heb ik vandaag gehoord van iemand die had 6 kistjes sigaren en 5 pond tabak, daar komt op ieder kistje 2 Dollar en op ieder pond tabak ook dat is al 22 D en hij had niets om te betalen. Wat hij te doen heeft hij telegrafeerd naar zijn neef daar hij naar toe ging om dat geld per (draadloze) dat kost hem 5 D en die neef moest het geld ook weer overtelegraferen want per post kon niet meer dus dat kunnen dure sigaren worden. Als hij ze overboord gegooid had dan had hij minstens 30 D voordeel gedaan.

Vandaag hebben we 339 mijlen afgelegd dat is weinig maar ze zeggen dat we anders Zondag binnen zijn en dat is schadelijk, want je mag op Zondag niet binnenkomen dus we varen wat langzamer. Ik pak mijn koffer in want morgen is het Zondag (en ik hoop Maandag al vroeg er af te kunnen)- en vervolgens naar bed! Zondagmorgen om 7 uur opgestaan de tweede Zondag aan boord. Het is niet op te merken dat het Zondag is nog minder dat we vandaag Paschen hebben- Als we aan tafel komen dan wenscht ons de bediende een plezierige Paschen en verder ach wat zal ik zeggen voor de middag is er een heel school van menschen die staan Psalmen te zingen dat is wel heel goed maar kom je buiten den kring dan hoor je zulke spotterij er over dat je er koud van word. Een groot verschil of je 's morgens naar de kerk gaat en als altijd de oude maar toch weer nieuwe opstandingspreek hoort doen.. Maar afijn ik denk altijd maar over een week dan zit ik op mijn bestemming en dan is alles voorbij. Als het middag is hoor ik zeggen dat we in 't geheel nog 313 mijlen te varen hebben; dus morgen vroeg voor New York. Het is bijzonder mooi weer de laatste dagen hebben we geen schip of niets gezien en we verwonderen er ons over dat we nog niets zien en al zoo kort bij land komen. Doch 's middags om een uur of 4 daar zien we wel 5 schepen tegelijk aan weerszijden en 's avonds om half zeven komen we voorbij het 2e vuurschip; dat ligt 12 uuren buiten N York als we nu nog 12 uur varen komen we voorbij het eersten en dan zijn we er ook dus ik ga maar vroeg naar bed want het is o zoo'n herrie op 't schip vanavond dat is altijd zoo den laatste avond zeggen ze.

Ik hoop er dan vroeg uit te wezen om zoo vroeg als het kan land te zien Maandag morgen was het 2 uur toen ik wakker werd ik dacht dat het 5 uur was want het was niet donker voor het raampje boven mijn bed maar dat kwam omdat de maan scheen- Dus ik er uit wasschen, kleeden, en naar boven. In de gang was het maar half licht ik dacht, daar begrijp ik niets van. Op de trap kwam ik een bediende tegen die vroeg ,, Moet je niet gaan slapen m'n heer''. Ik zeg ,, ik heb al geslapen'' hij begreep het niet want pas van te voren waren ze pas opgehouden met tekeer gaan dus hij dacht dat ik er nog naar toe moest. Toen ik boven kwam was het koud en alle waterkranen open om het dek af te spoelen, dus ik gekeken en jawel het was nog maar 2 uur, nergens zag ik nog een lichtje dus ik maar naar mijn hut en weer gauw mijn goed uit en naar bed; ik sliep weer gauw ook. Om 4 uur werd ik weer wakker en toen zijn we er allemaal maar uit gegaan- Toen we een poosje boven waren, daar zagen we lichtjes en daar ging het hoor ,,land in 't zicht'' en zoodoende was alles gauw op 't dek om half zes was het al Breakfest, ontbijt en toen dat gebeurd was toen op den uitkijk. Onderwijl begon het al lichter te worden en wij kwamen al korter bij en daar lag America-

Er ging veel in mij om toen ik daar het lang verwachte America voor me zag. Dat America dat alles moet ontvangen wat Europa uitspoegd. Dat America door zoovelen veracht en uitgescholden; maar ook door vele geprezen en hooggeschat dat America die sterkste magneet van alle magneten. Dat land van den Dollar. Dat land der onbegrensde mogelijkheden, dat land der wonderen dat land waar een ieder die nergens meer voor deugt nog een schuilplaats vind, dat land dat alles in zich herbergt, O wat zult gij mij geven? Armoede of Rijkdom Verdriet en Tegenspoed! of zou het mogen zijn dat er vreugden en vrede voor mij was? Ach wat zal ik zeggen mijn weg ligt er al door heen, kant en klaar en ik moet hem loopen zoo als hij verordeneerd is maar het is maar de vraag, zal ik hem loopen zoo God het wil? Ik Hoop op God dat hij met mij zal wezen want dan is er geen nood want er staat, Zoo God voor ons is wie zal tegen ons zijn. Een ding weet ik toch nu al en nu ben ik nog niet in America toch is er een ding dat kan America mij niet geven, want dat bezit America niet en dat is juist iets waar mijn hart naar uit gaat voor een groot deel. Ik zal maar hoopen dat alles eens goed zal komen en verder het maar over te geven het is al meer zoo als ik daareven geschreven heb. We kwamen zoo doende al gaan de korter bij het land van al mijn droomen; het was een wonderschoon tafereel hooge bergen en huizen enz en aan weerskanten van de Hudson op de hoeken een groot fort daar liggen kanonnen en zoo groot dat ze daar heel den omtrek bestrijken.

Ik heb nog hooren zeggen hoeveel 100 D een schot kost. Veel schepen en booten en sleepbooten varen hier heen en weer eindelijk liggen in de mond van de Hudson rivier we hebben heel langzaam gevaren en nu stopt het schip geheel en al, en zoo blijven we stil liggen het is op 't oogenblik Paaschmaandag 's morgens 7 uur. In het oude Holland zitten ze op 't ogenblik aan de Paaseieren maar hier denkt geen mensch aan een Paasei het is eene groote inspanning en afwachting. We wachten op den dokter van gekeurd te worden; eindelijk daar kwam den dokter in de eetzaal daar werden dan letters opgehangen en daarbij moesten we gaan staan- Maar toen we onder waren kwam er aan 't wachten geen eind ,,We zaten daar maar onder in 't schip en 't eene half uur, was niet anders als 't andere. We dochten 8 uur aan land te wezen en dan hadden we vroeg met 't spoor mee gekunt. J. Noordhoek zei als we twaalf uur maar weg kunnen dan ga ik nog weg maar word het over 12 uur dan blijf ik in N York; daar had ik weinig met op. Maar wat wil 't geval daar staan ik zoo onder in 't schip en raakt aan de praat met een man niet groot maar al 40 jaar zoo wat; en die moet ook naar Gr Rapids. Hij heete Nieuwenhuizen en was al 20 jaar in America geweest. Hij ging regelrecht weg al werd het 9 uur 's avonds zei hij dus ik dacht ik zal vragen om met hem mee te gaan dus ik dat gedaan en dat ging hij zegt welja waarom niet. Ik blij en heeltijd bij hem gebleven. De tijd ging door en wij moeten maar onder in dat schip blijven. Om toch wat te zien hadden we de patrijspoort open gedaan en dan om den beurt gingen we in mijn bed staan met ons hoofd door 't raampje om eens te kijken.

Daar was heel wat te zien want het schip lag wel stil maar dreef toch een beetje de rivier in; onderwijl kwamen er booten naar ons die van de derde klas de passagiers op laadde en mee nam- We begrepen er niets van maar eindelijk hoorde we 't zeggen, er waren pokken aan boord dus we lagen onder ,,qurantaine" als ze het willen doen hadden dan hadden we 10 dagen buiten kunnen blijven liggen maar het liep nog al mee als werd gauw geredderd. De zieken naar Ellens eiland in 't hospitaal gebracht en het schip en alles goed ontsmet en zoodoende waren we in een uur 5 klaar. Toen dat zaakje afgeloopen was konden we opstomen onderwijl werd de 2e klas gekeurd. We moesten allemaal voorbij den dokter komen en dan trekt hij met z'n vingers je oogleden van elkaar en klaas is kees. Dien dokter was een kleurling met van die felle oogen hij kijkt door je heen haast hij trok aan m'n oogen dat ik het een kwartier daarna nog voelde en m'n kameraad ook. Toen werden we weer naar een andere hoek gestuurd; daar zat er een die vroeg hoe oud waarnaar toe en hoeveel geld of ik bij mij had enz- Tenslotte was dat ook klaar en kon ik om mij koffer en kon er uit. Dat was een verlichting maar dat duurde niet lang want de koffer woog te zwaar. Je komt er heel anders aan dan in Rotterdam daar ligt het schip zoo langs de kant maar hier zijn dokken in 't water en plaats waar het schip juist in kanliggen want havens zijn daar niet dat is fijn zoo die vierkantjes dat noemen ze een dok het is eigenlijk een groote loods en die streepjes zijn een voorbeeld zoo liggen de schepen er langs. Zoo kwamen we dan in 't dok; ik hield die Nieuwenhuis maar in 't oog. Er was daar een vent die spoorkaarten verkocht en wij er een gekocht en ons Hollands geld ingewisseld dat deed hij ook voor me en passant; en toen weer verder.

In die dokken is plaats voor 1e, 2e en 3e klasse dus wij naar het 2e klasse dok en daar gaan staan bij de letter van je naam dus ik bij de K. Dat was een rommeltje veel kisten die toe gespijkerd waren die worden hier opengebroken en alles word er uitgehaald tot het laatste toe. Ik deed mijn koffer open en de kommies alles bekeken enz enz maar 't ging nogal een half kistje sigaren dat ik tusschen mijn goed gestoken had zag hij niet eens. Het doosje waarin een weerhuisje zat die moest ook open maar het liep nogal af. Een poosje daarna brachten de matrozen mijn kist bij de letter K en ik aan 't werk om hem open te krijgen. Na een poosje kwam er een kommies die was niet zoo makkelijk als de eerste maar het liep juist goed uit; ik had een kistje sigaren boven op gezet maar die vent was zoo wilt dat hij het niet zag hij klauwde m'n jas weg zoo wild dat hij hem juist over dat kistje sigaren heen haalde en toen onder in de kist. Alle kistjes moesten open; ik zou een ieder aanraden die eens wat mee wil brengen doet het nooit in een sigaren kistje want daar kijken ze zoo naar. Toen de koekoekklok die kommies haalde er een inspecteur bij maar die was nog al niet kwaad hij vroeg hoe lang ik het al had in 't Engels en ik terug ook maar in 't Engels ik zeg ,,Un haaf jear" en dat begreep hij en toen kon ik mijn boeltje in pakken. Toen ik ingepakt was zou ik eens kijken naar mijn kamaraad Nieuwenhuis, dus dan moest ik bij de N wezen maar hoe ik zocht en hoe ik keek nergens was hij te zien.

Daar stond ik alleen te New York allerlei vreemde lui loopen er heen en weer met Y M C A op zijn hoed dat betekent Jonge Mannen Christelijk Gezelschap of Christelijk Jongelingsvereniging. Dat gaat uit van de wereldbond. Dus ik hem aangehouden die man kan Hollands en wou mij helpen en metterhaast werd mijn koffer weggehaald en daar ergens gebracht waar ik er niets meer van zag ik dacht ik zie hem nooit meer. Als ik wat vroeg dan was het maar Strait of oh Jes en je werd niets knapper. Afin die man was toch erg behupzaam en hij bragt mij weg naar een ander gedeelte waar er nog een stuk of 10 of 15 stonden die hij allemaal hielp; toen ze alle een reiskaart hadden gingen we samen op reis eerst door Hoboken en daar weer een winkel in waar we ons spoorkaart weer inruilde voor een andere kaart. Toen vroeg de man of we eerst niet wat eten wilde koopen voor we in 't spoor gingen dus wij naar een bakkerij maar onderweg was het een gekijk en verwondering van belang. Hoboken is een oude voorstad en het is er knap vuil. De straten met stof het is er alles even droog net of je midden in de zomer te Rotterdam komt de zon staat helder en schijnt warm. Daar komen we bij de winkel maar welk een verschil met een Hollandse bakkerij want bij ons ligt er brood voor 't raam maar hier ligt het vol met taarten en pasteien en koek suikergoed en alles zoo als in een banket winkel maar dan is veel meer in, en achterin zie ik wat witte brood en rogge brood. Daar in en aan 't koopen maar een ding stond me niet aan er kwam een meid om ons te helpen die er alles behalve schoon uit zag. Ik dacht nu alles ziet er hier lekker uit behalve die meid want dat zijn we in R dam niet gewoon. Afijn ik kocht voor 15 ct 1 brood en 2 van die soort taarten of tulband noemen ze 't op Hoogvliet daar leek het veel op, dus ik had voorlopig genoeg.

Onze koffers hadde we ergens laten staan dus toen daar weer op uit. Toen we er waren gingen we met heel de stoet op weg naar 't spoor; ik had ondertusschen met een jongen kennis gemaakt die kwam uit Friesland een nette jongen hij was al 28 of 30 jaar denk ik en die was zoo goed om me te helpen dragen aan m'n koffer want hij zag wel dat ik er een groote vracht aan had. Eerst kwamen we aan een station waar we in moesten en toen met de spoortein onder de rivier door. De Hudson is 2 maal zoo breed als de Maas denk ik en diep ook maar dat is niets, bruggen kunnen ze niet velen voor de scheepvaart, maar daar tobben ze niet over. Het moet er boven over of onder door boven over kan niet wel dan er onder door- En zoo doende rijden er op 3 of 4 plaatsen de treinen onder de vivier door. Een groot verschil met R dam daar hebben ze ook al jaren over een brug getobd en gezanikt maar daar blijft het bij van besluiten weten ze niet. Toen we voor 5 ct onder de Hudson door waren moesten we nog 5 min loopen en toen waren we aan de trein die om 4 uur zou vertrekken; maar het was al kwart over 4, maar dat is niet erg de trein wacht wel. Toen ik bij de trein kwam stond er nog geen locomotief voor niets dan drie wagens. Wij erin met heel ons koppeltje en kijk er zaten er al in ook die we konden van de Nieuw Amsterdam. We hoorde zeggen de trein ging om 5 uur. Naast ons was het rijden af en aan met locomotieven zoo groot het is werkelijk waar ik heb er hier gezien zoo hoog als arbeidershuizen. Het is haast niet om te geloven zulke groote kasten. Ik ben nu in America en kan soms mijn eigen oogen niet gelooven doch dit zeg ik al wat ik schrijf is waarheid en anders schrijf ik liever niets. In Nederland zeggen ze altijd je kan er niet gaan kijken en die er zijn zeggen allemaal het zelfde maar dit wil ik betuigen dat ik hier al veel gezien heb waar ieder Hollander verbaasd van staat en nu ben ik nog maar 5 uur in America.

Terwijl we in de trein zaten kwamen er gaande weg clubjes bekenden in van de N A en dat gaf gaande weg aanleiding tot nieuwe blijdschap. Toen we gevisiteerd werden heb ik in den haast afscheid genomen van H. Cording en H. Kleine enz en zoo doende zat ik nu in 't spoor geheel alleen en verlaten van alle vrienden en bekende en jawel de zenuwen begonnen te werken en het bloed liep me uit mijn neus, het was helemaal mis. Aan iedere kant gaandeweg zoo'n grote trein die eerst leeg liep en dan van lieverlee weer vol met van de Yankee's die je net aan keken zoo medelijden of ze zeggen wilden ach die zielen moeten we daar nu menschen van maken. Toen zeiden ze weer de trein ging om 6 uur en toen het 6 uur was weer om 7 ik dacht als het zoo blijft staan we komende week nog in New York. Maar afijn ik zat vast ze zeiden het is een expres trein van N York naar Chicago die voor de reizigers van de N Amsterdam reed dat was dan ook zoo. Iedere keer kwamen er weer nieuwe clubjes en iedere keer weer een wagon er aan gehaakt 't was of heel de N Amsterdam er in moest. Op een gegeven oogenblik kwamen er weer wat aan en dat was H Cording en H Kleine dat was een verrassing al had ik 5 gulden gekregen ik kan niet blijer geweest zijn. Eindelijk om kwart voor negen kregen we een groote bons de locomotief kwam er voor en op reis gingen we het was donker dus we konden niets zien- Toen de trein goed en wel op weg was zou ik eens proberen om te slapen doch dat ging niet te best. Gaande weg kreeg je een schok dat je door me kaar ging want de treinen loopen niet zoo geregeld als in Nederland als ze bij een wissel komen dan fluiten ze eerst een een paar keeren en daar gaan ze maar weer door soms wachten ze weer eens op een andere en zoo krijg je van die heerlijke stootjes die je wakker houden om de 6 uur verwisselt men van locomotief dan komt er een andere voor en zoo'n machinist denkt ook 't is mijn moeder niet ze rijden er soms tegen aan of 't er door moet en als je dan slaapt dan kijkt je even raar op.

