Het mes OP DE KEEL Een Westlandsch dorp in Bezettingstijd door:
REBEL (pseudoniem voor dhr. J. G. de Ridder) Attentie, tekst is letterlijk
overgenomen ! INHOUD: Ter Inleiding Gevallen in den Strijd voor Waarheid en Recht. Hoofdstuk I: Storm over Nederland.. Hoofdstuk II: De vogelaar, op bedriegen uit. Hoofdstuk III: Die mij mijn Hert doorwondt. Hoofdstuk IV: De Jeugd actief... Hoofdstuk V: Zij zullen het niet hebben. Hoofdstuk VI: Het wassende Water.. Hoofdstuk VII: Gelukkig is het land, dat God de Heer beschermt... Hoofstuk VIII: Als de Vos de Passie preekt, Boer, pas op je kippen... Hoofdstuk IX: Werken der Duisternis. Hoofdstuk X: De laatste loodjes wegen het zwaarst... Hoofdstuk XI: Aan den Eindstreep Ter Inleiding "De Tiranny verdrijven, die mij mijn Hert doorwondt " In de woorden van het oude "Wilhelmus" is de geest en het doel van het verzet van de Nederlanders tegen den Spaanschen overweldiger zoo treffend geteekend. Jaren van bitteren strijd heeft de fiere Strijder, Willem van Oranje, doorstaan; jaren van verbeten worsteling liggen nog voor hem en het dappere, lijdende Nederlandsche Volk. Eén taak slechts ziet hij: den schender van de rechten van zijn volk te verdrijven; één Bondgenoot slechts heeft hij: zijn God. En daarom, mocht zijn strijd al hopeloos schijnen, hij staat sterk, want: "Mijn Schild ende Betrouwen zijt Gij, 0 God, mijn Heer..." Uit dienzelfden geest is ook het verzet in het Nederland van 1940 geboren; door dien geest gedragen hebben duizenden en duizenden Vaderlanders alles, tot hun leven toe, willen geven voor het land, dat hun lief was, voor het volk dat, diep gebogen onder het juk van den Duitschen overheerscher, riep uit de diepte tot Hem, den "Herder, die niet slapen zal, al zijt gij nu verstrooid". Zoo moeten wij het verzetswerk uit de jaren 1940 tot 1945 zien, willen wij het op zijn juiste waarde kunnen beoordeelen. Had dat verzet wel zooveel te beteekenen? Waren de offers die gebracht werden verantwoord? Geen beter antwoord op deze vragen dan de feiten zelf. Er verschijnt veel lectuur in deze dagen over het illegale verzet; allicht rijst er bij velen de vraag: En, wat werd er in onze eigen omgeving gedaan? Welnu, in de volgende bladzijden zullen zij een antwoord vinden op deze en dergelijke vragen. Wij zijn er ons van bewust, slechts hier en daar een greep te hebben kunnen doen. Wij weten, dat het Westlandsche dorp Honselersdijk, welks geschiedenis tijdens de bezettingsjaren hier beschreven wordt, niet uitblonk boven andere plaatsen, maar willen aan de hand van en door deze geschiedenis laten gevoelen, wat het doel en de taak van de Verzetsbeweging in het algemeen geweest is. Namen, tenzij van overledenen, worden zoo veel mogelijk achterwege gelaten. Reclame en propaganda voor zich zelf is den illegalen strijder vreemd. Moge mede door dit geschrift de overtuiging gewekt worden, dat een volk dat zoo voor zijn vrijheid streed, een waardige plaats tusschen de volkeren der wereld verdient. Honselersdijk, Mei 1946
"Hun ziel in 't eeuwig leven Verwacht den jongsten dag..." Storm over Nederland... Het domme Engeland en het arrogante Frankrijk willen den oorlog, welnu, Duitschland neemt de toegeworpen handschoen op. De Führer heeft het nooit gewild, maar móét het, dan zal hij zijn vredelievende politiek verlaten en ten strijde gaan voor zijn geliefde volksgenooten, voor de bescherming van het edele Germaansche ras, voor het behoud van de Germaansche rassische Kultur... Het kleine Nederland heeft zijn leger gemobiliseerd. Ook kleine plaatsen krijgen hun bezetting van Nederlandsche militairen. In het aloude Honselersdijk, waar eens de Stadhouders van Holland hun sierlijke lustslot hadden, zijn de jongens" weldra ingeburgerd. Op het schoolplein van de School met den Bijbel aan de Dijkstraat brandt lustig het vuur onder de groote ketels, waarin de rijstebrij, de snert en de patatten gaar worden. 's Middags verschijnt menige huismoeder, gewapend met een pannetje of een ketel aan het schoolhek in de hoop, nog een overgebleven prakje machtig te worden. Want, een huishouden met zooveel kinders, buurvrouw, dat kost wat en in de tuinderij is het ook niet te best. 's Avonds bij courant en radio ontstaan lange
gesprekken: zorgen voor de toekomst; zal het ons landje ook ditmaal gelukken,
buiten den oorlog te blijven? Zorgen ook over de jongens die nu, ver van huis
vaak, onder vreemden verkeeren. Er worden moppen getapt op den grooten Führer
der Germanen, niet minder op Toon Mussert en zijn Tante... Er worden handen
gevouwen tot gebed: Bescherm, 0 God, bewaak den grond, waarop onze adem gaat...
Zeker: allerwegen zorgen om morgen. Door de Dijkstraat rijden de legerwagens.
Bewonderende blikken worden geworpen naar de stoere paarden, hoewel zij niet
minder gelden de jonge kerels zelf. Vriendschapsbanden worden ge1egd,
liefdesketenen gesmeed De radio meldt: Van het Westelijk front geen nieuws.
Stellingoorlog. De Nederlandsche Regeering doet geruststellende
verklaringen. Het is ernst. Bittere ernst. De Führer aller Germanen heeft het bevel gegeven. Op zijn wenk zijn de duizenden gekomen. Ze naderen uit het Oosten, uit het Zuiden, uit de lucht. Maar Nederland zal paraat zijn; de leeuw zal zijn klauwen toonen. Ah, hoe goed doet het, te hooren, dat de Duitsche vliegtuigen met tientallen worden neergeschoten! Wat een voldoening, te weten, dat honderden Duitsche parachutisten onschadelijk gemaakt zijn! Onze jongens zullen paraat zijn; onze linies zullen het houden, onze waterwegen, onze Hollandsche Waterlinie, ze zullen onoverkomenlijke barricades vormen! En de gevaren die van binnenuit dreigen: de landverraders -N.S.B.-ers worden gearresteerd en naar Den Haag gevoerd. Hoeveel Honselersdijksche jongens vechten er bij Rotterdam, in de Betuwe, straks bij de Grebbelinie ? Later, veel later pas zullen de berichten over hen binnenkomen... Frans T oussaint bij Gouda gesneuveld...; Cor Prins aan boord van een gebombardeerd vaartuig bij Calais waarschijnlijk omgekomen en met het brandende schip verdwenen in de diepte van de zee. Joh. Vreugdenhil en Koos Zuijderwijk na jaren teruggekeerd als lid van de Prinsesirene-brigade. Wij weten niet alles, wat zich daar afspeelt aan de grenzen, bij de linies, in Brabant. Wij hebben geen flauw vermoeden ervan, dat de vijand reeds veel verder is dan de radio- en de courantenberich- ten ons zeggen. Verschillende auto-bezitters worden opgeroepen. Zij moeten voor het Nederlandsche leger rijden. Die uit Honselersdijk vertrekken naar Hoek van Holland. Het is 11 Mei 1940. In het Staalduinsche Bosch zitten reeds moffen. Langzamerhand kunnen de chauffeurs naar huis terug keeren; ze hebben in achtenveertig uur niet geslapen. Verschrikkelijke tooneelen hebben zij meegemaakt. Sol- daten die de zenuwen niet meer de baas konden; menschen die krankzinnig werden... We leeren eindelijk iets te begrijpen van wat het beteekent: moderne oorlog. Er gebeuren nooit-verwachte dingen. De linies blijken voor den vijand niet allemaal 'n obstakel te zijn geweest. Zeker, ze zijn gevallen, de moffen, bij honderden en duizenden... De Grebbelinie heeft veel Duitsch bloed gekost. Maar ook Hollandsche jongens zijn gevallen. Er zal rouw zijn in vele gezinnen. En -wie vermoedt op dat oogenblik, dat dit !niet de laatste slachtoffers ;: zullen zijn! Nederland gaat in den smeltkroes. ;'Dan komt het schokkende bericht, dat aan alle verwachtingen den bodem inslaat, dat velen doet vertwijfelen: Is het al zoover gekomen? H. M. de Koningin heeft Nederland verlaten... Zij is naar Engeland uitgeweken. Even stokt de adem van het Nederlandsche volk. Nederland voortaan zonder Oranje? De Ministers van de Kroon zijn H. M. gevolgd. En, de Nederlandsche soldaat vecht door. De wildste geruchten doen de rondte: had men H. M. niet naar het leven gestaan in Haar paleis; waren er zelfs onder de leden van de Hofhouding geen verraders geweest? De onzekerheid werkt verlammend. Nog is de hoop op Generaal Winkelman gevestigd. Dan breekt de veertiende Mei 1940 aan. De spanning bereikt het hoogtepunt. Maar dan, nog onverwachts, als een donderslag het bericht: Nederland heeft gecapituleerd. Men wil het niet gelooven. De Hollandsche jongens weigeren, hun post te verlaten. Vijf dagen oorlog en nu reeds... capitulatie? Maar de mededeel in gen uit het Nederlandsche Militaire Hoofdkwartier doen geen twijfe1 overblijven. Men moet er wel aan. Capitulatie... De Vogelaar, op bedriegen uit.. Verzet! Ja, daar wordt menig hartig woordje gesproken. "Wat is dat, decreet?" Sinds na de capitulatie de Neder!andsche Radio-omroep hopeloos verduitscht is, wordt door sommigen overgeschakeld op Frankrijk. Tot laat in den nacht zitten ze bij het toestel: het spant daar in België, straks in Frankrijk. Een worsteling op leven en dood. Soms wordt het zwakke geluid van het toestel overstemd door het gegons van tientallen vliegtuigen: de vergeldingsactie tegen Engeland is begonnen. Lang heeft de Führer in zijn grootmoedigheid gewacht, maar nu is zijn geduld ten einde... Voor elke bom, op Duitsch grondgebied afgeworpen, zullen er duizenden op Britschen bodem vallen. De courant meldt met vette letters: "Laat-ie fijn zijn!" zegt Arie en spuwt minachtend zijn pruim vanaf de Valbrug in het water van de Prinsengracht. "Wij Duitschers echter, die heden met het inzicht in de aan het bloed gebonden waarden van een volk en een daardoor scherp geworden blik, door dit land gaan, ver- heugen ons over de Nederlandsche menschen. Wij verheugen ons over de kinderen. Wij wenschen de jongens hier toe, dat zij moedige, krachtige en parate mannen worden en wij wenschen de meisjes toe, dat zij goede vrouwen en blijde moeders worden in gelukkige gezinnen. De Vogelaar, op bedriegen uit, Verstaat men de stem van den vogelaar? Is men op zijn hoede voor het verlokkend fluiten? Het is niet de eenige stem, die zoo verlokkend klinkt: luister maar naar Hauptdienstleiter Schmidt: "...hoe de bezettende macht zich steeds moeite heeft gegeven, het Nederlandsche volk kameraadschappelijk tot medewerking op te roepen..." 0, Nederland, Iet op Uw zaak! De Valbrug is gebarricadeerd. Maar de overmacht van de zwarthemden is te groot. De Mussertvrienden zijn fanatiek. Maar overwonnen zijn de Dijkenaars niet. 0, hoe haten zij die geüniformeerde schooiers! De geest van verzet is wakker geworden. Zij zullen het niet hebben, de goden van den tijd; Niet om hun erf te wezen heeft God het ons bevrijd...! De gevolgen van den oorlog doen zich reeds in het najaar van 1940 duidelijk gevoelen. De prijzen loopen omhoog. Verschillende artikelen worden schaarsch. Vroeger een pakje van tien beste Kaveewee-sigaren voor dertig cent. Nu alleen :nog sigaren van twaalf, veertien en meer centen per stuk. We vinden dit schrikbarend duur en vermoeden allerminst, dat er een tijd zal komen, dat de sigaren, de goede vooroorlogsche, verkocht zullen worden voor tien gulden en meer per stuk. We maken kennis met het gehate woord: distributie. Het wekt herinneringen aan den vorigen Wereldoorlog. In November 1940 zijn de meeste artikelen al "op de bon." Nog hamstert, wie hamsteren kan. En er ontstaat een nieuw bedrijf: zwarte handel. Zoo gaat Nederland langzaam maar zeker de ellende in. Na Nederland zijn ook België en Frankrijk onder den voet geloopen door de Germaansche horden. Het is ongelooflijk. Daar is geen macht, die Duitschland zal kunnen bedwingen. En om nu nog te blijven volhouden: en toch gaan de moffen er aan, daartoe is meer noodig dan een weinig optimisme, daartoe is geloof noodig. Vertrouwen in de uiteindelijke zegepraal van het Licht op de duisternis. De dag is vol van onrustbarende berichten, de nacht gevuld met motorgebrom van honderden vliegtuigen. In de steden loeien de sirenes bij luchtalarm; bij stil weer kunnen wij ze hier hooren. Op politiek gebied heerscht er een hopelooze verwarring. Nazi- en fascistenorganisaties vechten om de macht. De N,S.N.A.P., Zwart Front en de N.S.B, vliegen elkander letterlijk en figuurlijk in de haren. De Nederlandsche Unie trekt zijn tienduizenden, over het algemeen anti-nationaal-socialisten. Ook wij in Honselersdijk bemerken er iets van. De N.S.N.A,P.-ers plakken propagandabiljetten aan. Boomen en schuttingen vertoonen het resultaat van hun actie. Maar, vlugger dan de papieren aangeplakt zijn, worden ze door de Dijksche jongens afgescheurd. De Duitschers hebben auto's noodig. Prompt verdwijnt een aantal van deze zoo nuttige vehikels naar voor de moffen onvindbare plaatsen. "We laten ons niet kisten", zegt de Dijkenaar plat, maar veelzeggend. Er worden vrijwilligers opgeroepen voor chauffeursdien- sten ten behoeve van de Duitsche Weermacht in Frankrijk; het meerendeel van onze jongens bedankt stichtelijk voor die eer. Als we al Germanenbloed bezitten, dan is het toch van een andere samenstelling dan dat van onze "beschermers . Die mij mijn Hert doorwondt... Maar: groot in de geraffineerdst uitgedachte kwellingen, groot in zijn weergaloos sadisme, groot in zijn volslagen gebrek aan menschelijk gevoel. Want reeds is een nieuw onrecht bezig zich te voltrekken. Het begint al in de Herfst van 1940. Duizenden goede Vaderlanders, die steeds behoord hebben tot het ijverigste, meest Oranje-gezinde deel van ons volk, worden uit hun ambt geschorst. Wat zij op hun kerfstok hebben? Niets!Het eenige dat hen van anderen onderscheidt schijnt de samenstelling van hun bloed te zijn.Tenminste, de Führer heeft verklaard, dat het edele Germaansche bloed vrij gehouden zal worden van alle invloeden van niet- Germaansche rassen. En daarom klinkt de leuze en nu ook in ons land: Weg met de Joden! 0, die Joden hebben al zoo veel op hun geweten! Zonder de Joden was deze oorlog niet gekomen. Heel het democratisch-plutocratische systeem is aan het vergiftigde brein van het Jodenvolk ontsproten. En dus nogmaals: Weg met de Joden! Neen, niet alleen uit de ambten, uit het geheele openbare leven moeten zij verdwijnen. Zij zullen op transport gesteld worden. Vught, Westerbork, Buchenwalde...'. Polen. Namen om nooit te vergeten. Razzia's worden gehouden. En, wie kans ziet, te ontvluchen, mag zich gelukkig prijzen. De maatregelen van den Duitschen bezetter volgen elkander snel op. In Januari 1941 worden de Joodsche artsen uitgesloten. Straks moeten allen die van Joodschen bloede zijn zich melden, teneinde een "J" op hun Persoonsbewijs te ontvangen. In 1942 komt de befaamde Jodenster, een geele vijfhoekige ster met in het midden het woord "JOQD" die zichtbaar op de jas gedragen moet worden. Vele niet- Joden - in Honselersdijk zijn er ook enkele die dat doen - dragen uit protest ook een Jodenster op de jas. Eind 1942 en begin 1943 volgt dan het systematisch weg voeren van de Joden. . Het resultaat? Van de ruim 100.000 Joden die Nederland voor den oorlog herbergde zijn er in Mei 1945 nog circa 5000 over!Het zijn niet alleen de mannen en de vrouwen die weggevoerd worden, ook zelfs jonge kinderen vallen ten prooi aan het nazi-monster. Rachel beweent hare kinderen, omdat zij niet zijn... En daar komen ze. De Duitsche legers zijn in opmarsch in Noord-Afrika. Agedabia, Benghazi, Derna, Tobroek, Bardia... De courant- en radioberichten griften deze namen vast in ons geheugen. Opmarsch in Joego-Slavië en Griekenland. In Juni 1941 de groote aanval op Rusland begonnen. We staren vol zorg op de kaart. Brest-Litowsk, Wilna, Dunaburg, Staiin-linie doorbroken, overtocht over de Djnepr... En zelfs de kleine Mussert geraakt in vervoering en reist naar Berlijn, om den geliefden Führer zijn onverbiddelijke trouw tot in den dood te verzekeren. En wat wil dan dat handjevol Nederlanders van verzet spreken! Ergens in Honselersdijk zit een tuinder en peinst op middelen, om den vijand dwars te zitten. "Al is de toestand nog zoo hopeloos, wij mogen niet bij de pakken gaan neerzitten, zonder meer!" zegt hij. En hij voegt den daad bij het woord. Reeds eerder heeft hij bewezen, uit het juiste hout gesneden te zijn. Hij was het, die in den zomer van 1940 zijn Vorstin verdedigde op de Dijksche Groentenveiling. Hij was een der eersten die de verzorging van Joodsche vluchtelingen ter hand nam. Hij zoekt en vindt contact met gelijkgezinden. Het volk moet voorgelicht worden, de oog en moeten opengaan voor het gevaar dat dreigt van de zijde van het anti-christelijke Nationaal Socialisme. Geen beter middel daartoe dan de Pers en de Radioomroep.