Dan beurt het weer als je onder zeil bent dat er een conducteur aan komt en trekt aan je schouder en roept al maar ticket dus dan moet je je kaart weer voor den dag halen en zoo doende geef ik het slapen in de trein weg. Door vermoeidheid was ik even in slaap gevallen en toen ik wakker werd deed mijn hals en rug zeer zoo scheef had ik gehangen Maar aan alles komt een einde ook aan den nacht in de trein; toen het begon te lichten dat begrijp je toen was het kijken al wat je kijken kon. Maar het viel tegen allemaal bergen en bosschen het was heel mooi maar ik dacht mooi land te zien en het was een wilde boel. Toen de zon op kwam achter de bergen dat was prachtig. Den vorigen dag en nu ook er was geen wolkje aan de lucht; 's nachts had het een beetje gevroren aan 't gras te zien op sommige plaatsen aan de noord kant lag ook nog sneeuw die nog niet heelemaal weggesmolten was. Het was vreemd voor mij dat ik sneeuw zag en tegelijk alles zoo droog en het gras mooi groen. En zoo ging al maar door soms erg hard soms wat lanzamer maar aldoor 't westen in-Soms kwamen we voorbij dorpen hetwelk een mooi gezicht was. de koeien liepen al buiten. Tegen de middag kwamen we in andere streken daar kwamen al farmers en het land werd bebouwd. Den een ploegde en de ander deed weer wat anders ook waren er al aan zaaien haver denk ik-

We zijn ook nog langs sommige groote steden gekomen. Bij Cleveland in Ohio daar kwamen we vlak langs zoo'n groote fabriek van landbouwwerktuigen er stonden allerlei machines als dorsmachines enz buiten er kwam nog wat in mijn gedachten van verleden zomer; toen had ik een nieuwe hooivork gekocht bij H Verlinde en daar stond op een papier dat ook op toen we zoo in 't hooiland lagen te stoppen heb ik het er nog met t'Louter overgehad dat ik daar denkelijk wel nooit komen zou en nu ben ik er al het kan raar gaan in de wereld. Ook heb ik de petroleum bronnen gezien waardoor de petroleum koningen zoo rijk geworden zijn en ook staalfabrieken en plaatsen waar ze 't opgraven enz enz Alles beschrijven wat ik op reis die gezien heb kan ik niet want ik had zooveel te zien dat ik geen tijd had om 't een en ander op te gaan zitten schrijven. We hebben den eersten dag 2 maal een poosje gestopt van ongeveer 15 minuten dan ging het er van langs allen er uit en in zoo'n restaurant of station en daar is van alles te krijgen stel u voor een hoek bank waarop staat allerlei soorten van taart en koffie enz enz ik kocht gauw een paar stukken appelpastei en een kop koffie die zoo heet was dat ik me haast verbrandde maar het mooiste is ze staan allemaal te roepen naar de bediende verstaat er geen woord van als je dan wat achteruit gaat staan en je bekijkt zoo'n zaak dan lach je soms je eigen slap.

Er waren er die een halve Dollar gaven en niets terug kregen en er waren er die voor 10 ct een kop koffie en broodjes en alles kregen dat kwam meer door de drukte. De menschen die daar zijn kijken net of er een troep wilde dieren uit de trein kwamen stuiven- Terwijl werden de wagens nagekeken en ijs in de waterbakken en dan ging het weer ,,hurrie up" Dan dreven ze ons weer in de trein en vooruit als maar verder en verder. De Niagara waterval kregen we niet te zien daar ligt deze lijn niet langs. Het is erg warm in de trein en er buiten ook. De lucht is van N York af tot nog toe helder geweest maar nu word het deemsterig H. Gording voorspelt onweder en jawel 's middags was er een klein buitje maar als dat over is dan is het weer het mooiste weer. We zagen onderweg al boomen in vollen bloei staan een prachtig gezicht en dat nog in de maand van Maart ze dochten het waren abrikozen- 's Namiddags toen ze voor de zoveelste maal onze tikket wezen knippen hadden kwam er weereen naar kijken en ook terwijl een briefje met een nummer op ons hoed of jas steken daar ik mijn hoed weggelegd had spelde de conductuer het op mijn jas. dus dat was een teeken dat ik al gauw moest overstappen. Zoo nu en dan gingen we ook wel eens een wandeling maken door de trein want je kan er van eind tot eind door loopen onder 't rijden. We waren nu door de staat New York, Pensijlvanië en Ohio en nu in de staat Indiana 's avonds om 8 uur daar hield de trein weer stil en alles voor Grand Rapids, Kalamazoo enz moest er uit.

Die naar Chicago en verder gingen moesten blijven zitten. H Gording hielp me gauw met mijn koffer aan geven een vluchtigen handdruk en voort ging de trein en wij met een koppeltje van ik denk 20 menschen stonden daar in het plaatsje Dekatur daar moesten we eerst weer 't station in om ons kaart te laten zien enz. Toen dat afgeloopen was kwam er een groot rijtuig met 2 paarden er voor om ons te halen. Allemaal konden we er niet in dus dat was dringen wie de eerste was om er in te komen. De koffers gingen er alle boven op. Dat was maar wip, wip, maar toen de mijne kwam ging het zoo niet die moesten ze er samen op zetten afijn toen de koets van binnen vol was en van boven ook toen nog twee op den bok bij de koetsier daar bij behoorde ik en nog een jongen uit Charlois. Het was terwijl 9 uur geworden; dat was een aardig ritje zoo in den donker door een vreemd stadje. Ik weet nog wel dat ik niets op mijn gemak zat want er stond een paard aan de van de hondsche kant dat nog al een beetje raar scheen en als je dan altijd gewend ben zelf te rijden dan is het niets gedaan om er bij te zitten- Na 5 of 10 minuten rijden kwamen we in een ander station en toen we dat goed bekeken hadden en vernomen dat we tot half twee moesten wachten, toen besloten we om een wandeling te maken wat we ook deden. We waren met zoo velen dat we toch niet verdwaald raakten. Direkt valt het vreemde het nieuwe dan in 't oog en alles is anders. We kwamen rijtuigen tegen maar alle zonder licht op dat mag hier. Fietsen alle zonder licht.

Toen de winkels van alles was er zoo wat te zien we kwamen voor bij een winkel daar lag weer zoo veel lekkers voor dat moest eerst eens bekeken worden en van kijken kwam binnengaan en ten slotte zaten we haast alle er achter in; dat was een ruimte om te zitten enz en wij een portie ijskream gekocht en ik nog gaauw een anzicht kaart gekocht en geschreven postzegels had ik nog want ik was zoo wijs geweest die op de boot te kopen. Dus zoodoende kan ik een anzicht wegsturen. Nu zult ge denken hoe kan dat allemaal als je de taal niet kan; maar dat zal ik zeggen tellen in 't Engels dat kan ik en centen is net eender uitgesproken als ze dus zeiden van toe of zrie of vaif dan wist ik dat wel en verder ging het met gebaren- Toen dat gebeurt was gingen we weer zachtjes heen kuieren naat 't station waar we weer gauw waren daar het maar een klein plaatsje was. Er waren er ook nog gebleven en den een lag te slapen en den ander zat wezenloos te kijken enz. er stonden er ook nog een paar te praten met de man die in het sein huisje zat. Ik er naar toe en gekeken enz en ik vernam ze waren aan 't telegraveeren naar hun familie. Dus ik dit ook gedaan zoo goed en zoo kwaad als 't ging om 't aan zijn verstand te brengen dat koste 40 ct Ik had getelegrafeerd aan oom Jan dat ik morgen vroeg kwam dat was klaar ik op een bank en geprobeerd om wat te slapen maar dat ging slecht en wachten valt toch altijd lang, ik was nogal blij dat ik heel de reis geen last gehad heb van hoofdpijn dat was een groot voorrecht. Na een poosje gelegen en gehangen te hebben maar weer overeind en toen met die man die in het kantoortje van de telegraaf en de telofoon zat aan 't praten ten minste zoo moet het heeten. Maar afijn we begrepen zooveel wel hij vroeg waar we vandaan kwamen en hoeveel of de reis kostte enz wat wij hem dan weer duidelijk maakten. Soms met schrijven soms met spreken enz-

Na een poosje kwam er een telegram dat de telegrammen die hij voor ons weggestuurd had te laat waren om besteld te worden dus ik dacht dat is weer 40 ct voor niets. Nog een poosje toen kwam er weer een telegram dat de trein een half uur later kwam dat maakte hij ons allemaal duidelijk. Om een uur of een gingen we eens buiten kijken dan hier dan daar want als je kort bij eind van de reis ben dan wordt je het zoo zat. Om een uur of een kwamen er 4 jongens en 2 meiden die ook met een trein mee moesten maar die begrepen er niets van wat voor menschen of wij wel waren. Ze hadden kruisen op hun hoet van belang zeker roomschen na een poosje gingen ze wat zingen maar je begrijpt er niets van zulke rare klanken als je dan hoort. Er stond nog een rijtuig ook bij 't station en het paard er van stond vast aan een groote steen die op de grond lag. Als ze dan weg gaan leggen ze de steen weer in het rijtuig en zoo gaat het hier zoo makkelijk mogelijk- Het was die nacht prachtig weer om buiten te wezen. Er hing een thermometer buiten en daar zag ik op dat het 61 gr heet was en dat 's nachts om 1 uur dat was iets zeldzaams ook voor America om dezen tijd van 't jaar- Eindelijk om een uur of half drie daar kwam de trein waar wij in moesten. Zoo'n groote zwarte neger was er conducteur en die kwam onze kaartjes bekijken; en voortging het weer maar nu het eind tegemoet we rekende tegen 8 uur 's morgens Gr. Rapids te bereiken; dus dit was een mooie tijd.

Om een uur of 6 waren we te Kalamazoo daar gingen er een stuk of 5 uit en dan neem je afscheid zoo hartelijk of dat er een broeder weggaat en 't zijn toch alle vreemde maar met de reis word je allemaal een. Toen maar weer daar alles klaar gemaakt je eigen wasschen haar kammen enz zenuwachtig wacht en het raam uit kijken naar den omtrek welke geregeld afwisseling aanbiedt sommige streken bepaald heel mooi andere weer minder mooi 't Eene plek is nog bos en 't andere weer mooi land van een farmer- Eindelijk de huizen komen korter bij elkaar en schuin voor ons zien we de rook en de schoorsteenen van Gr Rapids de conducteur roept al van uitstappen over een paar minuten en gaande korter word het tot tenslotte we tusschen vele goederwagens door eindelijk zoowaar de trein stopt. Nu dat begrijpt je wij allen er uit en ik en mijn Friesche makker op reis over enige lijnen heen bereiken we het station. De treinen houden hier niet stil langs een hooge muur zoals in Nederland ze houden zoo maar op en dan ken je er uit of in en soms zetten ze een bankje voor je neer. In 't station wij kijken en kijken want ik rekende op afhalen en mijn vriend ook. Maar geen van beiden zagen we wat dat onze reddende helpers konden zijn. Toen we buiten aan de straat gekomen waren zagen we nog niets. Daar kwam een vent die in 't Engels wat vroeg en ik maar roepen van ,,No" en als hij wat zei ik weer ,,No" want ik dacht dat hij mijn koffer wou dragen. Maar toen begon hij in Hollands en vroeg waar we wezen wilde Ik ? ,,wel in Naentstriet" Daar moest mijn vriend naar toe en ik wist dat Oom Jan daar kort bij woonde dus ik zeg ik zal gaauw eerst helpen ik dacht daar zal er dan wel een wezen die mij op mijn plaats brengt.

Wel zei die vent dan moet je met die car meegaan en je zeg maar naentstriet dus wij dit gedaan allebei in de strietcar en wij betaald onze 5 ct want je betaald hier voor alle ritten 5 ct daar krijg je geen kaartje voor moet je nu op een andere lijn dan krijg je voor niets een overstap kaartje (trensfur) Zoo reden we dan door Gr Rapids en na een poosje was het achter in de wagen ,,Nientstreet" dus wij er weer uit en wij de straat op maar we we zagen op een hoek dat het een andere straat was; dus wij gevraagd aan een oude vrouw maar 't mensch begreep ons niet en ze wees ons de weg maar wij begrepen haar niet afijn wij op weg maar we vonden het niet toen weer een ander gevraagd maar je begrijpt dat Engels we verstonden er niets van maar een brogt het zoo ver dat we het begrepen en toen was het niets we moesten eerst een eindje een andere straat door eer we in naentstreet konden komen. Toen we zagen dat we in N Str waren nu toen waren we klaar we stapten of heel Gr R van ons was en op 't laatst jawel we hadden het nummer en m'n vriend was op z'n bestemming dus dat was klaar. Maar nu ik nog, doch die vrouw daar hij aan kwam zocht daar een jongen op van een jaar of twaalf en die bragt mij er ik vroeg of die jongen Hollands kan en dat kan hij dus dat was makkelijk na 5 minuten was ik ook op m'n bestemming ik liep met die groote koffer boven op m'n schouders van belang. Toen ik in Nort Pine street kwam zag ik direct aan 't huis, waar ik wezen moest dus toen ik zag dat nummer goed was ik er op aan en terwijl ik die jongen 5 ct gaf kwam oom Jan al buiten in z'n overjas en alles aan; na de eerste begroetingen zegt hij waar kom je nu toch van daan we zaten zoo over je in de war we zijn gisteren heel den dag aan de stations geweest en nu komen we er juist vandaan.

Ik zeg dat is mooi ik kom er juist ook van daan dus we zijn elkaar mis geloopen. Wel er ging een zucht van verlichting toen ik op mijn rust m'n jas eens uit kon doen en toen mij zelf eerst eens flink afgewasschen want ik zag zoo zwart als een kool. En toen aan 't eten dat smaakte me best maar het ging niet zoo makkelijk want gaande weg was het. Hoe maakt die het en leeft die of die nog enz. Tenslotte zijn we gaan zitten praten; ik zeg vraag jullie maar en ik zal wel antwoorden. Het huis waarin Oom Jan woont is mooi dat is van buiten te zien, maar van binnen is het ook wat te zeggen. Ik zal proberen het uit te leggen wanneer men een anzicht van huis bekijkt dan zie je er veel van maar 't heele huis toch niet want er achter is ook nog een soort uitbouwsel en dat is de keuken. Die twee ramen die achter opzij aan 't huis ziet is daar is de (Dinner room) eetkamer. Dat eene raam en dan die achterste glazen deur dat is van de (Sitting room) Zitkamer en dan daarvoor daar die glazen deur zoo schuin staat dat is de (front room) voorkamer. Opzij aan de andere kant van het huis zijn twee (Bertrooms) slaapkamers en boven zijn er ook vier. Die twee ramen opzij boven daar is mijn kamer, daar staat mijn kast en ledikant enz.

In al die ik nu opgenoemd heb op een na boven is gaslicht aangebracht. Onder 't huis is een cementen kelder. Een eindje naar achteren daar kan je het schuurtje zien staan; en dat lage leuninkje daar in de rechter hoek daar is de tuin achter. Wanneer je nog twee stappen naar rechts kan zou je huis van Jansje zien staan, ze wonen vlak naast elkaar. Den eersten dag gaat voorbij eer we er om denken met niets dan praten en vragen. Ik ben nieuwsgierig als m'n nicht thuis komt die ik nog nooit gezien heb. 's Avonds om 6 uur kwam ze dus dat was weer een familielid meer voor me en nu Jansje haar man en kinderen. Die kwamen toen ze gegeten hadden ook alle eens gauw kijken naar de neef uit de ouwe contrie Zoo ga ik dan 's avonds voor de eerste keer in Am naar bed moe van 't reizen en praten dus het slapen ging goed.

 

(ATTENTIE , dit is het einde van het verslag van Daniël Koppenol, het hieronder volgende is aan de hand van Leendert W. Koppenol Sint Annaland)

betreft: Daniël Koppenol geb. 20 september 1885 Hoogvliet RIN 489 tak-AP-III-, in America gehuwd met Heiltje Geertruida Noordsij geb. 21 september 1886 Hoogvliet RIN 490

Daniël geboren en wonende in Hoogvliet had verkering gekregen met Heiltje Geertruida Noordsij, het probleem was alleen dat Heiltje Gereformeerd was en Daniël Ned. Hervormd, iets wat door de familie van Heiltje niet gewaardeerd kon worden en dat gaf schijnbaar problemen, maar zoals wel meer liefde is niet tegen te houden.