Maar de Pers is in handen van de nazivrienden, de Radio is op Duitsche leest
geschoeid. Maar in het geheim verschijnt er toch voorlichtende lectuur:
vlugschriften, nieuwsblaadjes, sommige gestencild, andere zelfs gedrukt. Vanuit
Westerlee komt deze illegale lectuur en ook langs andere wegen komt ze het
Westland binnen. Het gaat eerst op kleinen schaal, de verspreiding. Maar de
blaadjes gaan van hand tot hand, van huis tot huis. Zoo is "Vrij Nederland" al
spoedig ingeburgerd. Straks volgen "Veritas" en "Trouw". De vraag wordt steeds
grooter, de oplage evenzoo. De illegale werkers sluiten zich vaster aaneen. . Er
wordt behoefte gevoeld aan organisatie. .. Ondertusschen is het O.D.-werk, zoo goed en zoo kwaad als het gaat, voortgezet. Per koerier worden uit Honselersdijk berichten naar Den Haag gezonden. Zij betreffen voornamelijk de militaire situatie in het Westland. Het doen en laten der N.S.B.-ers wordt nauwlettend gadegeslagen. Maar de vijand zit ook niet stil. Nieuwe maatregelen worden door de bezettende macht afgekondigd. De politieke partijen worden ontbonden. De N.S.B. zal voortaan de eenige partij zijn die aanspraak kan maken op het recht, den politieken wil van het Nederlandsche volk te vormen. De Vakorganisaties worden opgeheven. Het Nederlandsche Arbeidsfront (N.A.F.) zal vreugde en arbeid brengen voor de Nederlandsche arbeiders. Het brengt echter alleen vreugde en een welvoorzienen buidel voor de heeren leiders. En onze Westlandsche tuinders krijgen op zekeren dag bericht, dat zij lid zijn van den Nederlandschen Landstand. Uit dankbaarheid hiervoor zijn zij verplicht, binnen een bepaalde termijn hun bijdrage voor den Nederlandschen Landstand te storten. Het meerendeel van onzen tuinders trekt zich echter van alle bedreigingen niets aan en smijt de dwangbevelen in de kachel. Er is met die stugge Hollanders niets te beginnen. Dan waagt de mof zijn laatste kans. Hij doet een greep naar de Jeugd. De Jeugd actief! Om des gewetens wil niet.
Dan komt er een kink in de kabel. Er wordt voor gezorgd, dat de arrestanten een verdediger krijgen. Honselersdijk neemt op zich, de rekening van deze advocaten te betalen. Maar nu blijkt ook het verschil tusschen menschen die zich beiden Nederlander noemen. De één zegt: "Tegenover den vaderlandschen daad van deze boeren wil ik van mijn kant een kleine daad stellen. Geef mij alleen mijn reis- en verblijfskosten maar." De andere advocaat echter rekent tweehonderd gulden per persoon voor een verdediging. Hij verdedigt er vier tegelijk. De heele zaak is in een half uur afgeloopen. En meneer heeft achthonderd gulden verdiend. Van onze gearresteerde onderduikers zijn er twee naar Amersfoort gevoerd. Een van hen wordt weldra naar Duitschland gebracht. Op de jongens in het kamp te Amersfoort wordt druk uitgeoefend, vrijwillig zich aan te melden voor arbeid aan het front. Velen zwichten - en het is begrijpelijk! - voor de bedreigingen; een klein aantal, waaronder ook Cor van der Hout uit Honselersdijk, weigert hardnekkig, ondanks bedreiging, ondanks mishandeling. Na maanden wordt Van der Hout ontslagen, afgekeurd. Maar hem hebben zij er niet onder gekregen. Chris Vreugdenhil en Frank Molenaar, eenigen tijd later, worden in hun onderduikplaats door de moffen opgepikt. Nieuwe zorgen bij de Honselersdijksche verzetsmenschen! Chris komt terecht in het kamp "Erica" te Ommen. Zes maanden later wordt het kamp door Engelsche vliegeniers gebombardeerd. Ook Chris wordt getroffen; zijn rechter. onderarm wordt zoo goed als verbrijzeld. Toch blijft hij de volgende maanden vol moed en mag tenslotte het genoegen smaken, na de capitulatie van Duitschland in zijn familiekring terug te keeren. Anders vergaat het Frank Molenaar en Piet Eisberg. Zij worden naar Duitschland gevoerd en komen in het gevreesde kamp Neuengamme terecht. Zij zullen hun geboorteplaats niet meer terug zien. Ver van ouders en vrienden strijden zij in het concentratiekamp hun laatsten strijd... Nog meer Dijksche slachtoffers zullen er te betreuren
zijn. En toch blijven velen nog blind voor de groote gevaren die ons bedreigen, in het bijzonder op geestelijk gebied. Nog gaan duizenden vrijwillig naar het moffenland, waar ze ingeschakeld worden in de moffen-industrie. Velen ook worden gedwongen te gaan. En de mof kraait victorie. Hoor Hauptdienstleiter Schmidt op 31 Juli 1942 met innige voldoening het zijn kameraden toeroepen: "De Duitschers zijn geen onmenschen, want over iederen medewerker, die tot hun Germaansche ras behoort, verheugen zij zich." En even verder: "Het is dus slechts een kwestie van tijd, wanneer de bolsjewisten en plutocraten hun wapens moeten neerleggen. In het Oosten gaat het Bolsjewisme zijn vernietiging tegemoet. Overwinnen zal het nationaal socialisme in ieder geval." En enthousiast wordt hij, wanneer hij verklaart: "Zoo heeft onze nationaal socialistische kameraadschap bewezen een echte kameraadschap te zijn, een kameraadschap die dag in dag uit dezelfde zal blijven. Eens zullen alle fatsoenlijke menschen door onzen roep ontwaken. De driehonderdduizend Nederlandsche arbeiders, die thans reeds in Duitschland werken en produceeren en daar hun plicht doen, hebben eveneens dezen roep gevolgd. Er zijn vele jonge Nederlanders die bereid zijn den oorlogstijd voor hun eigen vorming te benutten en die dus in de naaste toekomst eveneens naar het Rijk zullen gaan. Hebben onze onderduikers, onze gefusilleerden zich zoo vergist? Veel hebben onze ondergedoken jongens beleefd. Dikwijls hebben zij in moeilijke situaties verkeerd. Moedig hebben de meesten er zich door geslagen. Daar heb je Chris. Hij is met nog twee jongens ondergedoken bij een vrouw, wier man gevangen zit. De jongens slapen boven in het huis. Op een nacht wordt er hard gebeld en op de deur geslagen. De landwacht staat voor de deur. Voordat de jongens kans gezien hebben, zich aan te kleeden, is de landwacht al in huis. De drie onderduikers schieten op het balcon af. Even kijken ze elkaar aan: zullen zij het wagen? Dan! "Kees", zegt hij, "Jij voor den uitgang gaan staan. Ik zal mij plotseling flauw laten vallen en doen., alsof ik het erg benauwd heb." Een buurman, mede in het complot genomen, zal gauw aan de noodrem trekken en Kees moet zien, dat hij door de verwarring het klaar speelt, in een andere coupé te komen. . In plaats van dankbaar te zijn voor deze oplossing, zegt Kees met een benauwd gezicht: "Ik wil het wel doen, als jij met mij meegaat." Dan moet er maar een andere oplossing gevonden worden: Kees moet in de W.C. Nu heeft hij twee kansen: in de eerste plaats, dat zij in Gouda zullen zijn, voordat de moffen aan het eind van den wagen zijn en in de tweede plaats, dat de controleerende slaven halers niet in de W.C. zullen kijken. Het eerste gebeurt. Nog één bank moet gecontroleerd worden en... daar stopt de trein in Gouda. De controle stapt, precies zoals onze vrienden het gehoopt hadden, over op de lijn Rotterdam. Ondertusschen tracht de S.D. vat te krijgen op de leiding van het verzet in Honselersdijk door het verrichten van verschillende arrestaties. W. Voogt Pzn. wordt gearresteerd, omdat hij in zijn winkel aan de Dijkstraat Oranjestrikjes in een doos heeft. Waarschijnlijk hebben ze hem voor een ander aangezien. Hoe het zij: Voogt wordt weggevoerd en brengt verscheidene maanden in Vught door. Ook enkele anderen worden gehaald.