Toen Daniël zijn plannen tot emigratie ging doorzetten is hij op Zaterdag 19 Maart 1910 met het stoom-passagiersschip "NIEUW AMSTERDAM" vanuit Rotterdam in z'n eentje naar Grand Rapids in America vertrokken. Daar woonde al jaren zijn oom Jan Koppenol, zie het reisverslag van Daniël hiervoor, deze ving hem op en Daniël kon een nieuw bestaan gaan opbouwen in het land van de onbegrensde mogelijkheden, iets naar later bleek hem goed af ging, helaas deed de zware economische crisis in 1928-1930 hem wel de das om want al z'n gespaarde geld wat op de bank stond was hij in één klap kwijt.

Begin 1912 schreef Daniël een brief naar zijn verloofde Heiltje en vroeg ze over te komen want hij wilde graag met haar trouwen en op de boerderij had hij hard een vrouw nodig en in America zag hij voldoende mogelijkheden om zijn toekomstplannen waar te maken.

Zijn moeder, weduwe Jacoba Speelman stelde aan Heiltje voor om haar naar America te begeleiden. Jacoba Speelman was 12 maart 1885 te Hoogvliet gehuwd met Daniël Koppenol, deze overleed Zaterdag 14 april 1894 op 34 jarige leeftijd te Hoogvliet, zij huwde voor de 2e maal en wel op 8 maart 1895 met oudere broer van haar man n.l. met Leendert Koppenol die op 21 november 1854 te Hoogvliet was geboren, deze overleed op Zaterdag 14 september 1907 te Hoogvliet op 52 jarige leeftijd, Leendert leed aan epilepsie, kwam ten val van zijn boerenkar, tengevolge waarvan hij overleed. Daniël was de enigste zoon uit het 1e huwelijk van Jacoba Speelman, uit het tweede huwelijk van Jacoba Speelman, met Leendert Koppenol, is ook maar één zoon geboren, n.l. Maarten Koppenol die later huwde met Zwaantje Jeuring.

Hoewel het tegen de zin was van de familie Noordsij, vertrok op Zaterdag 2 Maart 1912 met het stoom-passagiersschip "ROTTERDAM IV" Heiltje Geertruida Noordsij, onder begeleiding van haar toen nog toekomstige schoonmoeder weduwe Jacoba Speelman.

Dit was natuurlijk een zeer ondernemend van Jacoba Speelman, normaal gesproken kwam men vroeger vrijwel niet van het dorp af en nu dan zo'n grote reis naar America, het is wel tekenend dat de moeder van Daniël haar toekomstige schoondochter wegbracht en niet iemand van de fam. Noordsij. Hieruit blijkt wel dat de fam. Noordsij flink tegen dit toekomstige huwelijk was.

19 dagen na het vertrek uit Rotterdam, n.l. op Donderdag 12 maart 1912, huwde Heiltje Geertruida Noordsij in LEOTA MINNESOTA met haar Nederlandse verloofde Daniël Koppenol, als getuige trad ondermeer op Jacoba Speelman, de moeder van Daniël. Als medegetuige tekende de Heer Peter Lolkus, waar verder géén gegevens van bekend zijn.

Jacoba Speelman verbleef, volgens Mevr. Zwaantje Koppenol-Jeuring, ca 6 weken in America en bezocht zelfs de Niagara watervallen bij de Canadese grens, iets wat ze waarschijnlijk wel met de trein zal hebben afgelegd.



v.l.n.r. Jacoba Speelman, Heiltje Noorzij, Neeltje Koppenol-Warnaar & Leentje Koppenol, dochter van Neeltje foto genomen in PineStreet no. 916 Grand Rapids 1912


In 1992 nam ik een foto van hetzelfde huis, ongeveer vanaf dezelfde plaats, de veranda is vervangen door een uitbouw.

Ook liet zij zich op een foto vereeuwigen bij het huis van Jan Koppenol die in de plaats Grand Rapids MICHIGAN woonde, Jan was gehuwd met Neeltje Warnaar, de foto is bewaard gebleven en Leendert Koppenol RIN 1 geb. 17-12-1937 maakte in mei 1992, dus 80 jaar later op de zelfde plaats weer een foto en daaruit blijkt dat de voormalige woning van Jan Koppenol gedeeltelijk veranderd.

Toen Jacoba Speelman tijdens haar terug reis weer in New York bij het schip aankwam wat haar terug zou brengen naar Nederland, kreeg ze te horen dat ze niet direct op het schip mocht, maar één nacht moest doorbrengen in een hotel. Maar Jacoba Speelman was het er niet mee eens want ze wilde persé aan boord van het Nederlandse schip, zelfs de kapitein moest er aan te pas komen om haar er van te overtuigen dat zij beslist niet aan boord mocht.

In het hotel kwam ze tot de ontdekking dat de bediendes uit zwart gekleurde mensen bestond, iets waar ze doodsbang voor was, die zag je in Hoogvliet natuurlijk niet, ná het sluiten van de hotelkamerdeur barricadeerde ze deze met haar reiskoffers om te voorkomen dat die angstaanjagende zwarte mensen haar de hotelkamer binnen zou dringen.

Vele jaren later was ze er nog steeds vol van en vertelde het bovenstaande aan haar schoondochter Zwaantje Koppenol-Jeuring die met haar 2e en tevens jongste zoon was gehuwd. Zwaanje vertelde dit weer door aan Leendert Koppenol geb. 17-12-1937 in 1993, Zwaantje was toen 95 jaar oud en nog zeer goed bij de tijd !!, haar gehoor was niet zo goed meer en lopen ging ook wat moeilijk maar ze woonde nog steeds zelfstandig in het bejaardentehuis 'd EGELANTIER in Roosendaal N. Br. Zwaantje is op 101 jarige leeftijd overleden.

Informatie over het stoomschip:

HET STOOM-PASSAGIERS en VRACHTSCHIP -NIEUW AMSTERDAM -I-

bouwwerf : Harland & Wolff Ltd Belfast
fabrikant van de hoofdmotoren : Harland & Wolff Ltd Belfast
stroomvoorziening : 110 Volt gelijkstroom
kiellegging : Donderdag 21 Januari 1904
tewaterlating : Donderdag 28 September 1905
technische proefvaart : Donderdag-Vrijdag en Zaterdag 22 t/m 24 Februari 1906
officiële proefvaart : Dinsdag 6 Maart 1906
overdracht aan de N.A.S.M. : Dinsdag 6 Maart 1906
eerste reis voor de N.A.S.M. : Zaterdag 7 April 1906

In februari 1932 is het schip voor de sloop verkocht aan Torazo Hashimoto Osaka Japan

lengte over alles 187,60 meter
lengte tussen de loodlijnen 182,88 meter
breedte op de spanten 20,88 meter
diepgang 10,64 meter
waterverplaatsing in zeewater 31537 ton

aantal bemanningsleden 305
aantal passagiers 3050
passagiersverdeling;
1e klasse 442 passagiers 149 hutten 150 bedden 141 bovenbedden
2e klasse 246 passagiers 62 hutten 123 bedden 123 bovenbedden
3e klasse 1078 passagiers 224 hutten 539 bedden 539 bovenbedden
tussendek 1284 passagiers -- 642 bedden 642 bovenbedden
Schip was voorzien van één driehoeks hulpzeil aan de voormast, 4 masten, 1 schoorsteen.

 

Daniël was niet de enige die uit Hoogvliet vertrok o.m. omdat hij een behoorlijke hekel had aan het 'bekrompen' Hoogvliet, een gedicht uit die tijd plaats ik hier onder.

La Usona Vojago

VAARWEL AAN HOOGVLIET

1

Vaarwel, ik ga thans met plezier
Een zestig uren ver van hier
En 't werd ook tijd want 'k kreeg de pest
Aan dit ellendig ezelsnest
Waarin ik tot mijn grote smert
Voor veertig jaar geboren werd

2

Vaarwel voor eerst gij overheid
Gij die zoo wijs en minzaam zijt
Door wierwelwillend oponthoud
'K ruim twintig nacht en bitter koud
En twintig dagen op droog brood
Gezeten heb als op de dood

3

Vaarwel Hoogvlieters al te gaar
Gij die zoo dikwijls met elkaar
Mij nakeek waar ik ging en stond
En dan met een heel grote mond
In tal van woorden heb ontlast
In 't nadeel van Uw armen gast

4

Vaarwel dan dorp bemorst met slijk
Al zijt ge nu een grindweg rijk
De liefde tot mijn groot verdriet
Zij rond dien mooien weg nog niet
En ook verstand dwaalt buiten rond
Daar 't naar Hoogvliet den weg niet vond

5

Vaarwel ook hut van arme Piet
Gij tochtig hok waarin Hoogvliet
Zijn gasten zonder geld logeert
En op twee stoelen slapen leert
Voor slechte Herberg dag en nacht
Zij U een serenaat gebracht

6

Vaarwel er moet wel veel geschien
Eer gij Hoogvliet mij weer zult zien
Geloof mij ik ben U hartelijk moe
Met vreugde keer ik de rug U toe
Mijn welgemeende wens is nu
Een anathèm weg met U

( anathèm = vervloekt )

geproduceerd door: Leendert W. Koppenol, Dinteloord 9 november 1991

De ouds bekende Daniël Koppenol uit Hoogvliet

Hieronder een verslag van de Heer Hans van der Boom, genealoog uit Hoogvliet, die zijn licht liet schijnen op de ons oudst bekende Koppenol waarvan zeker is dat wij afstammen n.n. Daniël  Koppenol / Coppenol / Coppenolle / VanCoppenolle enz enz. De RIN nummers slaan op mijn LDS genealogie programma wat ik in Salt Lake City  UTAH Amerika kocht.

-I. Daniël N.N., ged. 7 april 1591 te Poortugaal, tr. naar schatting circa 1620 N.N.   RIN 256

Deze Daniël is slechts bekend door het door zijn kinderen gevoerde patroniem. Dat Cornelis (IIa) en Maertje (I.2) broer en zus zijn staat vast, de filiatie van hun Daniël is zeer waarschijnlijk maar wordt nog niet gesteund door voor honderd procent sluitend bewijs.

Deze Daniël is welhaast zeker geen zoon van Ananias (Aeneas) van Coppenolle (overl. Gouda 1622) daar uit de twee akten die op deze Ananias betrekking hebben vrijwel zeker blijkt dat hij overleed zonder eigen nageslacht. Vele personen doen dan ook moeite hun familierelatie met Aananias te bewijzen om zo ook nog "een graantje te kunnen meepikken" uit diens nalatenschap.

In de Barendrechtse trouwboeken is een inschrijving te vinden van Geem Daniëlse Coppenhol, wedr. van Maeyke Wygertsdr., van Rhoon. Hij huwde (3e bescheyt Barendrecht 26 aug.) 1635 Ingetje Ariensdr., j.d. van Oost-Baren-drecht. Is dit misschien een broer van deze oudst bekende Daniël? Hij is wedr van Rhoon, een relatie met de navolgende Daniël zit er dus wel in !

Daniël en Geem zijn waarschijnlijk zoons van: Daniël (Danyll) van Coppenhoelen (van Coppenhooll). Deze Danyëll kwam twee maal voor in de archieven van de heerlijkheden Rhoon en Pendrecht (1454-1796). Kwam, want deze archieven zijn helaas verloren gegaan.

Op 5 april 1608 verkocht Daniël van Coppenhoelen, wonende in de heerlijkheid Albrandswaard (onder Poortugaal) aan de heer van Rhoon een erfpacht van 15 pond, 19 stuivers, 4 penningen per jaar.

Op 5 april 1624 wordt Danyëll van Coppenhooll, tezamen met Jan Cornelisz. Pater, Cornelis Leenaertsz. de jonge Roobol, de weduwe van Maerten Ghijsberts en Pieter Ghoelieffs, genoemd als eigenaar van landerijen in de heerlijkheid Rhoon.

(Wat was het fijn geweest als Hoynck wat uitgebreidere aantekeningen had gemaakt, maar ja, je kunt niet alles hebben).

Van hem bekend (volgorde willekeurig):

1. Cornelis Daniëlsz. Coppenol (Koppenol), geb. circa 1623, volgt IIa.
2. Maertje Daniëlsdr., geb. circa 1625, j.d. wonende te Poortugaal (1649), tr. Poortugaal 7 nov. 1649 Jan Maartensz. Hoogstad(t), wedr. van 1e Lijsbeth Aldersdr. en 2e Lijntje Pietersdr. de Harde (met wie hij huwde Poortugaal 7 maart 1649 en die zelf wed. was van Augustijn Corsz.), overl. voor 19 juni 1649.

Op 19 juni 1649 compareerden Jan Maartensz. Hoogstad, wedr. van Lijntje Pieters de Harde, wonende te Poortu-gaal, ter eenre, en Cors Augustijnsz. voor zich zelf en vervangende Pieter Augustijnsz. en Annetje Augustijns, geassisteert met haar broeder Cors voorn. en Crijn Jansz. Groen alias Prins, haar oom van moederszijde, nagelaten kinderen van de voorn. Lijntje Pieters, ter andere zijde. Er werd een boedelscheiding opgemaakt van de nagelaten goederen van Lijntje Pieters, de ene helft ging naar de kinderen en de andere helft naar Jan Maartensz. Hoogstad. In de daaropvolgende akte van dezelfde datum transporteerde Jan Maartensz. Hoogstad, wedr. van Lijntje Pieters de Harde aan Cors Augustijnsz, Pieter Augustijnsz en Annetje Augustijns, kinderen en erfgenamen van Lijntje Pieters voorn., ten eerste de helft van een huis en erf staande en gelegen aan de Welhoeksedijk, buitendijks aldaar op de Poortugaalse haven, tegenover het huis van Hendrik Gerritsz. van Sinnen, en ten tweede de helft van een boomgaard, groot vijf lijn in de polder Welhoek, aan de Welhoeksedijk, mitsgaders nog de helft van de meubilaire goederen. Hij verkocht dus blijkbaar het erfdeel van zijn vrouw zodat zijn stiefkinderen weer in het volle bezit ervan kwamen en dus niet tot verkoop van hun helft over behoefden te gaan.

Op 3 okt. 1650 werd te Poortugaal een huis aldaar, staande aan de Kerstraat, verkocht aan Jan Maertensz. Hoogstad. In de bijbehorende schuldbrief die Jan als betaling deed opmaken werden als zijn borgen vermeld: Cornelis Daniëlsz. Coppenol, zijn vrouws broeder wonende te Hoogvliet, en Michiel Leendertsz. van Steenhoven, kleermaker wonende te Poortugaal.

Uit dit huwelijk:

a. Jacob Jansz. Hoogstadt, ged. Poortugaal 29 mei 1650.
b. Aldert Jansz. Hoogstadt, ged. Poortugaal 29 mei 1650.
c. Lijsbeth Jansdr. Hoogstadt, ged. Poortugaal 29 mei 1650, tr. Poortugaal 27 juni 1666 Hendrik Aartsz. Schilder.
d. Neeltje Jansdr. Hoogstadt, ged. Poortugaal 29 mei 1650, tr. 1e Poortugaal 8 aug. 1666 Bastiaen Dirksz. de Vette, tr. 2e Poortugaal 8 april 1668 Claas Ariensz. Schrevel.
e. Soetje Jansdr. Hoogstadt, ged. Poortugaal 26 okt. 1653.
f. Maertje Jansdr. Hoogstadt, ged. Poortugaal 4 maart 1657.
g. Willem Jansz. Hoogstadt, ged. Poortugaal 3 dec. 1662.
h. Lijsbeth Jansdr. Hoogstadt, ged. Poortugaal 30 juli 1664.

3. Daniël Daniëlsz. Coppenol(l) (Koppenol), geb. circa 1630, volgt IIb.

IIa. Cornelis Daniëlsz. Coppenol (Koppenol), ged. moge-lijk Pernis circa 1623, j.m. van Hoogvliet (1653), wonende te Hoogvliet (1650), tr. Rotterdam (otr. Poortugaal 11 nov.) 1653 Ariaantje Gerritsdr., geb. circa 1624, overl. (impost betaald Hoogvliet 26 april) 1714 ("out ontrent 90 jaeren"), waarschijn-lijk dochter van Gerrit Pietersz. en Trijntge Arijaens.

De ouders van Ariaantje traden op 10 okt. 1621 te Poortu-gaal in het huwelijk, hij als j.m. van Schoonderwoerd, zij als j.d. van Hoogvliet.

Bij de dopen van alle kinderen vóór Maartie wordt de vader slechts met het patroniem Daniëlsz. genoemd, pas bij Maartie en Trijntje heet de vader Coppenol.

Cornelis trad op 3 okt. 1650 op als borg voor zijn zwager Jan Maertensz. Hoogstad in verband met diens aankoop van een huis aan de Poortugaalse Kerkstraat.

Dat Cornelis door zijn waarschijnlijke broer Daniël in diens testament d.d. 16 jan. 1686 niet als één der voogden werd benoemd mag misschien wijzen in de richting van een overlijden van Cornelis voor 1686.