Het positieve deel van ons volk verstaat zijn plicht en ook de jeugd blijft niet achter. Zij zullen het niet hebben... Er klinkt protest. "...De Kerken hebben reeds gewezen op: de toenemende rechteloosheid; het ten doode vervolgen van Joodsche medeburgers; het opdringen van een levens- en wereldbeschouwing, die lijnrecht in strijd is met het Evangelie van Jezus Christus; den verplichten arbeidsdienst als nationaal-socialistisch opvoedingsinstituut; het aantasten van de vrijheid van het Christelijk onderwijs; het gedwongen tewerkstellen van Nederlandsche arbeiders in Duitschland; het ter dood brengen van gijzelaars; het gevangen nemen en het gevangen houden van velen, o.a. van kerkelijke ambtsdragers onder zoodanige omstandigheden, dat reeds een ontstellend aantal in de concentratiekampen het offer van hun leven moesten brengen; Thans is daarbij gekomen het als slaven opjagen, grijpen en wegdrijven van duizenden jonge menschen. Voor al deze handelingen is in toenemende mate het recht Gods geschonden..." Neen, onze vijanden zullen het niet hebben, ons oude Nederland, onzen volksgeest, onze geestelijke en moreele goederen. De vijand voert onze jongens en mannen naar het land, waar de dood loert op alle wegen. Maar zij duiken onder, want zij zullen onze jeugd niet hebben. De vijand sleurt Joden uit hun huizen, maar velen vinden een onderdak, hulp en bescherming bij barmhartige landgenooten, want... zij zullen hen niet hebben, deze vervolgde Nederlanders. Predikanten en Pastoors worden naar de concentratiekampen gevoerd, maar daar zetten zij hun werk voort onder hun medegevangenen en wie zal zeggen, hoeveel van deze beklagenswaardige slachtoffers zij steun en troost hebben gebracht? Want... zij zullen hen niet hebben, de geestelijke leiders van ons volk. Gijzelaars worden in arrest gesteld; in Augustus 1942 worden er vijf van hen terechtgesteld als vergeldingsmaatregel voor sabotagedaden van Nederlandsche verzetsmenschen. Toch gaat het verzet door, want zij zullen het niet hebben, noch in geestelijk, noch in politiek, noch in moreelopzicht. En zoo volgen er vele maatregelen en verordeningen. En zoo groeit al meer de haat, zoo neemt het verzet al meer in omvang toe. Er worden door de Duitschers fietsen gestolen; zij noemen dat vorderen. Er komt een uitgaansverbod voor de nachtelijke uren tusschen middernacht en vier uur 's morgens. En, och arme!, duizenden Nederlanders gaan gedwee hun koper inleveren bij de moffen; zij zullen het in den vorm van granaten terugontvangen. Maar... tienduizenden Nederlanders stoppen hun koper onder den grond. De rantsoenen levensmiddelen verminderen van week tot week: in Juni 1942 krijgen wij nog één kg aardappelen per man per week. Het groentevervoer naar de stad wordt verboden; er komt strenge controle op de wegen. Toch gaan er nog wekelijks duizenden kg groenten en vruchten langs clandestiene wegen naar de stad. Er komen zinken munten; zilver- en bronsgeld moet ingeleverd worden. Ook deze inlevering wordt geen succes. De dagbladen worden ingekrompen wegens papierschaarschte. Wij vinden het geen verlies. Wie nog een courant leest, doet dit, om op de hoogte te blijven van de distributiemaatregelen of om eens hartelijk te lachen om de grootspraak in de Duitsche Wehrmachtsberichten. Wij hebben de couranten overigens niet noodig, om op de hoogte te blijven van de oorlogsgebeurtenissen. Wij hebben behalve de radio onze eigen bladen die ons hieromtrent inlichten. Zie ze daar gaan, onze lectuurverspreiders! Weer, of geen weer, ze gaan er door! Vanuit Honselersdijk wordt thans het geheele Westland voorzien. "Trouw", "Op Wacht", "Vrij Nederland"... De jongens van de K.P. brengen ze naar het Westland. Het gaat met levensgevaar. Maar zij weten waar het om gaat: ons volk moet wakker worden, de oogen moeten geopend worden voor de gevaren die dreigen aan allen kant, er moet voorlichting zijn, principiële voorlichting. En het is de koerierster Trina, die onvermoeid, onverveerd dag in dag uit zich met hart en ziel geeft aan dit werk. Gevaar schuwt zij niet. Kilometer na kilometer legt zij af, ondanks bandenpech, ondanks, wat erger is, moffen- en N.S.B.-controle. Belooning vraagt zij niet. Zij weet maar één ding: het is noodig. Toen het woord "onderduiker" nog een onbekend woord was, waarvan slechts weinigen gehoord hadden, had Bertus reeds een onderduiker in huis. In het begin van 1943, kort nadat Lucas en Neervoort uit Naaldwijk en Dirk Voskamp Jr. uit Honselersdijk tengevolge van sabotagedaden hun vrijheid verloren en de eerstgenoemde als gevolg hiervan reeds vrij spoedig zijn leven moest geven, terwijl Dirk Voskamp in een Duitsch concentratiekamp tengevolge van mishandelingen het leven liet, werden de wekenlang besproken plannen om de L.C.C. te Naaldwijk te kraken ten uitvoer gebracht. Hieraan wordt onder andere deelgenomen door "kleinen Niek" (Nico Koers uit Naaldwijk, die later in Rotterdam gefusilleerd werd). Deze kraak, waarbij de buit zeer belangrijk was in verband met de registratie voor den zoogenaamden "Arbeitseinsatz", werd de eerste op dit gebied in het Westen des lands. Zooiets geeft den burger moed! Hóe meer het water wast, hoe krachtiger onze pogingen worden, om ons daaraan te ontworstelen. Kort daarop komt het plan, de bevolkingsregisters van Naaldwijk en 's-Gravenzande te doen verdwijnen. Echter, op het laatste moment wordt dit plan verraden. De S.D. weet echter slechts één naam, die van Bertus. Hij kan zich nog ter elfder ure redden, de vlucht nemend zonder schoenen aan de voeten. Toch wordt een zestal Naaldwijkers gearresteerd. Hoewel niets met het geval uitstaande hebbend, worden zij weggevoerd en komen in een concentratiekamp terecht. Nu Bertus ondergedoken is, wordt - ondanks de vreeselijke omstandigheden en gevaren - het verzetswerk zijn eenig doel, waaraan hij zich met ijver gaat wijden. In samenwerking met geestverwanten wordt onder zijn leiding al spoedig de eerste werkelijke K.P. in het Westland gevormd die in den Zomer van 1943 een heele reeks van overvallen op Distributiekantoren en Bevolkingsregisters begint, om te kunnen voorzien in de groote behoefte aan bonkaarten en bescheiden voor de duizenden die moeten onderduiken. Zijn groot organisatie talent en de reizen die hij door het geheele land maakt hebben daarna zeer veel bijgedragen tot een landelijke organisatie der K.P., terwijl hij persoonlijk de organisatorische leiding heeft in West-Nederland. In Mei 1944 wordt Bertus te De1ft gearresteerd. Om zijn aanwezigheid aldaar te verklaren e~ zijn ware bezigheden te verbergen, dichts hij den Politie-autoriteiten een gefingeerd verhaal op.De S.D., aan wien hij, dank zij de voorbeeldige houding van enkele hoogere Politie-menschen, toch als "terrorist" wordt uitgeleverd, komt, mede door verraad, al vrij spoedig tot de waarheid en zoo komt Bertus, nadat enkele bevrijdingspogingen verijdeld zijn, in de gevreesde bunker van het kamp te Vught terecht. Feller en moediger dan ooit tevoren vecht hij daar voor zijn vrienden en voor zijn eigen leven, hoewel hij geen hoop meer mag hebben, dit te behouden. Maandenlang verhoor volgt volgens S.D.-methode, maar zijn onverzettelijke wilskracht en bovendien zijn zich volkomen veilig weten in Gods almachtige hand, doet hem staande blijven. Niets baat den S.D., om hem klein te krijgen. De vele getrotseerde gevaren en hetgeen hij in Vught moet ondergaan, maken hem tot een groot man die klein is tegenover God en daarmede begrepen heeft den werkelijken zin en inhoud van dit leven. Voor zoover wij kunnen nagaan wordt Bertus in het begin van September 1944 te Vught gefusilleerd. In Mei 1946 heeft H.M. de Koningin de nagedachtenis van Bertus willen eeren, door hem posthuum het Verzetskruis toe te kennen. Voorjaar 1943. Wat zal de bezettende macht doen?
De vijand dreigt. Het wassende water... En dan zijn daar de eigenwijzen die altijd tegen den draad in moeten zijn! Die het eenvoudig vertikken, aan den oproep gevolg te geven. Die stoppen hun toestel in het kolenhok, in het orgel, in een kast, in een gat onder de kamervloer En als de Londensche radio-uitzending met zijn berichten programma begint, duikt die eigenwijze baas in zijn radio-schuilplaats, haalt het toestel te voorschijn en luistert met innige voldoening naar de frontberichten. Want, alles, wat eigenlijk niet mag, geeft des te groter voldoening! En zoo komt het nieuws toch in circulatie. Voor één gat zijn wij niet te vangen! Soms krijgen wij straf, alsof wij ondeugende kinderen zijn. Na de befaamde staking moeten wij van 's avonds negen uur tot 's morgens vier uur binnen blijven. Het is een hard gelag. Dat wil niet zeggen, dat wij ons er steeds aan houden. Het wordt een sport, de moffen en N.S.B.-ers uit de voeten te blijven en 's avonds de straat over te sluipen naar vrienden en buren. Het laatste nieuws moet toch verteld worden! Op 30 Juli 1943 wordt onverwachts een aantal Honselersdijkers en Naaldwijkers opgepikt. Ze worden naar Rotterdam gebracht. Verschillende van hen worden naar het kamp te Vught overgebracht. Er is schrik en ontsteltenis op den Dijk. Het water wast. Het water wast! De daders zijn onvindbaar. En de dijken komen er. Maar het water ook. Ik worstel en ontzwem: Luctor et Emergo! Mei 1944. Invasie. De wereld houdt den adem in. Het gaat goed; de bevrijding zal komen! Nog even de
tanden op elkaar. En vooral: trachten uit de handen van de moffen te blijven.
Want, nog zijn de Hitlerbenden hier de baas. En dagelijks vallen er nog
slachtoffers Op 31 Augustus worden de bekende Voedselcommissaris V. Ph. Valstar
uit Naaldwijk en de vertegenwoordiger van de Uitgeversmaatschappij Misset, D.
Voskamp te Honselersdijk, op bevel van het Sonderkommando Feldmeyer gearresteerd
en naar Rotterdam gevoerd, waar zij in het S.D.-gebouw op lage wijze worden
neergeschoten. De lijken worden naar Terbregge gevoerd, waar zij aan den kant
van den weg worden geworpen, waar zij door passeerende burgers gevonden worden.
Er is ontroering en afgrijzen in Naaldwijk, medelijden ook met de families van
de vermoorden, die reeds in den oorlogstijd zoo zwaar beproefd werden. Zoo
handelden menschen die zich Nederlanders noemden, maar in feite gemeene zaken
maakten met den vijand, tegenover ware Nederlanders! September 1944 breekt aan. Het is een dolle dag. Reeds heeft Oom Kor zijn getrouwen om zich heen verzameld. Er zijn Groepscommandanten aangewezen. Eén groep is al afgericht. Ieder der Groepscommandanten krijgt een groep van circa twaalf jongens onder zich. In het geheim wordt geoefend in het gebruik van de Sten, hetzij bij Oom Kor, hetzij bij Jan Kuijvenhoven op den tuin. Maar, eer iemand toegelaten wordt tot een der groepen, heeft bij Oom Kor thuis een korte plechtigheid plaats. Iedere illegale werker moet beseffen, welk een verantwoordelijkheid hij op zich neemt met zijn toetreden tot het daadwerkelijk verzetswerk. Hij moet kunnen zwijgen. Zie ze daar zitten in Oom Kor’s voorkamer. Een enkel schamel kaarsvlammetje werpt een flauw, geelachtig licht. Het is een tooneel, het palet van Rembrandt waardig! Maar ernstig staan de gezichten; ieder gevoelt de beteekenis van deze oogenblikken. Deze jonge menschen, zij willen alles veil hebben voor het Vaderland. Zij willen in hechte vriendschap samenwerken aan het grote doel: strijders te zijn voor het recht. Zij willen het doen in het besef, dat alleen God hun daartoe de kracht schenken kan. Oom Kor zegt het hen op zoo'n eenvoudige wijze, die niet nalaat, indruk te maken. In Gods tegenwoordigheid leggen zij de gelofte af, te zwijgen, te waken ook voor loslippigheid, trouw te zijn aan de goede zaak. En zij weten het: als één praat, zal hij meteen beschouwt worden als vijand met alle consequenties, daaraan verbonden. Zoo verbinden zij zich, pal te staan, moet het, tot in den dood. Zij weten niet, wat hen te wachten staat. Er wordt behoefte gevoeld aan deskundige militaire
leiding. Wat de bruggen en wegen betreft, zullen de ondergrondsche strijders kunnen rekenen op de volle medewerking van het Hoogheemraadschap Delfland. In deze dagen krijgt Oom Kor een verzoek van Oom Piet (de Districtscommandant der N.B.S., P. Doelman), om een aantal flinke jongens bijeen te brengen voor de L.K.P. te Rotterdam. Er zal een Westlandsche ploeg worden samengesteld. Hun wacht een gevaarvol werk. Rotterdam, het broeinest van den S.D., zit vol dreigende gevaren. Hij klopt niet vergeefs aan. In onze jongens zit pit. Het gevraagde aantal wordt prompt gevonden. En plotseling zijn verschillende Dijksche jongens verdwenen. De massa bemerkt het nauwelijks. Het is in deze jaren zoo'n gewoon verschijnsel geworden, dat er menschen verdwijnen. Onderduiken is een eiken dag voorkomend feit. Zoo gaan de Westlandsche jongens naar Rotterdam. Rotterdam! Het verraad loert op alle straten. Om mij daarin te jagen..."
Dan komt de groote beproeving. Wat nu? Het zijn niet enkel bladen die zij vervoert. "Fahren!". Maar dat "holländische Mädel" heeft hen toch maar terdege bij de neus gehad! Als de Vos de Passie preekt, Boer, pas op je kippen...