Het lijk van Ariaantje Gerritsdr. werd aangegeven door haar schoondochter Lijsbet Jans de Backer.

Uit dit huwelijk:

1. Gerrit Cornelisz. Koppenol, ged. Hoogvliet 24 sept. 1656, volgt IIIa.
2. Daniël Cornelisz. Koppenol, ged. Hoogvliet 21 sept. 1659, volgt IIIb.
3. Arij Cornelisz. Koppenol, ged. Hoogvliet 20 nov. 1661 (get. Maartie Gerrits).
4. Arijen Cornelisz. Koppenol, ged. Hoogvliet 11 maart 1663 (get. de vader en Willemtje Aarts).
5. Maartie Cornelisdr. Koppenol, ged. Hoogvliet 13 maart 1667 (get. de vader en Maartie Daniëls).
6. Trijntie Cornelisdr. Koppenol, ged. Hoogvliet 5 jan. 1670 (get. de vader en Maartje Daniëls), j.d. van Hoogvliet (1711), lidmate aldaar (18 dec. 1694 en 28 juni 1734), tr. Hoogvliet 13 mei 1711 [dit zal wel een impostdatum zijn, kan hem echter niet in de Hoogvlietse gaarder vinden!] Jacob Cornelisz. van der Ke(r)s (Kes), j.m. van Rijsoord wonende te Hoogvliet (1711), lidmaat te Hoogvliet (28 juni 1734), diaken (1721-1722, 1728-1729) en ouderling (1734-1735) aldaar, overl. 1758.

Op de op 28 juni 1734 door dominee Jacobus du Marchie aangelegde, nieuwe lidmatenlijst werd o.a. aangetekend: Jacob Kes, obeit 1758, en zijn vrouw Trijntie Kornel Koppenol.

IIb. Daniël Daniëlsz. Coppenol(l) (Koppenol), geb. circa 1630, bouwman te Pernis (1686), tr. circa 1665 Crijntje Fransdr. van der Schans, geb. naar schatting circa 1635, waarschijnlijk dochter van Frans Melisz., waarschijnlijk afkomstig uit Nieuw Lekkerland en N.N.

Kocht op 19 dec. 1666 een perceel weiland van Jonkheer Willem van der Duijn. Daniël had dit stuk land, gelegen in de ambachtsheerlijkheid van Pernis, reeds gedurende lange tijd in gebruik.

Daniël testeerde voor de Schiedamse notaris Kouwenhove te Pernis 16 jan. 1686. In dit testament wordt hij "Daniël Daniëlse Coppenoll, bouwman, wonende in Pernis Overmaes" genoemd, "wesende sieckelijk van lichaem te bedde leggende". Hij institueerde zijn "gesamentlijcke" kinderen, die niet bij naam worden genoemd, als zijn erfgenamen maar stipuleerde dat de boedel onverdeeld en ongescheiden zal moeten blijven totdat zijn jongste kind de leeftijd van twintig jaar zal hebben bereikt (als Lijsbet, het jongste kind, op dat moment nog in leven was, was zij bijna negen jaar oud). De minderjarige kinderen moeten tot die tijd uit de boedel worden onderhouden. Als voogden over zijn minderjarige erfgenamen stelde Daniël Cent Bastiaensz. de Witte (de Vette?), Claes Cornelisz. en Cornelis Pietersz. Vroom aan. Het testament werd verleden ten huize van de testateur (in Pernis) Als getuigen traden Jan Lucasz. en Cornelis Jansz. Ruyter op. Daniël bekrachtigde het testament met zijn handmerk.

Uit dit huwelijk bekend:

1. Daniël Daniëlsz. Coppenol, geb. vermoedelijk Pernis voor 23 sept. 1668, volgt IIIc.
2. Frans Daniëlsz. Coppenol, geb. vermoedelijk Pernis voor 23 sept. 1668, volgt IIId.
3. Dirck Daniëlsz. Coppenol, ged. Pernis 5 jan. 1670, volgt IIIe.
4. Maertge Daniëlsdr. Coppenol, ged. Pernis 6 dec. 1671, j.d. van Pernis (1697), tr. Pernis (zij 3 gld. impost betaald 3 aug.) 3 aug. 1697 Claes (Klaes) Jacobse Molenaar alias van Moort, wellicht ged. Moordrecht 31 maart 1669 of 22 maart 1670 (in beide gevallen geen namen van ouders en/of getuigen vermeld), j.m. van Moordrecht (1697). 
Het huwelijk werd namens Maertge aangegeven door haar voogd Claes Cornelisz. Slager.
5. Maeyken Daniëlsdr. Coppenol, ged. Pernis 26 maart 1674.
6. Lijsbet Daniëlsdr. Coppenol, ged. Pernis 21 febr. 1677.

IIIa. Gerrit (Gerrid) Cornelisz. Koppenol, ged. Hoogvliet 24 sept. 1656 (Teuntie Gerrits), tr. (beiden 3 gld. impost betaald Hoogvliet 28 april) 1703 Aaltje Gerbrands van der Parre, ged. Hoogvliet 12 dec. 1666 (get. de vader en Leentie Michiels), lidmate te Hoogvliet (1 okt. 1688), wonende aldaar (1704), overl. na 25 maart 1708, dochter van Gerrebrant (Gerbrand) Cornelisz. van der Parre, schipper op Hoogvliet, en Annetje Michiels (Chiel(len), Giel(l)e) Ber(c)kel.

[Zie ONA Maassluis 1536, akte 38 d.d. 30 mei 1727]

Op 17 sept. 1704 werd te Poortugaal door notaris Johannes van Neck een "attestatie de vita" opgesteld op verzoek van Aaltje Gerbrants (van der Parre; de familienaam alleen in de contemporaine index), huisvrouw van Gerrit Cornelis Koppenol, woonachtig te Hoogvliet. Aaltje verklaarde een dochter te zijn van Annetje Gielle Berkel en in haar bezit te hebben zekere lijfrente van 36 pond jaarlijks ten laste van de Staten van Holland en Friesland. Als getuigen traden op: Cornelis Aarts Vermeulen, wonende te Poortugaal, en Pieter Koole, wonende te Hoogvliet.

Op 26 jan. 1709 compareerden de volgende personen voor schout en schepenen van Albrandswaard: Daniël Cornelisz. Koppenol, gehuwd met Lijsbeth Jans de Bakker, Isaac van der Endt met last van Anna Jacobs de Bakker, wonende te Rotterdam, mitsgaders Cornelis de Bakker, beiden kinderen van Jacob Jansz. de Bakker, en Cornelis van Biemond als armmeester van Poortugaal voor de kinderen van Maria Jans de Bakker, tezamen erfgenamen van Maria Jans de Bakker, en geven gifte aan Gerrit Cornelisz. Koppenol van 200 roede boomgaard.

Nota Bene: Is het niet frappant dat ook de "oudst bekende" Daniël (van Coopenhooll) blijkbaar land (een erfpacht) bezat in de polder Albrandswaard! Helaas is dit land afkomstig van Maria Jans de Bakker en niet uit de familie Koppenol.

Uit dit huwelijk:

1. Kornelis (Kornelis) Gerritsz. Koppenol, ged. Hoogvliet 25 maart 1708, volgt IVa.

IIIb. Daniël Cornelisz. Koppenol (Coppenol), ged. Hoogvliet 21 sept. 1659 (get. Maartien Elias), lidmaat te Hoogvliet (1 juli 1678), wedr. wonende aldaar (1694, 1708), tr. 1e circa 1690 Adriaantje Pietersdr. den Ouden, ged. Hoogvliet 2 maart 1659 (één van een tweeling, oud 4 weken en 2 dagen, get. Adriaentie Bastiaens), overl. voor okt. 1694, dochter van Pieter Bastiaansz. Oude Pieter alias den Ouden, armmeester van Hoogvliet, en Ingetie Gerritsdr., tr. 1e Hoogvliet (otr. Rozenburg 22 okt.) 1694 Neeltje Oliviersdr. Jon(c)ker, ged. Blankenburg 1671 [zal moeten zijn geb. Blankenburg, ged. Rozenburg], lidmate te Hoogvliet (18 dec. 1694), wonende op Blankenburg (1694) overl. Hoogvliet (impost pro deo aldaar 8 juli) 1701, dochter van Olivier Arentsz. Jonker en Josijntje Ariensdr. de Graaf, tr. 2e (beiden impost pro deo Hoogvliet 19 mei) 1702 Lijsbet(h) Jansdr. de Backer, ged. Poortugaal 4 juli 1655 (geen get. vermeld), j.d. van Poortugaal (1702), dochter van Mr. Jan Cornelisz. de(n) Bakker, chirurgijn te Poortugaal, en Cornelia Jacobsdr. van Driel.

[Let op de volgorde der huwelijken !]

Neeltje Oliviers Jonker werd op 18 dec. 1694 genoteerd als lidmate te Hoogvliet met attestatie van (het eiland) Blankenburg.

Op 26 jan. 1709 compareerden de volgende personen voor schout en schepenen van Albrandswaard: Daniël Cornelisz. Koppenol, gehuwd met Lijsbeth Jans de Bakker, Isaac van der Endt met last van Anna Jacobs de Bakker, wonende te Rotterdam, mitsgaders Cornelis de Bakker, beiden kinderen van Jacob Jansz. de Bakker, en Cornelis van Biemond als armmeester van Poortugaal voor de kinderen van Maria Jans de Bakker, tezamen arfgenamen van Maria Jans de Bakker, en geven gifte aan Gerrit Cornelisz. Koppenol van 200 roede boomgaard.

Uit het eerste huwelijk:

1. Cornelis Daniëlsz. Koppenol (Coppenol), ged. Hoogvliet 26 juni 1695, volgt IVb.
2. Josijntje (Jozijntje) Daniëlsdr. Koppenol (Coppenol), ged. Hoogvliet 24 mei 1699 (get. Machteld Oliviers Jonker), tr. 1e Ter Heijde 3 maart 1720 Arij Willemsz. Burger, wedr. (1720), tr. 2e Ter Heijde of Monster (?) 3 juni 1731 Maarten Willemsz. Loij (Looije), ged. Ter Heijde 7 dec. 1704, overl. na 1772, zoon van Willem Cornelisz. Loij en Ariaentie Oliviersdr. Jonker (een zuster van Josijntjes moeder).

Het echtpaar werd op ?, in een te Monster opgemaakte akte van scheiding van de erfenis van Magteld Oliviers Jonker (een zuster van Josijntjes en Maartens moeder) vermeld als haar erfgenamen. Ook werd Maarten nog vermeld als een der voogden over de minderjarige kinderen van de reeds overleden Cornelis Danilsz. Coppenol, Josijntjes broer.

IIIc. Daniël Daniëlsz. Koppen(h)ol (Coppenol), ged. vermoedelijk Pernis voor 23 sept. 1668, j.m. van Pernis (1700), wedr. wonende te Geervliet (1723), tr. 1e Geervliet 26 dec. 1700 Maartje Claasdr. Versteeg, j.d. van Geervliet (1700), tr. 2e (otr. Abbenbroek 22 april) 1723 Barber Hendriksdr. Koning, wed. van Philp van der Linie, wonende onder Abbenbroek (1723).

Uit het eerste huwelijk:

1. Crijntje Daniëlsdr. Coppenol, ged. Pernis 27 nov. 1701.
2. Jannetje Daniëlsdr., ged. Geervliet 30 nov. 1704 (geheven van Neeltje Versteeg, de vader foutief vermeld als Daniël Davidse).
3. Daniël Daniëlsz. Koppenol, ged. Geervliet 29 mei 1707, volgt IVc.
4. Claasje Daniëlsdr. Koppenol, ged. Geervliet 19 april 1711 (geheven van Nellitje Versteegh).
5. Cornelis Daniëlsz. Koppenol, ged. Geervliet 26 aug. 1714 (geheven van de moeder zelfs).

IIId. Frans Daniëlsz. Koppenol (Coppenol), geb. vermoedelijk Pernis voor 23 sept. 1668, wedr. wonende te Pernis (1717), begr. Pernis 23 jan. 1728, tr. 1e circa 1691 Pietertje Ariensdr. van Dendere(n) (van Dondere), geb. circa 1670, overl. (impost pro deo Pernis 16 juli) 1708, tr. 2e Pernis (beiden impost pro deo aldaar 18 okt.) 14 nov. 1717 Jannetje(n) Ariensdr. Vrijhof, j.d. van Poortugaal (1717), overl. (impost pro deo Pernis 3 juli) 1721.

Het lijk van Pietertje Ariensdr. van Dendere werd aangegeven door haar echtgenoot Frans Daniëlsz. Koppenol.
Het lijk van Jannetje Ariensdr. Vrijhof werd aangegeven door haar man Frans Daniëlsz. Koppenol.

Uit het eerste huwelijk:

1. Crijntje (Krijntje) Fransdr. Koppenol, ged. Pernis 8 maart 1693, overl. (impost pro deo Pernis 10 dec.) 1726.  Het lijk van Krijntje werd aangegeven door haar broer Arijen Fransz. Koppenol.
2. Meinsje (Mensje) Fransdr. Koppenol, ged. Pernis 23 jan. 1695, j.d. van Pernis (1717), wonende aldaar (1739), overl. onder Pernis (3 gld. impost betaald Pernis 3 maart) 1778, tr. 1e Pernis (beiden impost pro deo 9 april en otr. 10 april aldaar) 2 mei 1717 T(h)ijs Pietersz. van Luij(c)k, ged. Pernis 24 april 1695, j.m. van Pernis (1717), overl. (3 gld. impost betaald Pernis 24 juli) 1729, zoon van Pieter Jansz. van Luik en Lijsbeth Pietersdr., tr. 2e (otr. en beiden impost pro deo Pernis 20 maart) 1739 Daam (Dame) Arijensz. Speuij (Spuij(e)), ged. Pernis 24 maart 1686, j.m. van Pernis (1705), wonende onder aldaar (1739), overl. onder Pernis (3 gld. impost betaald Pernis 25 maart) 1741, weduwe van Jannetje Hendriksdr. Hans (Backers), zoon van Arij(en) Damen(n) Speuij(e), landbouwer te Pernis, en Maertje (Mertge) Jacobsdr.

Het lijk van Tijs Pietersz. van Luijk, Meinsjes eerste echtgenoot, werd aangegeven door zijn zwager Daniël Fransz. Koppenol. Het lijk van haar tweede echtgenoot, Daam Arijensz. Spuij, werd aangegeven door Martijntje Kruijthoff.

Het lijk van Meinsje Koppenol, wed. en boedelhoudster van Daam Spuije, werd aangegeven door Dirk Kamerling. 

            3. Daniël Fransz. Koppenol, ged. Pernis 14 okt. 1696, volgt IVd. 
            4. Neeltje Fransdr. Koppenol, ged. Pernis 11 jan. 1699, overl. (impost pro deo Pernis 9 sept.) 1699.
Het lijkje van Neeltje werd aangegeven door haar vader Fans Daniëlsz. Koppenol.
            5. Arij(en) Fransz. Koppenol, ged. Pernis 7 aug. 1701, overl. (impost pro deo Pernis 18 aug.) 1701.
Het lijkje van Arijen werd aangegeven door zijn vader Frans Daniëlsz. Koppenol.
            6. Arij(en) Fransz. Koppenol, ged. Pernis 10 sept. 1702, overl. (impost pro deo Pernis 20 okt.) 1702.
Het lijkje van Arijen werd aangegeven door zijn vader Frans Daniëlsz. Koppenol.
            7. Arij Fransz. Koppenol, ged. Pernis 30 dec. 1703, volgt IVe.
            8. Jacob Fransz. Koppenol, ged. Pernis 15 april 1708 (peet Durfje Hermens), overl. (impost pro deo Pernis 
            21 april) 1708.

Het lijkje van Jacob werd aangegeven door zijn vader Frans Daniëlsz. Koppenol.

Uit het tweede huwelijk:

9. Pietertje Fransdr. Koppenol, ged. Pernis 3 april 1718 (get. Mensje Fransse Koppenol).
10. Pieter Fransz. Koppenol, ged. Pernis 9 juli 1719 (get. Leentje Hendriks van der Steen), overl. (impost pro deo Pernis 20 mei) 1720.

Getuige bij de doop van Pieter was zijn tante Leentje van der Steen, deze was hoogzwanger want precies drie weken later beviel ze zelf van een zoon wiens doop dan ook de volgende inschrijving in het Pernisser doopboek betreft. Het lijkje van Pieter werd aangegeven door zijn vader Frans Daniëlsz. Koppenol.