Een overeenkomst komt tot stand: als Van Dijck bereid is, voor wapenen te zorgen, zal voor hem een onderduikplaats gezocht worden. En zoo gebeurt het ook. Enkele Haagsche illegale werkers zijn mede in de overeenkomst betrokken. Zij zorgen voor een onderduikplaatsje in Barneveld. En Van Dijck levert volgens afspraak wapenen. Hei is een waardevol bezit voor onze Haagsche vrienden: zeven karabijnen, vier pistolen, zevenentwintig handgranaten, munitie en een motor. Bovendien verschaft hij gegevens over de zoogenaamde sichergestellte auto's. Maar, geen mof is ooit te vertrouwen en evenmin een gewezen Gruppenführer, die zich Hollander noemt. Want wat gebeurt er? Van Dijck vertrekt in het geheim uit Barneveld en... zoekt de N.S.B.-vrienden op. Op een gestolen fiets komt hij naar Honselersdijk terug. Op zijn tocht naar de woning van den Groepsleider van de N.S.B. te Naaldwijk, Piet van der Hout, wordt hij door een van onze verzetsmenschen gesignaleerd. Gevolg: alle betrokkenen worden gewaarschuwd en enkelen, onder wie Ab, verdwijnen voorloopig van het tooneel. Den geheelen dag wordt de niets vermoedende Van Dijck geschaduwd. Berichten gaan naar Den Haag, waar de Dijkenaars ondergedoken zijn. Van Dijck heeft echter Piet van der Hout niet thuis getroffen. Eenigen tijd later echter weet Ab op slinksche wijze een brief, door Van Dijck aan Van der Hout gericht, in handen te krijgen. Uit dezen brief blijkt duidelijk het verraderlijke in het gedrag van den "gewezen" N.S.B.-er: hij zoekt opnieuw contact met zijn vroegere kameraden. De bitterheid des doods is van hem geweken! Ieder begrijpt, welk een groot gevaar hier de
verzetsmenschen bedreigt! Er is van te voren afgesproken, dat één stoot op de claxon beteekenen zal: wij hebben niets bij ons. Twee stooten beteekent: wij hebben hem bij ons; alles is veilig. Drie stooten: wij hebben hem bij ons, maar worden gevolgd. De auto nadert de afgesproken plaats, maar... juist op het critieke oogenblik steekt plotseling een kind voor de auto den rijweg over en... de chauffeur geeft signaal: een, twee, driemaal! Onraad! De wachtende partisanen nemen, zooals afgesproken, de beenen. Het plan kan niet doorgaan. Nog eens echter ziet men kans, Van Dijck in handen te krijgen en nu wordt de renegaat meegevoerd in de richting Barneveld en hier, op een afgelegen plek, vindt de voormalige Gruppenführer den verradersdood. De rust keert weer; het gevaar is geweken. Nog eens is gebleken, hoe voorzichtig men moet zijn met zijn vertrouwen te schenken aan "bekeerde" moffen en N.S.B.-ers! De beelden verdringen elkander. Doch zie! Het is 26 September 1944. De piloot komt jammerlijk om. Er gaat meteen een verzoek naar Oom Kor te Honselersdijk om hulp bij het verder transport. Er moet op korten termijn gezorgd worden voor Persoonsbewijzen, die van deze geboren en getogen Amerikanen rasechte Westlanders moeten maken. Dank zij de hulp van Naaldwijksche vrienden komt dat prachtig voor elkaar. Gerrit, die bij Oom Kor werkt, wordt naar Kwintsheul gezonden en ziet kans, den bij het Groenepad gelande vlieger, die Malcolm Edwardson heet, achter op de fiets langs binnenwegen naar Honselersdijk te brengen. Het is voor Edwardson echter daar op den Mariëndijk niet veilig genoeg. Aanstonds neemt Rien op zich, hem voorloopig in zijn huis te verbergen in afwachting van het oogenblik, waarop de Amerikaan met zijn twee vrienden naar Maasland vervoerd kan worden. Deze twee zitten intusschen nog steeds in een schuur bij Kwintsheul; hen te vervoeren is nog niet zoo'n gemakkelijke opgave. Immers, het is onmogelijk, hen over de: "Heufbrug" te brengen gezien de scherpe bewaking en controle van de daar gestationeerde Duitsche militairen. Toch moet er iets op gevonden worden. Tusschen de Heulenaars en de Dijkenaars wordt overleg gepleegd. Ze komen tot het besluit, dat er niets anders opzit, dan de Amerikanen per schuit over de lange Watering te zetten, zoover mogelijk uit het gezicht van de moffen. Gerrit uit Kwintsheul neemt op zich, hiervoor te zorgen, terwijl Rien en enkele anderen aan den overkant van het water gereed zullen staan, de vliegers over te nemen en hen per fiets verder te brengen. Alles verloopt "volgens de plannen". Het is een regenachtige dag. Onze twee Amerikanen hebben moeite, in het slik vooruit te komen op hun klompen die zij als echte Westlanders dragen. In den stroomenden regen worden zij door Gerrit naar den overkant van de Watering geboomd. En nu gaat het op de fiets naar Arie op den Middel' Broekweg, bij wien ondertusschen nummer drie ook reeds gearriveerd is. Allen zijn door en door nat, maar toch' gaan de "ondergrondsche" vrienden voldaan naar huis: hét moeilijkste deel van het transport is uitstekend geslaagd. Het heeft allen goed gedaan, een paar vertegenwoordigers van de machtige legers die voor onze vrijheid en voor die der andere bezette landen strijden te ontmoeten en te mogen helpen. Nieuwe vriendschapsbanden zijn ontstaan en daartoe is ook de verscheidenheid van taal geen belemmering, want Zwarte Piet, onze onvermoeide Dijksche verzetsman, zorgt als tolk uitnemend voor de goede loop der conversatie. Nog denzelfden dag worden de drie vliegers door enkele Naaldwijksche vrienden naar Maasland gebracht, het einddoel van de reis. Maasland is in deze dagen meer en meer het centrum. van het Westlandsche verzet geworden. Hier komen de drie luchtreizigers voorloopig onder de veilige hoede van Oom Jan. Acht maanden hebben twee van hen in Maasland ondergedoken gezeten; nummer drie kreeg al spoedig een onderdak in Maassluis. Zij hebben zich vele vrienden gemaakt en verschillende malen medegeholpen aan het verzetswerk. En... zij hebben de bevrijding mogen beleven, zonder in handen van de moffen te zijn gevallen. Welk een voldoening voor allen die medegeholpen hebben aan het verbergen van deze menschen! Ondertusschen oefenen onze jongens zich regelmatig in het geheim met de Sten. Dan weer hebben zij "Theorie" of voeren gymnastische oefeningen uit. Er is aan dit in het geheim bij elkaar komen tegelijk een groote bekoring en een groot gevaar. Een groep is op zekeren dag bezig met theorie oefeningen in het lokaal achter de Gereformeerde Kerk aan den Endeldijk. Plotseling komt Rien binnenloopen en waarschuwt hen, onmiddellijk de biezen te pakken, daar de landwacht in de buurt is. Inderdaad zijn enkele van deze beruchte heeren "op bezoek" in de Pastorie, waar zij navraag doen naar den zoon des huizes die aan een oproep, om voor de Duitsche Weermacht te werken, geen gehoor heeft gegeven. Wie zal zeggen, of zij ook de kerk en het daarachter gelegen zaaltje met een bezoek zullen vereeren? De jongens maken zich dan ook uit de voeten, klimmen door de vensters en verdwijnen in de nabijgelegen tuinen. Maar, in hun haast denken de meesten er niet aan, de wapenonderdeelen die in de zaal aanwezig zijn mede te nemen. Gelukkig zijn er twee die het hoofd koel houden en de zaak inpakken en naar een veiliger plaats overbrengen. Deze en dergelijke voorvallen werken er wel aan mede, dat onze jongens steeds voorzichtiger worden en leeren, op hun qui vive te zijn. Het wordt Herfst 1944. We leeren geduld oefenen in dezen tijd: het komt voor, dat een brief uit Amsterdam naar Honselersdijk een maand onderweg is. In Naaldwijk en Honselersdijk arriveeren manschappen
van de Hermann-Göringdivisie. En in de steden eet men... suikerbieten, straks zelfs
tulpebollen en dahliaknollen, surrogaten zonder tal... "In Naaldwijks Blumenveilingshallen De kleine Goebbels heeft gedreigd met de machtige geheime wapenen, die Duitschland ter elfder ure de victorie zouden doen behalen. Hij volgt daarin op prijzenswaardige wijze zijn meester, den Führer, die reeds eerder aangekondigd heeft, dat hij Engeland zal "ausradieren". En inderdaad, thans wordt de wereld opgeschrikt door alarmeerende berichten als: "Vliegende bommen vernietigen het Engelsche industriegebied. Geheimzinnige projectielen worden vanaf het vasteland op de Engelsche hoofdstad afgeschoten." We hooren van V -1 's, nog later van V -2's, van verplaatsbare startbanen, van waar af deze vreeselijke vliegende bommen worden afgevuurd. En we maken er spoedig zelf kennis mede. Daar begint het plotseling hoog in de lucht te grommen, een gedreun dat eindigt in een langen enerveerden toon en we zien een witten streep aan den hemel verschijnen, daar waar het projectiel gepasseerd is. 's Nachts kunnen wij de vliegende bommen waarnemen als een vurig voort. snorrend monster. We gevoelen ons niet op ons gemak, wanneer we zoo'n projectiel hooren overkomen. Immers, vele van deze vliegende bommen bereiken hun doel niet, maar storten neer op Nederlandschen bodem, dikwijls zelfs kort na het opstijgen .en richten dan een verschrikkelijke verwoesting aan. Maar, wat we hopen, wordt bewaarheid: het zijn de laatste stuiptrekkingen van de Germaansche macht. Wij zien het einde naderen. En met des te grooter spanning volgen wij de Engelsche legerberichten. De strijd om Duitschland is begonnen. In December 1944 trekken de geallieerde legers bij Aken Duitschland binnen. Bij sommigen wekt dit teleurstelling. Waarom, zoo vragen zij, hervatten de verbonden legers niet hun pogingen, om ook Nederland boven de rivieren te bevrijden? Waarom moeten wij zoo lang wachten, wij, die in duisternis, door honger en koude vreezen om te komen? Hoe weinig weten wij menschen, wat goed voor ons is! Later, maanden later eerst zullen wij begrijpen, waarom het zoo goed was! Het Duitsche oorlogsmonster is echter nog niet tot
staan gebracht. Zeer velen gaan niet. Geen nood! Ook daarin wordt door de Verzetsbeweging voorzien. In Honselersdijk worden al sinds maanden honderden persoonsbewijzen, Ausweise, trouwboekjes, en allerlei andere documenten verva!scht of veranderd door George. Hier moet een leeftijd verhoogd, ginds een beroep veranderd worden, weer anderen moeten een geheel nieuw Persoonsbewijs hebben. Nu zoovelen gevaar loopen, om opgegrepen te worden, krijgt onze falsificator het steeds drukker. Maar velen worden er door uit de handen der moffen gehouden. De burgemeester van Naaldwijk die, hoewel zelf N.S.B.- er, het goede met de bevolking voor heeft weet te bewerken, dat in het Westland de mannen vrijgesteld worden van arbeid in Duitschland, mits zij drie dagen in de twee weken aan de Duitsche verdedigingswerken gaan helpen. Goede vaderlanders gaan evenwel toch niet, want werk voor de Duitschers blijft in hun oogen steun verleening aan den vijand. In andere plaatsen, in het bijzonder in de groote steden, houden de moffen uitgebreide razzia's, waarbij duizenden mannen opgegrepen en op schandelijke wijze naar het moffenland gevoerd worden. Ondanks de beloften, dat de tuindersbevolking wegens haar werkzaamheden aan de Westwal vrijgesteld zal zijn van tewerkstelling in Duitschland, krijgen ook de Westlandsche plaatsen in December 1944 een beurt: op 21 December houden de moffen in Honselersdijk een groote razzia met het resultaat, dat een vijftigtal mannen opgegrepen wordt en op transport gesteld naar de Hoek. Ir. Riemens, L. van den Bos en de burgemeester weten echter met veel moeite van de Duitschers gedaan te krijgen, dat de Dijkenaars naar huis mogen terugkeeren. Evenwel heeft de Dijk een angstige nacht achter den rug. Vele huizen zijn van onder tot boven doorzocht en daar, waar op het eerste bevel niet onmiddellijk geopend werd, aarzelden de Duitschers niet, om een handgranaat. naar binnen te werpen. Van een dergelijk onmenschelijk optreden werd de bejaarde Mej. de Munnik die aan den Nieuweweg bij het "Hof" woonde, het slachtoffer. Ja, het Nederlandsche volk moet door donkere diepten. Voedsel is er niet veel meer. Brandstof ontbreekt. Electrisch licht is verdwenen. Duizenden zijn in moffen handen en duizenden vreezen, in moffen handen te vallen. De landwacht terroriseert de omgeving. Honger, koude, duisternis, angst, terreur... Kan het erger? Wij vatten moed en klemmen de tanden op elkaar. Iedere dag is winst, daar hij ons dichter brengt bij de vrijheid. Werken der duisternis
Naast het zoogenaamde Strijdend Gedeelte zullen ook Bewakingstroepen gevormd worden. Deze laatste hebben een na-oorlogsche taak: zij zullen voorloopig politiewerk doen, in het bijzonder zorg dragen voor ordebewaring en arrestatie van onvaderlandslievende elementen. Maar den jongens van het Strijdend Gedeelte wacht een bijzonder zware taak: niemand weet nog, hoe de oorlog zich .verder ontwikkelen zal. De mogelijkheid is niet uitgesloten, dat het oorlogsgeweld ook over het Westland zal losbreken. Is niet het Westland omgebouwd in een sterke vesting met als kern Hoek van Holland? Overal bunkers, vernielde bruggen, tankgrachten en mijnenvelden. Mocht de vijand in dezen Zuid-Westhoek van ons land stand willen houden, dan zal er van het Westland niet veel meer overschieten dan een onbeschrijfelijke verwoesting. De Geallieerde bondgenooten moeten op de hoogte gehouden worden van alles, wat de vijand in de Vesting Hoek van Holland die zich tot aan Loosduinen en Rijswijk uitstrekt uitvoert. De Geallieerde legerleiding verwacht de meest uitgebreide inlichtingen over het doen en laten van de moffen. De L.O. neem dit werk ter hand. Ab, die door zijn relaties met de N.S.K.K. -heeren uit Naaldwijk in de gelegenheid is, op verschillende voor "gewone" burgers verboden plaatsen te komen, is letterlijk dag en nacht op pad. Het is een zware taak, dien hij op die wijze vervult, maar hij doet het voortreffelijk. Zwarte Piet zwerft op zijn oude fiets langs de wegen en verzamelt ongemerkt veel materiaal dat te pas kan komen. Het is geen prettig werk, dat gegevens verzamelen. Overal rondneuzen en toch onopgemerkt blijven. Overal luisteren en toch niet opvallen. Het is een kunst op zich zelf, de menschen uit te hooren. Er werken Westlanders aan de Duitsche verdedigingswerken. Verschillende van hen vertellen maar al te graag. Soms komen ze met berichten over Duitsche Schnellboote of over Torpedojagers in den Nieuwen Waterweg. Piet wil weten, hoeveel tanks de mof in de vesting heeft. Hoe dikwijls zwerft hij rond in de buurt van het Nollaantje bij Maasdijkl De moffen hebben hun tanks in schuren en loodsen of op een andere weinig in het oog loopende plaats opgeborgen. Je kunt bezwaarlijk aan een boer gaan vragen: "Hoeveel tanks staan er bij jou op de werf?" Toch ontdekt Piet er in korten tijd zeven. Er blijken later echter tien tanks aanwezig te zijn. Er moet worden opgenomen, hoe de telefoonleiding gelegen is in het Westland. Mocht het tot oorlogshandelingen komen in het Westland, dan kunnen kaarten, waarop de telefoonkabelligging staat aangeteekend van groote waarde zijn. Alfred weet de noodige gegevens hiervoor te bemachtigen. In het bijzonder de verbinding met Den Haag heeft zijn aandacht. Op de centimeter nauwkeurig weten we nu, waar de kabels liggen en waar de lasschen in de kabels zich bevinden. Alles wordt in het "C.I.D.