IIIe. Dirck Daniëlsz. Kopppenol (Coppenol), ged. Pernis 5 jan. 1670, overl. voor 18 juni 1733, tr. 1e circa 1696 Fijtge Theunisdr. Besemer, ged. Rozenburg 10 nov. 1667, dochter van Teunis Pietersz. Besemer en Annitzge Conweit, tr. 2e Rozenburg (otr. Zuidland 15 april) 13 mei 1708 Lijntje Crijnen Vrijland, ged. Pernis 24 nov. 1675, j.d. van Pernis wonende te Zuidland (1708), overl. voor 18 juni 1733, dochter van Crijn Witten van Dijk alias Vrijland(t) en Hilletge Jans Vrijland(t).

Uit het eerste huwelijk:

1. Anna (Annetje) Dircksdr. Koppenol, ged. Rozenburg 16 maart 1698, wed. wonende te Nieuw Rozenburg (1731), tr. 1e Rozenburg (otr. aldaar 26 okt.) 10 nov. 1720 Dirk Cornelisz. van Ruiven (van Reuwe), van Pijnacker en wonende te Blankenburg (1720), tr. 2e Rozenburg (otr. aldaar 9 nov.) 25 nov. 1731 Abram Evertsz. van der Spek, geb. waarschijnlijk Maasland circa 1697, j.m. van Maasland (1731), zoon van Evert Ariensz. van der Spek en Crijntje Abrams van Velden.

Anna Dircksdr. Koppenol testeerde te Rozenburg (?) op 4 sept. 1732.

2. Crijntje (Krijntje, Krijna) Dircksdr. Koppenol (Coppenol), ged. Rozenburg 3 jan. 1700, j.d. wonende te Maasland (1728), tr. Maasland (otr. aldaar 2 april) 18 april 1728 Pieter Dircksz. Koppert, j.m. wonende op Oud Rozenburg (1728).

Het echtpaar testeerde te Maasland (?) op ?.

3. Daniël Dircksz. Koppenol, ged. Rozenburg 30 juli 1702,, j.m. van 't eiland Rozenburg wonende te Maasland (1732), tr. Maasland (otr. aldaar 7 maart) 27 maart 1732 Annetje Pleunen van der Kooij, ged. Maasland 14 maart 1691, wed. wonende te Maasland (1732), wed. van Cornelis Jansz. van der Valk, dochter van Pleun Jacobsz. van der Kooij, bouwman aan de Oostgaag te Maasland, setter aldaar, welgeboren man van Delfland, en Trijntje Ariensdr. van de Polder.

Het echtpaar (?) testeerde te Maasland (?) op 16 okt. 1742.

4. Maartje Daniëlsdr. Koppenol, ged. Rozenburg 13 sept. 1705.

Uit het tweede huwelijk:

5. Crijn Dircksz. Koppenol, ged. Rozenburg 10 maart 1709, volgt IVf.
6. Jan Dircksz. Koppenol, ged. Rozenburg 6 maart 1712.
7. Jannetje Dircksdr. Koppenol, ged. Rozenburg 24 dec. 1713.
8. Fijtje Dircksdr. Koppenol, ged. Rozenburg 23 aug. 1716.

IVa. Cornelis (Kornelis) Gerritsz. Koppenol (Coppenol), ged. Hoogvliet 25 maart 1708 (get. Trintie Cornelis Koppenol), lidmaat te Hoogvliet (1 okt. 1755), diaken (1748) en ouderling (1753, 1758, 1763, 1768) aldaar, overl. Hoogvliet 1771, tr. Poortugaal (3 gld. impost betaald aldaar 30 sept.) 1729 Trijntje (Treintje) Cornelisdr. Groen, ged. Hoogvliet 14 febr. 1709, lidmate te Hoogvliet (1 okt. 1755), begr. Hoogvliet 22 juni 1765, dochter van Cornelis Ariensz. Groen en Leygje Jansdr. Spruijt.

Uit dit huwelijk:

1. Aaltie Cornelisdr. Koppenol, ged. Hoogvliet 12 aug. 1731 (get. Leentie Gerbrands van der Parre), lidmate te Hoogvliet (1742), vertrok in of na 1751 met attestatie van Hoogvliet naar IJsselmonde.
2. Leigje Cornelisdr. Koppenol, ged. Hoogvliet 11 okt. 1733 (get. Adriaantie Cornelis Groen), vermoedelijk jong overl.
3. Gerrit Cornelisz. Koppenol, ged. Hoogvliet 13 febr. 1735 (get. de moeder zelve), diaken te Hoogvliet (1783), tr. Dina Adrianusdr. Kaslander.

Uit dit huwelijk verder nageslacht.

4. Leigje (Lijgje) Cornelisdr. Koppenol, ged. Hoogvliet 21 april 1737 (get. Arriantie Cornelis Groen), lidmate te Hoogvliet (1761), vertrok in of na 1761 met attestatie van Hoogvliet naar IJsselmonde, tr. Hoogvliet 31 mei 1761 [impostdatum?] Bastiaan Jansz. Pluckhaair Salij, ged. West-IJsselmonde 12 aug. 1736, landbouwer, overl. Hillegersberg 6 mei 1813, zoon van Jan Jansz. Salij, landbouwer te IJsselmonde en kerkmeester aldaar, en Nijsje Ariensdr. Neef; Bastiaan hertr. Helena Boekesteijn.

Bastiaan bezat twee bouwwoningen aan de Smeetlandse Zuiddijk en huurde een huis, erf en vier schuren in de Berg- en Broekpolder binnen het Ambacht van Hillegersberg en Rotterdam. Hij testeerde te Hillegersberg op 27 aug. 1810.

5. Cornelis Cornelisz. Koppenol, ged. Hoogvliet 25 jan. 1739 (get. Maertje Groen), lidmaat te Hoogvliet (1771), tr. Hoogvliet 10 nov. 1769 [zal wel impostdatum zijn] Treintje Hendriksdr. den Boer, ged. Hoogvliet 6 nov. 1746 (get. Maertie Aelbertsdr. den Boer), dochter van Hendrik Aelbertsz. den Boer, diaken te Hoogvliet, en Ariaentje Bastiaensdr. van der Veer.

Uit dit huwelijk verder nageslacht.

6. Anna Cornelisdr. Koppenol, ged. Hoogvliet 27 aug. 1741 (get. Maertie Cornelis Groen), lidmate te Hoogvliet, vertrok in of na 1768 met attestatie van Hoogvliet naar Poortugaal.
7. Gerbrand Cornelisz. Koppenol, ged. Hoogvliet 28 okt. 1742 (get. Maertje Cornelisdr. Groen), vermoedelijk jong overl.
8. Jan Cornelisz. Koppenol, ged. Hoogvliet 24 mei 1744 (get. Ariaentje Huijbregtsdr. van Dijk).
9. Gerbrand Cornelisz. Koppenol, ged. Hoogvliet 4 sept. 1746 (get. de vader), vermoedelijk jong overl.
10. Jaepje Cornelisdr. Koppenol, ged. Hoogvliet 10 dec. 1747 (get. Maertie Cornelisdr. Groen), vermoedelijk jong overl.
11. Jaepje Cornelisdr. Koppenol, ged. Hoogvliet 18 jan. 1750 (get. Maertie Cornelis Groen).
12. Gerbrand Cornelisz. Koppenol, ged. Hoogvliet 18 juni 1752 (get. Aeltje Cornelisdr. Koppenol), vermoedelijk jong overl.
13. Gerbrand Cornelisz. Koppenol, ged. Hoogvliet 10 nov. 1754 (get. Aeltje Cornelisdr. Coppenol), lidmaat te Hoogvliet (2 april 1785), tr. Leentje Christiaansdr. Knegt.

Uit dit huwelijk verder nageslacht.

IVb. Cornelis Daniëlsz. Koppenol (Coppenol), ged. Hoogvliet 26 juni 1695 (get. Trijntje Cornelis en Gerrit Cornelisz.), overl. (impost pro deo Hoogvliet 23 febr.) 1734, tr. (beiden impost pro deo Hoogvliet 14 okt.) 1718 Grietje Hendriksdr. Vermoen, ged. Hoogvliet 1 mei 1695 (get. Caatje Naijerboer), overl. (impost pro deo Hoogvliet 25 nov.) 1762, dochter van Hendrik Gerritsz. Vermoen, meester schoenmaker, diaken en ouderling te Hoogvliet, en Maritie (Maria) Naijerboer; Grietje tr. 2e (beiden impost pro deo Hoogvliet 26 nov.) 1734 Pieter van Luijk, ged. Hoogvliet 7 sept. 1710, overl. (3 gld. impost betaald Hoogvliet 1 febr.) 1747, begr. Hoogvliet 2 febr. 1747, zoon van Thijs Stevensz. van Luijk en Barbara Pietersdr. den Oude(n); Grietje tr. 3e (aang. Spijkenisse 28 okt.) 1748 Hendrik van der Linden, geb. 's-Gravendeel, wonende te Spijkenisse (1748), wedr. van Mary van Drongelen.

Maarten Willemsz. Looije, die was gehuwd met Cornelis' zuster Josijntje, en Jeroene Ruijgrok werden op ?, in een te Monster verleden akte van scheiding van de erfenis van Magteld Oliviers Jonker (een zuster van Cornelis' en Josijntjes moeder) vermeld als voogden over de minderjarige kinderen van Cornelis Daniëlsz. Coppenol die erfgenamen waren van deze oudtante.

Op 26 mei 1714 transporteerde Aaltje Willems Voogt, wed. van Pieter Ariensz. den Dubbelde aan Cornelis Daniëlsz. Koppenol een boomgaard.

Uit dit huwelijk:

1. Neeltje Cornelisdr. Coppenol, ged. Hoogvliet 10 sept. 1719 (get. Josijntje Daniëlsdr. Coppenol).
2. Daniël Cornelisz. Koppenol, ged. Hoogvliet 15 juni 1721 (get. Grietien Heindrick Vermoen (de moeder)), vermoedelijk jong overl.
3. Daniël Cornelisz. Koppenol (Coppenol), ged. Hoogvliet 15 nov. 1722 (get. Maertje Henderix Vermoen, gepresenteert door Trijntje Daniëlz Coppenol), tr. Antje (Annetje) Fransdr. van der Vlugt, ged. Hoogvliet 30 juli 1719 (geen get. vermeld), dochter van Frans Leendertsz. van der Vlugt en Maartje Ariensdr. Soos (Zoos).

Uit dit huwelijk verder nageslacht.

4. Maertje Cornelisdr. Coppenol, ged. Hoogvliet 13 febr. 1724 (get. Maritje Cornelis Naeijerboer).
5. Hendrik Cornelisz. Koppenol, ged. Hoogvliet 27 febr. 1729 (get. Hilletje Bastijaans van der Stoep).
6. Jacob Cornelisz. Koppenol, ged. Hoogvliet 11 okt. 1733 (één van een tweeling, get. Trijntie Cornelis Koppenol), tr. Crelia Gerritsdr. van der Wael, mogelijk ged. Charlois circa 1735.

Uit dit huwelijk verder nageslacht.

7. Leigje Cornelisdr. Koppenol, ged. Hoogvliet 11 okt. 1733 (één van een tweeling, get. Adriaantie Cornelis Groen).

IVc. Daniël Daniëlsz. Koppenol, ged. Geervliet 29 mei 1707 (get. Neeltje Versteegh), j.m. geboortig van Geervliet en wonende te Abbenbroek (1729), tr. Abbenbroek (otr. aldaar 30 sept., drie huwelijkse geboden aldaar 2, 9 en 16 okt., getuigenis dat zij te Spijkenisse de drie huwelijkse voorstellingen hebben gehad 22 okt.) 23 okt. 1729 Maartje Willemsdr. van der Waal, ged. Goudswaard 13 juli 1704 (get. Maartje Jans van der Werf), j.d. geboortig van de Koorndijk (=Goudswaard) en wonende te Abbenbroek (1729), dochter van Willem Claasz. van der Waal en Arentje Jansdr. van der Werf.

Uit dit huwelijk:

1. Daniël Daniëlsz. Koppenol, ged. Zuidland 27 aug. 1730 (geheven door de vader).

IVd. Daniël (Daan) Fransz. Koppenol, ged. Pernis 14 okt. 1696, j.m. van Pernis (1719), overl. onder Pernis (impost pro deo Pernis 3 okt.) 1763, tr. Pernis (beiden impost pro deo en otr. aldaar 17 maart) 9 april Leen(d)tje (Leijntie) Hend(e)ri(c)ksdr. van der Steen, ged. Pernis 1 jan. 1696, j.d. van Pernis (1719), wed. (1766), overl. onder Pernis (impost pro deo Pernis 18 juli) 1766, dochter van Hend(e)rick Leendertsz. van der Steen en Crijntje Claas.

Het lijk van Leentje Hendriksdr. van der Steen werd aangegeven door Stijntie Mastenbroek.
Het lijk van Daniël Fransz. Koppenol werd aangegeven door Willem Heijndijk.

Uit dit huwelijk:

1. Frans Daniëlsz. Koppenol, ged. Pernis 30 juli 1719 (get. Mensje Fransse Koppenol), overl. onder Pernis (impost pro deo Pernis 14 mei) 1740.

Het lijk van Frans werd aangegeven door Daam Spuije.

2. Hend(e)rik Daniëlsz. Koppenol, ged. Pernis 2 nov. 1721 (get. Henderik Leenderse), waarschijnlijk visser, overl. "in zee" (impost pro deo Pernis 23 sept.) 1757.

Het lijk van de op zee omgekomen Hendrik Daniëlsz. Koppenol werd aangegeven door Willem Heijndijk.

3. Leendert Daniëlsz. (Daane) Koppenol, ged. Pernis 26 sept. 1723 (get. Leentje Jan van Hame), meerderjarig j.m. geboortig van en wonende onder Pernis (1748), overl. Pernis (impost pro deo aldaar 5 febr.) 1799, begr. Pernis 7 febr. 1799 (pro deo, op het kerkhof, 1 uur geluid), tr. (beiden impost pro deo Pernis 27 sept. en otr. aldaar 28 sept.) 1748 Lena (Leentje) Oole Knegt, ged. Pernis 12 juli 1722 (get. Katalijntje Soeteman), meerderjarige j.d. geboortig van en wonende te Pernis (1748), overl. onder Pernis (impost pro deo Pernis 23 nov.) 1782, dochter van Ool Klaase Kneg(h)t alias Visser en Jaapje Jansdr. Voog(h)t.

Uit dit huwelijk verder nageslacht.

Het lijk van Lena Oole Knegt werd aangegeven door haar man Leendert Koppenol.

Het lijk van Leendert Daniëlsz. Koppenol werd aangegeven door zijn schoonzoon Arij de Winter.

4. Pietertje Daniëlsdr. (Dane) Koppenol, ged. Pernis 9 dec. 1725 (get. Krijntje Franse Coppenol), minderjarige j.d. geboortig van en wonende te Pernis (1748), overl. onder Pernis (impost pro deo Pernis 2 april) 1755, tr. (beiden impost pro deo en otr. Pernis 5 dec.) 1748 Cornelis Cornelisz. 't Hart, ged. Pernis 18 aug. 1720 (get. Aart Huibrechtse van Pelt en Neeltje Jans 't Hard), meerderjarig j.m. geboortig van en wonende te Pernis (1748), wedr. (1787), zoon van Cornelis Jansz. 't Hart ('t Hard) en Arjaantje Aartsdr. van Pelt; Cornelis hertr. (beiden 6 gld. impost betaald Pernis 5 jan.) 1787 Johanna Dircksdr. Happé, wed. van Meeuwis Jansz. Weltevreen.

Het lijk van Pietertje werd aangegeven door haar echtgenoot Cornelis 't Hart.

5. Krijntie (Crijntje) Daniëlsdr. Koppenol, ged. Pernis 30 maart 1727 (get. Neeltie Hendericks van der Steen), meerderjarige j.d. geboortig van en wonende te Pernis (1753), wed. (1768), tr. 1e (beiden impost pro deo Pernis 20 okt.) 1753 Pieter Jacobsz. van der Steen, ged. Pernis 4 maart 1725 (get. Maartie Pieters van der Steen), meerderjarig j.m. geboortig van en wonende onder Pernis (1753), zoon van Jacob Pietersz. van der Steen en Jannetie Jansdr. van der Ent, tr. 2e (beiden impost pro deo Pernis 14 okt.) 1768 Arij Jacobsz. Noordzij, ged. Pernis 11 aug. 1737 (get. Marijtje Gommers van den Berg), meerderjarig j.m. geboortig van en wonende onder Pernis (1768), zoon van Jacob Ariensz. Noordzij en Trijntje Klaasdr. 't Hart.

Nog niet zeker is wanneer Arij Jacobsz. Noordzij overleed. Twee personen komen in aanmerking: Arij Noordzij, overl. onder Pernis (impost pro deo Pernis 17 dec.) 1800, begr. aldaar 18 dec. 1800 (van de armen, op het kerkhof, ½ uur geluid) wiens lijk werd aangegeven door Willem Maaskant of Arij Noordzij, begr. Pernis 20 nov. 1810 (op het kerkhof, doodskleed gebruikt, 1 uur geluid).

6. Lijsbet(h) Daniëlsdr. Koppenol, ged. Pernis 23 mei 1728 (get. Leentje Jans Hamond), overl. (impost pro deo Pernis 21 aug.) 1729.

Het lijkje van Lijsbet werd aangegeven door haar vader Daniël Fransz. Koppenol.

7. Lijsbet Daniëlsdr. Koppenol, ged. Pernis 5 febr. 1730 (get. Neeltie Hendrickx van der Steen), zie ook kind nr. 10.
8. Jacob Daniëlsz. (Dane) Koppenol, ged. Pernis 27 mei 1731 (get. Mensje Franse Koppenol), minderjarig j.m. geboortig van en wonende onder Pernis (1755), overl. Rotterdam (impost pro deo Pernis 20 juli) 1773, begr. Pernis, tr. (beiden impost pro deo Pernis 2 mei) 1755 Marijtje Oole Knegt, ged. Pernis 11 febr. 1731 (get. Lijsbet Klaasse Knegt), minderjarige j.d. geboortig van en wonende onder Pernis (1755), wed. wonende aldaar (1775), dochter van Ool Klaasse Knegt alias Visser en Jaapje (Japije) Jansdr. Voogt; Marijtje hertr. Pernis (beiden 3 gld. impost betaald Pernis 13 mei) 4 juni 1775 Arij Ariensz. Verschoor, wedr. van Jannetie Huijbrechtsdr. Kok.

Het lijk van Jacob Daniëlsz. Koppenol werd aangegeven door zijn broer Leendert. Aangetekend werd dat Jacob "subiet" (plotseling) was overleden te Rotterdam en naar Pernis werd gebracht om aldaar begraven te worden.

9. Willem Daniëlsz. Koppenol, ged. Pernis 21 dec. 1732 (get. Neeltie Henderix van der Steen).
10. N.N., overl. (impost pro deo Pernis 16 juli) 1733.

Het lijkje van dit, mogelijk ongedoopte, kind werd aangegeven door de vader wiens naam werd vermeld als Daan Franse Koppenol. Er bestaat een kleine mogelikheid dat dit kind indentiek is met Lijsbet (nr. 7), dit omdat de naam Lij(s)bet ook voor het twaalfde kind wederom werd gebruikt terwijl daar, voor wat betreft de "vernoemingsregels" geen noodzaak voor was.

11. Heijnderik (Hendrik) Daniëlsz. Koppenol, ged. Pernis 17 juli 1734 (geen get. vermeld), overl. (impost pro deo Pernis 24 dec.) 1734.

Het lijkje van Hendrik werd aangegeven door zijn vader Daniël Fransz. Koppenol.

12. Lij(s)bet(h) (Elizabeth) Daniëlsdr. Koppenol (Coppenol), ged. Pernis 5 mei 1737 (geen get. vermeld), minderjarige j.d. geboortig van en wonende onder Pernis (1759), overl. Pernis (impost pro deo aldaar 27 jan.) 1790, begr. Pernis 28 jan. 1790 (pro deo, van de diakonie armen, op het kerkhof), tr. (beiden impost pro deo Pernis 31 maart) 1759 Jasper Gerritsz. Jongman (Jonkman), meerderjarig j.m. geboortig van en wonende te Maassluis (1759), overl. na 28 jan. 1790.

Het lijk van Elizabeth Daniëlsdr. Koppenol werd aangegeven door haar echtgenoot Jasper Jongman.

IVe. Arij(en) Fransz. Koppenol (Coppenol), ged. Pernis 30 dec. 1703, j.m. van Pernis (1725), overl. Pernis (impost pro deo aldaar 4 jan.) 1785, begr. Pernis 5 jan. 1785 (pro deo, op het kerkhof), tr. Pernis (beiden impost pro deo 13 sept. en otr. aldaar 14 sept.) 1725 Le(e)na Jansdr. van 't Hof, ged. Pernis 8 febr. 1705, j.d. van Pernis (1725), overl. onder Pernis (impost pro deo aldaar 26 aug.) 1761, dochter van Jan Cornelisz. van 't Hof en Jannetje Hendriksdr. van Keule.

Het lijk van Lena Jansdr. van 't Hof werd aangegeven door haar echtgenoot Arij Fransz. Koppenol.

Het lijk van Arij Fransz. Koppenol werd aangegeven door zijn zoon Frans.

Uit dit huwelijk:

1. Pietertje Ariensdr. Koppenol, ged. Pernis 13 jan. 1726 (get. Mensie Franse Koppenol), meerderjarige j.d. geboortig van Pernis en wonende aldaar (1754), overl. (onder) Pernis (impost pro deo aldaar 1 okt.) 1800, begr. Pernis 2 okt. 1800 (pro deo, op het kerkhof, 1 uur geluid), tr. Pernis (beiden impost pro deo en otr. aldaar 27 april) 17 mei 1754 Klaes Machielsz. Ketting, j.m. geboortig van Charlois en wonende aldaar (in gaarder, 1754) wonende in Pernis (in trouwboek, 1754), overl. Pernis (impost pro deo aldaar 10 okt.) 1798, begr. Pernis 11 okt. 1798 (pro deo, op het kerkhof, 1 uur geluid).

Zowel het lijk van Pietertje Koppenol als dat van haar man Klaes Ketting werden aangegeven door haar zoon Machiel Ketting.

2. Marijtie Ariensdr. Koppenol, ged. Pernis 19 okt. 1727 (get. Maria van 't Hof).
3. Jaepie Ariensdr. Koppenol, ged. Pernis 15 okt. 1729 (get. Mensie Franse Koppenol), overl. onder Pernis (impost pro deo Pernis 23 sept.) 1741.

Het lijk van Jaepie werd aangegeven door haar vader Arij Fransz. Koppenol.

4. Arijen Ariensz. Koppenol, mogelijk gedoopt Pernis tussen 10 en 17 dec. 1730 (wisseling van predikanten), overl. (impost pro deo Pernis 17 juli) 1731.

Het lijkje van Arijen werd aangegeven door zijn vader Arijen Fransz. Koppenol.

5. Jan Ariensz. Koppenol, ged. Pernis 27 jan 1732 (get. Marijtie Jans van 't Hof).
6. Jan Ariensz. Koppenol, geboortig van en wonende te Pernis (1760), zeeman, tr. 1e Maertje Pietersdr. Buis, tr. 2e (beiden impost pro deo Pernis 26 dec.) 1760 Maartie Pietersdr. Hordijk, ged. Hoogvliet 31 okt. 1734 (get. Annetie Pieterz Vrijland), geboortig van en wonende te Hoogvliet (1760), dochter van Pieter Willemsz. Hordijk en Neeltie Ariensdr. Noordzij.

Uit beide huwelijken verder nageslacht.

7. Jannetje Ariensdr. Koppenol, ged. Pernis 14 febr. 1734 (get. Marijtie Jans van 't Hof), j.d. geboortig van Pernis en wonende onder Engeland (1769), tr. Pernis (otr. aldaar 14 april) 21 mei 1769 Aart Benjaminsz. Schilder, j.m. geboortig van en wonende te Poortugaal (1769), mogelijk begr. (als Aart Schilder) Pernis 11 april 1807 (van de grote armen, op het kerkhof, ½ uur geluid).

Te Poortugaal werd geen doop gevonden van een Aart Benjaminsz. Schilder. Wel werd op 16 juni 1724 aldaar Aart, zoon van Hendrik Aartsz. Schilder en Sijtje Bouman gedoopt. Tussen 1769 en 1775 werden te Poortugaal ook geen kinderen gedoopt van een Aart Benjaminsz. Schilder.

8. Frans Ariensz. Koppenol, ged. Pernis 20 jan. 1737 (geen get. vermeld), j.m. geboren en wonende te Pernis (1789), overl. na 11 febr. 1802, tr. (hij 3 gld. impost betaald Pernis, zij 3 gld. impost betaald 't Roozant 9 okt.) 1789 Magdaleentje (Magdalena) Gerritsdr. Mijnlief(f), j.d. geboren te IJsselmonde wonende in 't Roozant, overl. Pernis (6 gld. impost betaald aldaar 9 febr.) 1801, begr. Pernis 11 febr. 1801 (in de kerk, vierde rij, vierde graf).

Het lijk van Magdaleentje Mijnlief werd aangegeven door haar man Frans Ariensz. Koppenol.

9. Leentje Ariensdr. Koppenol, ged. Pernis 6 nov. 1739 (get. Marietje Jans van 't Hof).

Kreeg maar liefst drie onechte kinderen waarvan één een zoon met verder nageslacht. Zij gaf op 24 dec. 1799 te Pernis het lijk aan van Durfje Spuij, een dochtertje van Gerrit Spuij.

10. Neeltje Ariensdr. Koppenol, ged. Pernis 11 dec. 1740 (peet de moeder), overl. (impost pro deo Pernis 27 okt.) 1741.

Het lijkje van Neeltje werd aangegeven door haar vader Arijen Fransz. Koppenol.

11. Jacob Ariensz. Koppenol, ged. Pernis 21 dec. 1742 (peet de moeder selve).
12. Neeltje Ariensdr. Koppenol, ged. Pernis 11 juli 1745 (peet de moeder, lidmaat).
13. Japie (Jaapje) Ariensdr. Koppenol (Coppenol), ged. Pernis 9 nov. 1749 (peet de moeder, lidmaat), meerderjarige j.d. geboortig van en wonende te Pernis (1779), begr. Pernis 12 mei 1803 (pro deo, op het kerkhof, 1 uur geluid), tr. (otr. 22 jan. en beiden impost pro deo Pernis 28 jan.) 14 febr. 1779 Arij Cornelisz. Verschoor, ged. Pernis 12 mei 1754 (peet Klaesje), minderjarig j.m. geboortig van en wonende te Pernis (1779), wedr. wonende aldaar (1807), zoon van Cornelis Ariensz. Verschoor en Gerritje Gerritsdr. Spuij; Arij hertr. Pernis 15 febr. 1807 Jannetje Pietersdr. Verschoor, wed. van Aart Kok.

IVf. Crijn Dircksz. Koppenol, ged. Rozenburg 10 maart 1709, begr. 's-Gravenzande 9 aug. 1774, tr. 1e 's-Gravenzande 2 jan. 1735 Geertje (Geertruid) Vreugdenhil, ged. Naaldwijk 25 mei 1711, begr. 's-Gravenzande 13 jan. 1786 [lijkt me sterk als Crijn in 1753 een 2e maal huwde, in gen. Vreugdenhil dan ook: overl. voor 2 febr. 1753], dochter van Jochum (Jochem) Jacobsz. (van) Vreugdenhil, spuiwachter van de Delflandse buitenspui op het Oranje Gors, en diens eerste echtgenote Geertje Lucas Verkoorn, tr. 2e 's-Gravenzande 2 of 11 febr. 1753 Johanna Elisabeth Steffens.

In gen. Koppenol, blz. 36, wordt ook nog een (mogelijke) zoon Dirck Crijnsz. gegeven die op 10 jan. 1758 vanuit Naaldwijk naar Nieuwenhoorn vertrok en aldaar op 11 jan. 1758 huwde met N.N, hij huwde (2e?) op 6 mei 1770 aldaar met N.N. (??). Deze Dirck zou dus circa 1728 geboren moeten zijn, een beetje vroeg voor een (onwettige?) zoon van Crijn en Geertje. In kwartierstaat Bruynzeel (OV 1975, blz. 271) wordt Dircks afstamming uit Crijn en Grietje als vaststaand aangenomen, daarin: Dirck, geb. Naaldwijk, ged. 's-Gravenzande 27 maart 1735, overl. Nieuwenhoorn 12 april 1796, tr. aldaar 11 jan. 1758 (impost pro deo) Catelijntje Jacobs Braat, ged. Nieuwenhoorn 26 nov. 1730, overl. aldaar 16 nov. 1769, dochter van Jacques Klaasz. Braat, bouwman, en Geertje Jans van der Hoek. Idem in kwartierstaat Kwekel (Kwartierstatenboek Prometheus deel II) maar hier Dircks overl als: aangegeven Nieuwenhoorn 17 okt. 1796 plus: tr. 2e aldaar 6 mei 1770 Neeltje van der Ham, tr. 3e aldaar 26 dec. 1784 Teuntje van den Bogaert, de overlijdensdatum van Catelijntje Braat is volgens Kwekel 9 nov. 1769. Dit geheel vereist dus nog de nodige controle hoewel ik zelf geneigd ben op Kwekel af te gaan (gezien zijn reputatie als genealoog).

Uit het eerste huwelijk:

1. Jochem (Joagim) Crijnsz. Koppenol, ged. 's-Gra-venzande 14 mei 1735, vertrok 16 nov. 1771 naar De Lier, tr. Machteld (Matje) Cornelisdr. van der Hout.

Uit dit huwelijk verder nageslacht.

2. Jan Crijnsz. Koppenol, ged. 's-Gravenzande 20 april 1738, vermoedelijk jong overl.
3. Jan Crijnsz. Koppenol, ged. 's-Gravenzande 27 sept. 1739.
4. Jacob Crijnsz. Koppenol, ged. 's-Gravenzande 11 febr. 1741, arbeider, overl. 's-Gravenzande 10 jan. 1804, begr. aldaar, tr. 1e 's-Gravenzande 4 nov. 1764 Matje Arendsdr. van Loenen, ged. 's-Graven-zande 8 dec. 1737, tr. 2e 's-Gravenzande (otr. aldaar 7 maart) 23 maart 1766 Neeltje Cornelisdr. van der Hout, ged. 's-Gravenzande 3 febr. 1737, overl. 's-Gravenzande 4 dec. 1808, begr. aldaar, dochter van Cornelis Arensz. van der Hout en Maartje Willemsdr. 't Hoen.

Uit dit huwelijk verder nageslacht.

5. Lijntje Crijnsdr. Koppenol, ged. 's-Gravenzande 1 juli 1742, vertrok op 21 aug. 1770 naar Aalsmeer.
6. Lucas Crijnsz. Koppenol, ged. Naaldwijk 11 okt. 1744.
7. Geertje Crijnsdr. Koppenol, ged. 's-Gravenzande 20 maart 1746, begr. Rozenburg 30 juni 1795, tr. Rozenburg 16 april 1779 Willem Cornelisz. Lievaard.

Geertje vertrok op 15 juli 1779 naar Rozenburg en verkreeg aldaar in hetzelfde jaar een akte van indemniteit in verband met vertrek naar Maasland.

8. Krijntje Crijnsdr. Koppenol, ged. 's-Gravenzande 14 juni 1748, overl. Rozenburg 2 jan. 1823, tr. Rozenburg 8 mei 1774 Jacob Roodenburg.

Krijntje is terug te vinden in een register van afgegeven en ontvangen akten van indemniteit van Rozenburg. Zij ontving in 1771 een akte van indemniteit in verband met vertrek naar Naaldwijk. Gek genoeg staat in hetzelfde register aangetekend dat (een) Jacob Willemsz. Rodenburg in 1774 een akte van indemniteit verkreeg in verband met vertrek naar Maasland.

9. Jannetje Crijnsdr. Koppenol, ged. Naaldwijk 11 jan. 1750.
10. Leijsje Crijnsdr. Koppenol, ged. 's-Gravenzande 1 aug. 1751.

Mogelijke (maar niet waarschijnlijke) afstamming van Daniël (I) volgens Genealogie Koppenol.

In de genealogie Koppenol wordt de onder I opgevoerde, hypothetische, Daniël de geslachtsnaam Coppenolle toebedeeld (op grond waarvan?) en wordt tevens aangegeven dat hij een zoon zou kunnen zijn van Ananias (Aeneas) Daniëlsz. van Coppenolle, handelaar en legwerker te Gouda die gehuwd zou moeten zijn rond 1595. Het vorenstaande lijkt mij (zonder de originele stukken hebben te gelezen) vrijwel onmogelijk daar de (hier en daar onduidelijke) transscripties van L.K. in ieder geval duidelijk de indruk wekken dat deze Ananias van Coppenolle zonder eigen nageslacht verwekt te hebben stierf. De twee, in het oud notarieel van Gouda gevonden, akten die op hem betrekking hebben lijken juist te zijn gemaakt om afstamming van Ananias te bewijzen omdat er geen kinderen waren die voor hun erfdeel konden opkomen. Vandaar dat uit de twee akten dan ook twee, vrij uitgebreide (deel)parenteelstaten zijn te destilleren die hieronder, na bespreking van de twee akten, volgen.

Ananias testeerde te Gouda op 12 juni 1622, welk testament door de samensteller van de genealogie niet werd gevonden maar welke datum wordt genoemd in een te Gouda op 29 juni 1622 verleden notariële akte. De naam Ananias of Aeneas pleit tegen een familierelatie, het patroniem Daniëlsz. is echter als typisch "Koppenols" te beschouwen.

In voornoemde akte (afgaande op het zeer onduidelijke transscript van L.K.) compareerde een zekere Pierre Yierg (?) van Coppenolle, zoon van Remeus van Coppenolle en Barenich van Wyenes (Wingene?), die verklaarde dat hij van Marritgen Lowijs (universeel erfgenaam van Ananias) geen (of niet genoeg) uitkering heeft ontvangen uit de nalatenschap van zijn achterneef (!) Aananias. In dat geval moet Ananias een in zijn testament iets aan Pierre gelegateerd hebben want als achterneef zou hij normaal niet erven. In het transscript van de akte lijkt inderdaad over een legaat te worden gesproken. De akte legt tevens de familierelatie uit: Pierre is een een zoon van Remeus. Remeus was een broer van Cornelis, welke Cornelis de vader was van Daniël en de grootvader van Ananias.

Waarom Marritgen Lowijs (van Velde), waarschijnlijk de dochter van de ook genoemde Louijs den helmmaecker, enig en universeel ergenaam was wordt uit de akte niet duidelijk (het klopt in ieder geval wel als er geen kinderen waren). Aan het einde der akte is sprake van een comparante zodat het mogelijk is dat zij de akte liet opstellen en niet Pierre, wiens merk of handtekening volgens het transscript niet onder de akte staat. Nader onderzoek is dus zeer gewenst.

De tweede akte, gedateerd 21 juni 1622 en verleden voor de Goudse notaris Gerrit Querijnsz. Hola (?) handelt eigenlijk alleen over de eventueel rechthebbende op de nalatenschap van Ananias van Coppenolle (die dus geen kinderen had...). De comparanten zijn Jan Ruselaer, meester legwerker, oud .. jaar, Engel van der Banck, oud 56 jaar (beiden inwoners en poorters van Gouda) en Gillis van den Vivre (zie deel-parenteel Staijen). Jan Ruselaer blijkt leden van de families Van Coppenolle en Staijen reeds in Vlaanderen goed gekend te hebben, evenals Gillis wiens eigen familie het betreft. Engel van der Banck kent de personen die in Gouda hebben gewoond. Allen onderhouden ze nog contacten met hun familieleden.

Uit de twee akten kunnen de volgende deel-parenteelstaten worden samengesteld:

Deel-parenteelstaat Van Coppenolle:

I. N.N

Kinderen:

1. Remeus van Coppenolle, volgt IIa.
2. Cornelis van Coppenolle, volgt IIb.
3. Janneken van Coppenolle, volgt IIc.

IIa. Remeus van Coppenolle, tr. Barenich van Wyenes (Wingene?)

Kind:

1. Pieter (Pierre) van Coppenolle

IIb. Cornelis van Coppenolle, tr. N.N. Pouwelsdr., dochter van Pouwels Staijen en N.N. (zie deel-parenteelstaat Staijen).

Kind:

1. Daniël van Coppenolle, volgt IIIa.

IIc. Janneken van Coppenolle, tr. N.N.

Kind:

1. Remeus Christian, volgt IIIb.

            IIIa.Daniël van Coppenolle, tr. N.N.

Kind:

1. Ananias (Aeneas) van Coppenolle, handelaar en legwerker te Gouda, zeer waarschijnlijk ongehuwd overl. tussen 12 en 21 juni 1622.

De hamvraag is natuurlijk: als hij niet de vader is van Daniël, wie is dat dan wel ?

            IIIb. Remeus Christian, tr. N.N.

Kind:

1. Jannitgen Remeus, volgt IV.
2. Sertgen Remeus, tr. Daniël Davidtsz. Petit (IV.1). Sertgens zou aldus met een kind van haar zuster zijn gehuwd, een huwelijk dus tussen volle neef en nicht.

IV. Jannitgen Remeus, tr. Davidt (Petit?)

Kinderen:

1. Daniël Davidtsz. Petit, tr. Sertgen Remeus
- Zijn broer en zusters.

Deel-parenteelstaat Staijen:

I. N.N.

Kinderen:

1. Christiaen Staijen, volgt IIa.
2. Jan Staijen, volgt IIb.
3. Jannitgen Staijen, volgt IIc.

IIa. Christiaen Staijen, tr. N.N.

Kind:

1. Gilliane Staijen, volgt IIIa.
2. Genevive Staijen, volgt IIIb.
3. Sanne Staijen, volgt IIIc.

IIb. Jan Staijen, tr. N.N.

Kind:

1. Pouwels Staijen, volgt IIId.

IIc. Jannitgen Staijen, tr. N.N.

Kind:

1. N.N., volgt IIIe.

            IIIa.  Gilliane (Cataline) Staijen, tr. Huijsman van den Vivre.

Kind:

1. Gillis Huijsmans van den Vivre, compareerde te Gouda op 21 juni 1622 n.a.v. het vastellen van de erfgenamen van Ananias van Coppenolle.
2. Sijntgen Huijsmans, tr. Gerrit van der Magiere, tapitsier.
3. Treijntgen Huijsmans, tr. Gerrit Danckert.

            IIIb.  Genevive Staijen, tr. N.N. van Baisanck.

Kind:

1. Gilliaentgen van Baisanck.

            IIIc.  Sanne Staijen, tr. Halter N.N.

Kind:

1. Phiremine Halterse, volgt IVa.

            IIId.   Pouwels Staijen, tr. N.N.

Kind:

1. N.N., volgt IVb.

            IIIe.   N.N., tr. N.N. van Coppenolle.

Kind:

1. Jan van Coppenolle (zijn bestemoeder (= grootmoeder) was Jannitgen Staijen, zuster van Jan Staijen). 

IVa. Phiremine Halterse, overl. voor 21 juni 1622, tr. N.N.

Kinderen:

- Drie weeskinderen.

IVb. N.N., tr. Cornelis van Coppenolle

Kind:

1. Ananias (Aeneas) van Coppenolle, zie deel-parenteelstaat Van Coppenolle nr. IIIa.1

In de "veronderstelling mogelijk voorgeslacht in de rechte lijn" op blz. 29 van de genealogie Koppenol wordt een, wederom hypothetische (?) Daniël (Cornelisz.?) van Coppenolle, mogelijk geb. te Oudenaarde, als vader van de in 1622 overleden Ananias voorgesteld. Als zijn grootvader vinden we Cornelis Stevinsz. van Coppenolle, geb. circa 1556. Waar komt dat Stevinsz. vandaan ?

Daniël VanCoppenolle de Koopman.

Het is Maandag 9 September 1620 en in de kapel van de "Onze Lieve Vrouwe kerk van Pamele" te Oudenaarde wordt Daniël, het zesde kind van Judocus VanCoppenole en Margarita Hennebecke gedoopt. Als Peter en Meter zijn bij de doop aanwezig Daniël VanCoppenolle en Maria Hennebecke, waarschijnlijk waren zij Oom en Tante van de dopeling.

Vader Judocus vanCoppenole is ca. 1585 te Ronse geboren als zoon van Pierre vanCoppenole die een bekend lakenkoopman van beroep was en van Martine Bellinckx, beide waarschijnlijk afkomstig uit de nabij gelegen plaats Ronse.

De overgrootvader van Daniël was Martin VanCoppenole, een zeer rijke vethandelaar uit Ronse en in het boek "Bannelingen en Vluchtelingen uit Ronse" blz. 31 kunnen we lezen dat hij o.m. een woning bezat te Ronse, deze woning werd op 18 Februari 1570 om religieuze redenen geconfisceerd, Martin had waarschijnlijk reformatorische neigingen, iets wat géén genade kon vinden in de ogen van de toenmalige machthebbers in de Zuidelijke Nederlanden.

De jonggedoopte Daniël stamde dus uit een zeer succesvol geslacht van kooplieden, zijn vader Judocus, in de wandeling Joos, ging op Woensdag 25 April 1612 in de St. Maarten kerk te Ronse in ondertrouw met Margarita Hennebecke, zij huwden in de O. L. vr. Kerk van Pamele in Oudenaarde op Zondag 20 Mei 1612.

In het boek "Bannelingen en Vluchtelingen uit Ronse" komen we enige akten tegen waarin we Judocus o.m. zien als koopman van verschillende woningen, op pag. 84 lezen we: 

Uit prcuratieboek F fol. 358. Rechterl. Archief Inv. No. 84

Procuratie van Huijbrecht en Jan de Keij, gebroeders, aan Joos en Gillis Manhage, gebroeders, wonende te Ronse, om te transporteren aan Joos VanCoppenole filius Pieters. Lakenkooper, wonende te Oudenaarde, een "seecker out huijs plus erve gelegen tot Ronse voornt. belegen aen d'eene sijde 't cleijn Biestken en aen d'ander sijde de Kerkweech aldaer."

Dit was hem aangekomen door het overlijden van hunne ouders Christiaen de Keij en Berbeltgen Bijlewets. De koop, ten bedrage van 5 pond gr. Vl. vrij gelt, was reeds gesloten met Gillis Leurens, als gemachtigde van voors. Coppenole. 1617, Juli 26.

Uit idem fo. 360

"Procuratie aan Abram Delingh, als man en voogd van Elisabeth de Keij, dochter van Huijbrecht de Keij, mitsgaders zij zelf, aan Jan Hennebicq, wonende te Ronse, betreffende het transport van hetzelfde erf, bedoeld in de procuratie folio 358 (zie voren), hun aangekomen door het overlijden van haar vader en oom, Huijbrecht en Jan Keij, gebroeders. Hetwelk zij verkocht hebben aan Joos VanCoppenole, filius Pieters te Oudenaarde.
1617, Augustus 16".

op pag. 85 lezen we:

"Uit Procuratieboek F, fo. 373, Recht. Arch. Inv. No. 84.

Procuratie van Jacob Pietersz. de Haes, rectmeester van het Heilige Geest og Arme Weeshuis binnen Leiden, als last hebbende van de Regenten aan Joost en Gielis Manhage, gebroeders, wonende te Ronse, om vanwege dit armehuijs, hetwelk recht verkregen heeft op "Seecker eenich vervallen ongehuijst erve, gelegen tot Ronssen, voornt. belegen hebbende aen d'een sijde het Cleijn Biesken en aen d'ander sijde de Heere van Ronssen, eertijts toegekomen hebbende Arent van den Bossche ende Perijntgen Falloens Jilia Melchior, man ende wijff" en door hun overlijden opgekomen aan Adiaen van den Bossche, hun wettige zoon en erfgenaam en door het Heilige Geesthuis opgevoed en onderhouden, te transporteren aan Joos VanCoppenole, filius Pieter, reeds door hem met bemiddeling van Gillis Leurens van de regenten gekocht voor 100 Car. Gld.

Vrijdag 1617, November 3."

Maar we gaan terug naar Daniël VanCoppenole die op 9 September 1620 te Oudenaarde was gedoopt, we komen hem n.l. tegen in Leiden waar hij geboekt staat als jonge man van Oudenaarde. In Schoonhoven leert hij de jonge dame Antoinette van Hulst kennen, haar eigenlijke doopnaam is Teuntgen Sanders Hulst, zij werdt gedoopt in Schoonhoven op 6 September 1626, was dochter van Ygchen (Ida) Jans Vertholen gedoopt te Schoonhoven op 12 Januari 1606 en op 28 October 1625 te Schhohoven gehuwd met Sander Gerrits Hulst.

Sander was zoon van Gerrit Pauwlesz Hulst, schepen (wethouder) van Schoonhoven en Agatha Cornelisdr. den Benschoppen.

Ygchem was dochter van Jan Cornelisz Vertholen, schipper van beroep en Hermantgen Cornelisdr. op Zaterdag 10 Januari 1626 werd Jan als poorter van Schoonhoven toegelaten.

Op Dinsdag 27 Juni 1645, Daniël is dan 24 jaar, treed hij te Schoonhoven in het huwelijk met de dan 20 jarige Antoinette van Hulst, dit huwelijk is gezegend geworden met een talrijke kinderschaar, want voor zo ver na te gaan kregen zij 6 zonen en 6 dochters, alle geboren in Rotterdam. Hun laatste kind was dochter Anthoinetta Clara, zij is op Dinsdag 24 April 1668 te Rotterdam geboren, het jaar daarop kwam haar moeder te overlijden n.l. op Zaterdag 16 November 1669.

Van Daniël weten wij dat hij een succesvol zakenman was, er zijn n.l. in de notariële archieven veel stukken gevonden, een aantal zullen we de revue laten passeren:

Betreft Gem. Archief Rotterdam O.N.A. 765 akte datum: Donderdag 6 Februari 1670

In dit archiefstuk komen we Daniël VanCoppenole tegen als "seepsieder en coopman" hij wordt hier aangesteld als voogdij over de minderjarigen kinderen van "Juffrouw Yda Vertholen, weduwe van zaliger Alexander van der Hulst wonende binnen dezer Stede". (Juffrouw Yda Vertholen was Daniels schoonmoeder uit Schoonhoven)

Betreft Gem. Archief Rotterdam Schepenboek inv. nr. 524 akte datum: Zaterdag 19 Juli 1677

Daniël Coppenol ( hier spreekt men niet meer over VanCoppenole) gaat hier als overgebleven voogd drie woonhuizen met erven verkopen aan Abraham van Breusecum, staande en gelegen aan de Noordzijde van de Peperstraat, voor de totaalprijs van Fl. 820-2-8. Ook in deze akte wordt Daniël als koopman genoemd.

Betreft Gem. Archief Rotterdam Schepenboek inv. nr. 525 akte datum: 13 Mei 1680

Volgens dit archiefstuk koop Daniël VanCoppenole een huis met erf, zijnde het voorste gedeelte van een huis, met brouwerij welke van ouds bekend was onder de naam "DE DRIE RINGEN", staande en gelegen aan de Noordzijde van de Hoogstraat te Rotterdam, voor de totaalprijs van Fl. 13.500,--.

Betreft Gem. Archief Rotterdam Schepenarchief inv. nr. 527 akte datum: 3 Mei 1683

Uit dit stuk kunnen we zien dat Daniël een uitstekend koopman was, want het voorgaande had hij op 13 Mei 1680 gekocht voor de somma van Fl. 13.500,-- en in dit stuk zien we dat hij het weer gaat doorverkopen en wel voor de prijs van Fl. 17.000,--. Hij maakt dus in een kleine 3 jaar Fl. 3.500,-- winst op één perceel, dit is 26,27% !!

Betreft Gem. Archief Amsterdam N.A. 3813 film. 3952 akte datum: 25 Mei 1683

Dit is Daniëls testament, welke opgemaakt is voor notaris Adriaen van Santen, openbaar notaris, bij het Hof van Holland, voor deze notaris verschijnt Daniël, "Coopman tot Rotterdam, mij notaris bekent, clouck ende gesond van lichaem, gaende en staende, zijn sinnen machtich en gebruijckende, als opentlijck bleecq. En verclaerde (naer recommandatie van ziel en lichaem, mitsgaders nae revocatie van alle voorgaende makingen van laetste en uijtterste willen)". De erfgenamen zijn zijn 4 overgebleven kinderen Ida VanCoppenole, Johannes VanCoppenole, Daniël VanCoppenole en Antonetta Clara VanCoppenole, tevens Antonetta Ida VanCoppenole, de enigst dochter van zijn overleden zoon Alexander VanCoppenole. Zij krijgen elk Fl. 5.000,--.

Uit dit archiefstuk blijkt tevens dat hij heel wat bezittingen had we lezen o.m. "Voor welke vijf en twintich duijzent guldens effective zullen blijven gehipotequeert en verbonden twee van testamenteurs packhuijsen staende nevens de Remonstrantse predickplaets tot Rotterdam, idem een bleeckerije gelegen buijten de Delfse poort van Rotterdam op den hoeck van de Cruijskaije onder de Heerlijckheijt van Beuckels en Bloemelsdijck met de huijsinge daer op staende, mitsgaders een huijs en erve staende in de Lombaert strate tot Rotterdam van outs genaemt Den Ackerman en nu de Keijzerskroon".

Het laatste wat we van Daniël weten is dat hij op 65 jarige leeftijd een hofstede onder de heerlijkheid Van Veur te Leidschendam bezat met de naam "RUSTHOUT", waarschijnlijk heeft hij daar van zijn welverdiende rust genoten, helaas is de juiste datum en plaats van overlijden nog niet gevonden. De hofstede "RUSTHOUT" in Leidschendam is begin 1900 onder de slopershamer verloren gegaan.

generatie IX

Coppenole van, Daniël
ged. 25-07-1664 Rotterdam
geh. 19-02-1692 Rotterdam met: Verbeek, Adriana

generatie X

Coppenole van, Daniël
ged. 09-09-1620 Oudenaarde 
geh. 27-06-1645 Schoonhoven met:Hulst, Antoinetta van, ged. 06-09-1626 Schoonhoven

generatie XI
Coppenole van, Judocusged. ca. 1585 ged.
geh. 20-05-1612 Oudenaarde met:Hennebecke, Margarita

generatie XII

Coppenole, Pierre vanged. ca. 1550 ged.
geh. ca. 1580 Ronse ? met:Bellinckx, Martine

generatie XII

Coppenole, Martin van...........
ged. ca. 1520 Ronse ?

nakomelingen van Daniël ged. 25-07-1664 Rotterdam zijn niet bekend.

MAARTEN KOPPENOL - MACHINIST

Maarten Koppenol is op 21 januari 1896 te Hoogvliet geboren als zoon van Leendert Koppenol en Jacoba Speelman, hij huwde op 28 december 1922 te Tilburg met Zwaantje Jeuring, geboren op 1 mei 1898 te Odoorn, overleden 7 augustus 1999 te Roosendaal. Maarten was machinist van beroep, een spoorwegman op en top.


Huwelijksfoto van Maarten Koppenol en Zwaantje Jeuring

Met dank aan mevrouw Koppenol-Jeuring, die mij toestemming gaf, heel graag zelfs, om 'LANGS DE LIJN', 'AAN MIJN JUMBO' en 'DE MAN OP DE VOETPLAAT' te publiceren in mijn boek: "Getuige van een donkere tijd, spoormannen en spoorvrouwen in en rond Roosendaal 1940-1945".

DE MAN OP DE VOETPLAAT

In een der vele Engelse bladen, waarmede we thans kennis maken, vond ik een merkwaardig stukje. Onder de markante kop van een doorgewinterde Engelse machinist stond: "Man On The Footplate". Het stukje begint met: "In het gezicht van dezen man van het thuisfront is geschreven de oorlogsgeschiedenis van Britain's Railways" - en het stukje eindigt: "En in deze vitale dienst hebben de kameraden van de lijn nimmer gefaald". - Ziehier wat een erkenning en met trekt onwillekeurig een vergelijk met onze "man op de voetplaat".

Ook op hun gezichten staat geschreven de ruim vier jaar oorlogsgeschiedenis van de Nederlandsche Spoorwegen. Ook zij hebben hun dienst uitgevoerd, ja, meer nog, het bedrijf stilgelegd, toen het juiste ogenblik daar was, onder nog oneindig veel moeilijker omstandigheden. Ook zij hebben in dit voor de oorlogvoering zoo vitale bedrijf nimmer gefaald. En zullen ook nimmer falen. Doch onwillekeurig vraagt men zich af, beseft men in het spoorwegbedrijf wel ten volle welk 'n ontzettende rol of de "man op de voetplaat", "de soldaat van het thuisfront" wel moest spelen. Was men er haast al niet aan gewoon geraakt, dat locomotieven werden beschoten en "mannen op de voetplaat" sneuvelden? Begrijpt en personeel en leiding wel ten volle, wat er in ons omging, als we met een schijnbaar onverschillig gezicht tijdens de bezetting, afscheid namen van vrouw en kind, om plaats te nemen op "de voetplaat" met de gedachte diep in het hart: "Zou ik ze wel ooit weer terug zien?" Begrijpt en het personeel en de leiding wel ten volle wat een strijd het kostte, om tusschen Typhoon en Groene Politie in, het bedrijf stil te leggen vaak tegen de wil van de leiding in. Want was het weer niet "de man op de voetplaat", die thans na de bevrijding voor ontzaglijke moeilijkheden is geplaatst als gevolg van een geheel ontredderd spoorwegbedrijf. Want begrijpt men dan niet wat het beteekent, bij lange donkere wintermaanden, bij sneeuw, vorst, regen en wind diensten te maken van 14, 16, ja zelfs 20 uren en meer per dag, waarbij trajecten achteruit worden afgelegd van 30 à 40 en meer K.M. En is het weer niet "de man op de voetplaat", die overal door kleinere superieuren als een zeer lastig element wordt afgegrauwd, als hij komt protesteeren, dat hem na een onmenschelijke lange dienst geen eten kan worden verstrekt of komt eischen zijn dienst te bespoedigen.

Onwillekeurig vraagt men zich af: "Is dit nu de erkenning?" Mijne vrienden van de voetplaat, hoe komt het toch, dat wij, die in de nacht zonder licht onder de kap, aan de verkeerde zijde op de locomotief en bovendien gehuld in een wolk van rook en stoom vanwege een te korte schoorsteen, met onverlichte signalen en een vernield blokstelsel, de schakel moet vormen tusschen thuisfront en oorlogsfront, en dit werk moeten doen, op een schoen en een klomp, geen zeep om zich te reinigen in een onvoldoende gekleed en gevoed lichaam, terwijl iemand, die nooit iets gepresteerd heeft en zich meldt bij de grenswacht, geheel in 't nieuw gekleed en met stevige schoenen uitgerust, zijn sigaretje rookt uit NAAFI-cantines en bovendien alle voorrechten geniet, die een soldaat geniet boven een burger. Zijn wij dan nog niet zoo belangrijk als een grenswacht? Beseft men dan niet welk een uiterst belangrijk werk onze "man op de voetplaat" verricht voor ons zoo ontredderd economisch leven? Is het te verwonderen dat onze mannen op de voetplaat a.c. zich gaan melden voor militairen dienst en hierdoor de ontreddering nog groter maken?

Ik zou zoo door kunnen gaan en nog vele kolommen kunnen vullen, maar voor dezen keer zal ik het hierbij laten. Wij leven weer in vrijheid en hoe heerlijk is het niet om weer eens na 4 jaar ongestraft zijn hart te kunnen luchten. Doch evenals het Engelsche stukje, zou ik willen eindigen met: "En in deze vitale dienst hebben de kameraden van de lijn nimmer gefaald". Ik zou er nog aan willen toevoegen:

En zij zullen, trotsch alles, ook in de toekomst nimmer falen, want zij weten waarom het gaat.

Roosendaal, M. Koppenol,  Middenstraat 84

AAN MIJN JUMBO

Zeg, beste Jumbo, goed machien',
Wij snakken naar jouw wederzien'.
Als jij eens wist, hoe wij smachten.
Naar jou, die wij ten offer brachten.
Al heeft de vijand jou vermoord,
In onze harten leef je voort.

Als ik dan denk aan vroeger jaren,
Toen jij en ik nog samen waren,
Hoe jij eens was mijn eerste bruid,
Wij gingen toen voor 't eerst samen uit.
Je liep toen "honderd in het uur",
En uit je oogen straalde vuur.

Toen werd ik meester, jij mijn vrouw,
Mijn meestersliefde was voor jou,
En wat beleefden wij fijne uren,
Wat stonden z'ons na te turen.
Wij gingen 'n kwart eeuw hand in hand,
Ik had mijn hart aan jou verpand.

Toen kwam de oorlog, de ellende,
Die jij, noch ik, ooit eerder kende,
Wat zal er van ons beide worden?
Nu Nazi's, van die ruwe horden,
Ons land vertrappen en vernielen,
Wij dachten, dat wij samen vielen.

Wij bleven toch nog bij elkaar.
Wat viel die eerste tijd ons zwaar,
Je oogen werden geblindeerd,
Je schuiven werden slecht gesmeerd,
Op last van hogere "Barbaren"
En ... kreunend moest je ... 'Weiterfahren'.

In dit ellendige bestaan,
Zij wij nog vier jaar voort gegaan.
Verdwenen was jouw glans, jouw gratie,
Toen kwam verandering, "De Invatie",
Het einde kwam weer in 't gezicht,
Ik staakte, -ook jij deed je plicht-.


Ik zie nog, hoe wij afscheid namen.
Hoe toen die ruwe Moffen kwamen.
En kreunend voerden ze je mee,
Naar 't land van "Adolf"; "Heil Hoe-Zee".
Die dwarskop zullen wij wel leren,
Jij dacht, echt Hollands, "'t kan verkeren".

En 't keerde ook, wij waren vrij,
Maar onze Jumbo misten wij.
Daar kwam -"The Royal Engineer"-
Die bracht "moderne Jumbo;s" hier.
Daarbij nog Zwitsers, Moffen, Zweden,
Maar geen van al, die 't beter deden.

Doch na een lange tijd,
Kwam j'ook weer terug, je was bevrijd.
Maar O? Wat was dat, Trouw Machien?
Verdwenen was jouw mooi cabien.
Opzij slechts enk'le pantserplaten,
Je rug zat vol kogelgaten.

Een ruwe hand had jou verwoest,
Je mechaniek was dik verroest.
Je schoorsteen had geen sierrand meer,
De rest zat vol met "moffensmeer".
Je stond daar, en 'k vroeg mij af;
"Is dit nu toch mijn Jumbo's graf"?

Toen werd het mij duidelijk, 't kan verkeren,
Wij zullen je, ouwe, repareren.
Dan kom je terug in "eer en deugd",
Eerst dan begint je tweede jeugd.
Dan zal 't een lust zijn jou te zien,
Mij rest dan nog een jaar of tien.

Als wij dan straks weer samen rijden,
Naar Mokum, Zwolle of naar Leiden,
Jij glimmend groen en weer vol gratie,
En ik, je ouwe trouwe basie,
Dan zijn w'hersteld in oude glorie,
Aaneen-gesmeerd door de historie.

Roosendaal, 1 december 1945,
Maarten Koppenol.

 

LANGS DE LIJN

Wij reden voor den eersten keer,
bevrijd, weer naar de Zeeuwen.
De zon die scheen, 't was lenteweer,
en in de lucht weer meeuwen.
Een stoomwolk kronkelde omhoog,
op het land weer lentekleuren.
De velden werden groen en droog,
de mensch scheen op te fleuren.

Zoo dwaalden onze oogen rond,
door Zeeland's schoonen dreven,
het was of bij toverslag, opeens,
de aarde weer ging leven,
Maar ... plotseling, een hout, gekruist,
ruw in het zand gestoken.
Een stalen helm, een pantservuist,
en ... een geweer, -gebroken-.

Ik zag opeens geen treinen meer,
geen zon meer en geen meeuwen.
Het was of er in mijzelf, iets brak,
daar, in dat land der Zeeuwen.
Dat houten kruis, dat bergje zand,
die roestende geweren.
Wat zeggen die? Wat willen zij?
Wat willen die beweren?

"Wij willen nooit geen oorlog meer !"
Het snerpte in mijn ooren.
Een oud geluid - ons ideaal,
werd plotsling weer geboren.
O houten kruizen, bergjes zand,
Gij roestige geweren
blijf spreken tot ons dom verstand,
O, blijf ons inspireren.

Roosendaal, 1 april 1945,
Maarten Koppenol.

Hieronder wat foto's die bij het bovenstaande horen.



Naast locomotief 1765, machinist Koppenol met lange smeerkan.
Verzameling Jan Matthijssen.

 


De laatste 'Jumbo', locomotief 3737, wordt gedraaid voor het laatste vertrek.
Verzameling Jan Matthijssen.

 


Maarten Koppenol spreekt bij het graf van machinist Jan Tekamp, die op vrijdag 22 maart 1940, Goede Vrijdag, werd aangereden door een mobilisatietrein op het padje Waterstraat - Red Band.
Verzameling mevrouw M. Verbeek-Tekamp.
 


Maarten Koppenol als leerling-machinist bij de Maatschappij tot Exploitatie van Staatsspoorwegen. 
Verzameling Jan Matthijssen.

Mevrouw Koppenol-Jeuring 
Een spoorwegdochter en spoorwegvrouw

Op donderdag 3 januari 1991 zond Omroep Brabant een interview uit, dat men hield met mevrouw Koppenol-Jeuring. Aanleiding hiervoor was het boek van oud-machinist Jan Mathijssen over de spoorwegen. Van de vele vertellers uit het boek koos men mevrouw Koppenol-Jeuring, de vrouw van een machinist en tevens dochter uit een spoorweggezin. Haar man overleed in 1965, zijzelf is met haar 92 jaren een kwieke, krasse vrouw, die zich het verleden herinnert als de dag van gisteren.

Zij werd geboren in een klein dorpje in de provincie Drenthe. Al op 15-jarige leeftijd moest zij in een bakkersgezin werken, waar het vierde kind reeds was geboren. "Als jong meisje had je het niet makkelijk hoor", vertelt ze, "je stond waar de baby was". Op 16-17 jarige leeftijd werden haar ouders overgeplaatst naar Tilburg. Het viel in die dagen niet mee onderdak te krijgen voor protestantse mensen. En zo woonden ze nog een poosje in een atelier, waar kleding werd gemaakt. "Maar mijn opa zei altijd al: Stop je kinderen nooit in een fabriek, want dan worden het echte fabriekskindertjes." Wat later hadden ze onderdak. In deze tijd leerde ze haar man kennen. Ook hij was protestant en zocht een thuis. Hij kwam bij hen in de kost en later trouwden ze. Er waren toen haast geen huizen te krijgen en ze besloten zolang op kamers te gaan. Maar op de avond van hun trouwen kregen ze een huis aangeboden. "We waren de wereld te rijk! Zo blij waren we".

Later kochten ze het huis, huren was maar niets. Maar na vier jaar werd haar man als treinmachinist overgeplaatst naar Amsterdam. Het eigen huis moest worden verruild met een flatje. Mevrouw Koppenol-Jeuring heeft er menige traan om gelaten, maar het was niet anders. Ze was reeds van haar oudste dochter in verwachting, toen haar enigste broertje een poosje bij hen kwam wonen. Haar ouders waren wachter en wachteres bij het spoor en hadden het erg druk. Op de terugweg naar huis verongelukte hij op een oversteekplaats van het spoor. Zijn moeder, die hem stond op te wachten zag het ongeval gebeuren. Bij het horen van dit trieste bericht kreeg mevrouw Koppenol een vloeiing en de rest van haar zwangerschap moest zij liggend op bed doorbrengen. Gelukkig niet voor niets; ze bracht een gezonde dochter ter wereld. En ze kregen later nog een dochter en een zoon.

Toen er in Roosendaal een tekort was aan machinisten werden velen uit de randstad overgeplaatst. Ook de familie Koppenol was daarbij. Ze was blij, dat ze uit Amsterdam vertrokken. "Ik woonde daar tussen de communisten. Alleen was Roosendaal toen nog een echt gat! Maar na de oorlog is Roosendaal veel veranderd en ik woon er nog steeds met veel plezier".

De oorlog was een moeilijke en zware tijd. De vrouwen van de spoormannen hadden het niet makkelijk, maar de band onderling was sterk en men hielp en steunde elkaar waar het kon. "We zaten altijd in angst. Als je man 's ochtends de deur uitging, wist je nooit of je hem 's avonds nog terug zou zien. Mijn man reed de laatste trein over de Moerdijk, net achter hem werd alles opgeblazen". Het geluk was vaker met hem. Op een dag reed hij een locomotief vanuit Roosendaal naar Breda en twee collega's reden een trein naar Zwaluwe. Koppenol stookte de trein en een leerling hield de Duitse vliegtuigen in de gaten. Zij kwamen heelhuids thuis, maar hun andere twee collega's zijn door de Duitsers doodgeschoten.

In de oorlog was er veel armoede, er was haast niets te krijgen. Kennissen van de familie Koppenol waren pas getrouwd en de vrouw was in verwachting van het eerste kindje, ze hadden het erg krap. De Duitsers probeerden haar man over te halen NSB-er te worden, dan zouden ze alles krijgen, wat ze nodig hadden. Toen Koppenol dit hoorde, zei hij: "Dat doe je toch niet zeker! Ik help je wel. We gaan smokkelen vanuit België, zoveel als we kunnen. We gaan geld verdienen en dan kan jij babykleertjes kopen! En alles is toen weer goed gekomen. Maar veel mensen, die moeilijk zaten, werden door de Duitsers gedwongen hun kant te kiezen en zo de vijand te helpen", vertelt de krasse 92-jarige.

Na de oorlog kreeg mevrouw Koppenol van haar man een weekje vakantie om samen met haar zusters hun ouders in Drenthe te bezoeken. Haar zoon Herman was toen al verongelukt. Het was een hele reis: eerst met de trein naar Rotterdam, daarna reden ze mee met een vrachtauto van de Canadezen en tenslotte weer met de trein. Maar ze kwamen er en hun ouders waren ontzettend blij.

"Roosendaal is een echte spoorstad", vindt mevrouw Koppenol-Jeuring. Ze voelt zich nog steeds sterk verbonden met het spoor. "Als je dan tegenwoordig hoort, hoe die supporters de boel steeds maar weer vernielen", zucht ze, "dat vind ik toch zo erg.... Dan leef ik altijd weer met het spoortje mee".