- kantoor" in teekening gebracht en weer verder doorgezonden. We komen te weten, waar in den omtrek de moffen hun wagens hebben ondergebracht, waar de benzine- en bandenvoorraden zich bevinden. Zwarte Piet zwerft in de buurt van het versterkte punt Westerlee rond. Het is de moeite waard, daar een kijkje te nemen! Maar, als je met het vooropgezette doel gaat, om de situatie daar nauwkeurig in oogenschouw te nemen, dan gaat de zaak er toch anders voorstaan. Er zijn moffen genoeg in Westerlee en zij houden de voorbijgangers terdege in de gaten, laat staan dan een eenzame wandelaar, die niet veel haast schijnt te hebben. Maar het zit Zwarten Piet ditmaal mede. Er is een flink pak sneeuw gevallen. Een paar soldaten, blijkbaar vrij van dienst, vermaken zich in de dikke sneeuw. Zij gooien elkander sneeuwballen toe. Een paar ballen komen in de buurt van Piet terecht. "Ha!" denkt hij. "Een kans!" Glimlachend werpt hij een bal terug. De Duitschers... loopen er in en beginnen een sneeuwbal gevecht, waarbij Zwarte Piet zich duchtig verweert.. Ongemerkt ziet hij kans, dichterbij te komen en de omgeving op te nemen. Wat voor geschut staat er? Hoe is de schootsrichtrng1 Hoe liggen de bunkers? Het gevecht gaat door. Sneeuwballen vliegen links en rechts. Zwarte Piet vecht door, niet alleen met sneeuwkogels. Heel alleen op deze post vecht hij mede in den grooten strijd der Gealliëerde bondgenooten; heel alleen houdt hij stand in zijn stelling. Eindelijk wordt het tijd, de aftocht te blazen. Wie heeft gewonnen? De moffen nemen lachend van Zwarten Piet afscheid. Prijzend zegt er een: "Er hat gut abgewehrt!" Weldra wordt Honselersdijk het centrale punt voor het spionnagewerk in de Vesting. De voor de Geallieerde Legerleiding belangrijke berichten komen bij George, die voor verder transport zorg draagt. Het gelukt ons, tal van waardevolle gegevens te verzamelen, dank zij ook de hulp van... Duitsche zijde! Ab ontmoet in het Staalduinsche Bosch een jeugdigen Oberfeldwebel. Het is een sympathieke, schrandere jongen. Ze maken een praatje. Ab is voorzichtig en laat niet meer uit, dan hij verantwoord acht. Er is van het begin af aan een band tusschen die twee. Het blijft niet bij die eene ontmoeting. Het is van beide zijden een voorzichtig verkennen van het terrein. Ab vraagt op zekeren dag aan onzen Oberfeldwebel om papier: er zijn Fahrbefehle noodig; waarvoor hij die noodig heeft, dat vertelt Ab niet. "Met pleizier", antwoordt de Duitscher en glimlacht
ondeugend. En nu begint voor hem een spannende tijd. Want ook van de verschillende afzonderlijke versterkte punten levert Joop schetsteekeningen. Gevolg...: bombardementen door de Geallieerde vliegers. De resultaten van deze aanvallen worden geregistreerd en weer doorgezonden. Joop zelf wordt naar De Beer overgeplaatst, zeer tot zijn genoegen. Al gauw komt een uitgebreide schets van de situatie op dit eiland. Het transport is voor Joop niet moeilijk. Hij moet wel eens voor den Commandant voor den een of anderen opdracht naar het Staalduinsche Bosch. Hij behoeft dan pas den volgende morgen terug te keeren. Welnu, wie zal controleeren, waar hij den nacht doorbrengt! Hij fietst door naar Honselersdijk en zoo krijgen onze C.I.D. -menschen het nieuws uit de eerste hand. "Even vrij man", zucht Joop bij zulke bezoeken met welbehagen en gespt koppel en wapen los, werpt zijn veldmuts in den hoek en praat vrij uit, genoeglijk als vriend onder vrienden. En hij heeft veel te vertellen, de kleine Duitscher! Hoe hij tot zeven maal het klaar heeft gespeeld, zich voor den militairen dienst te doen afkeuren; ah, daar had hij wel middeltjes voor; hij had niet voor niets chemie gestudeerd! Tenslotte had men hem bewaker in een kamp voor Fransche krijgsgevangenen gemaakt. "Prachtige tijd!" zegt Joop. "Ik heb daar heel wat menschen kunnen helpen." Hij schaamt zich, tot het Duitsche volk te behooren. Zooals zijn vader in zijn colleges krachtig opgekomen was tegen het verderfelijke Nationaal-Socialisme, zoo had ook Joop een onuitbluschbaren haat tegen de verwoesters van de Duitsche samenleving en hij had gezworen, zich te wreken over den dood van zijn vader. Soms zijn er hachelijke momenten. In het C.I.D.-kantoor wordt ook een radiodienst Ingericht. legerberichten en codes worden opgevangen en als tenslotte ook de electrische stroomvoorziening stop staat, wordt een detector-apparaat dat op een autoaccu werkt aangeschaft en het werk gaat weer ongestoord verder. Nu bijna niemand meer de berichten van overzee beluisteren kan, wordt het besluit genomen, zelf voor geregel- de dagelijksche berichtgeving te zorgen. Zoo wordt het illegale blaadje "Het Nieuws" geboren. Aanvankelijk worden de nieuwsblaadjes op de schrijfmachine vermenigvuldigd, maar daar de oplage zich gestaag uitbreidt, moet er een stencilmachine aan te pas komen. Dapper helpt een schare van verspreiders mede, om de menschen van hun dagelijksch nieuws te voorzien. Ten behoeve van de Geallieerde legerleiding wordt de omtrek in kaart gebracht; dit werk doet Maarten op prijzenswaardige wijze aan de hand van kadasterkaarten en persoonlijke waarnemingen. Het komt menigmaal voor, dat onze spionnen gecamoufleerd over den weg gaan, door niemand herkend. Wie zou achter dien wit-besmeerden metselaarsknecht een spion vermoeden? Of die meneer met dat brilletje en die slappe hoed lijkt toch wel allerminst op den alom bekenden Zwarten Piet! Er worden maatregelen getroffen, om bij eventueele oorlogshandelingen in het Westland het verkeer voor de moffen onmogelijk te maken. Sinds maanden zijn de meeste Westlandsche bruggen door de moffen opgeblazen. Maar daarmede sneden zij zichzelf in de vingers. Toen hebben zij op verschillende punten noodbruggen gebouwd. Maar onder deze brugenzitten springladingen. Onze verzetsmenschen zorgen er voor, dat, als het noodig is, de eventueel vernielde bruggen op korten termijn hersteld kunnen worden. Daar zijn de Zwaanheulbrug, de Willem Arendsbrug en de Jan Evertsbrug. Er wordt voor gezorgd, dat er materiaal ligt, om deze bruggen in korten tijd in gereedheid te brengen. Wellicht zal het noodig zijn, een eventueel vluchtend Duitsch leger in wanorde te brengen. Daarvoor worden in het geheim ijzeren punten vervaardigd: puntige haken die menig autobandje kunnen laten leeglopen. Bijna dagelijks gaan de berichten weg naar Maassluis.
Mars : moo oei Deze namen en adressen heeft onze plaatselijke inlichtingendienst op een gegeven oogenblik noodig. Alles uit het hoofd onthouden gaat niet. De S.D. zou met de ontcijfering van dit geheimschrift zeker eenige dagen zoet zijn geweest en er waarschijnlijk nooit uitgekomen zijn. Men probeere het zelf maar eens! Onze kleine Duitscher doet prachtig werk. Het gezamenlijk doorleven van gevaren legt een vaste band tusschen hem en de menschen van het verzet: de weinigen die hem kennen. Hij ook waagt zijn leven voor de goede zaak. Dat schept verplichtingen. Als het een maal zoover is, dat de vijand den trotschen nek moet buigen, waar zal hij, Joop, dan blijven? Geen nood! Er zal gezorgd worden voor een onderdak voor den kleinen Duitscher. En voor burgerkleeding. En daarbij heeft hij een Nederlandsch Persoonsbewijs noodig. Dit alles wordt geregeld. Op het C.I.D.-kantoor wordt een Persoonsbewijs vervaardigd voor een zekeren Petrus Joannes ten Horn, geboren te Maastricht, van beroep chemicus, wonende te Maassluis. Joop weet overal raad op. Dat ziet er voor hem niet best uit. Niet voordat hij het gevaarlijke gebied reeds ver achter zich heeft, gevoelt hij zich volkomen veilig. De laatste loodjes wegen het zwaarst... In de Bloemenveiling aan den Dijkweg heeft de Kriegsmarine haar depot. De Duitschers hebben het daar goed. Zie maar naar hun ronde, welgedane uiterlijk. Daar heb je de "Herr Inspektor", die vorstelijk huist in een der villa's op den Dijkweg en, dank zij zijn 'vleezigheid en wit uniformjasje, wanneer hij gemoedelijk wandelend over den weg van uit de hoogte neerziet op de magere Hollanders, zich ten volle van zijn waardigheid bewust is en als hoogste ideaal er naar streeft, den nog lijviger Goering gelijkvormig te worden. Het heeft hem goed gedacht, ten behoeve van de melk. voorziening van zijn marinemenschen een paar vette koeien te laten aanrukken. De dieren, onverschillig voor politiek of ras, grazen tevreden in een weide aan den Burgemeester Elsenweg, recht tegenover de Bloemenveiling. Zij zijn met hun bestaan best tevreden en waarom ook niet? Zij zijn beesten en deswegen genieten zij bij de moffen een ruim wat "menschelijker" behandeling dan de arme Nederlanders, die geen grazige weiden hebben en evenmin ooit een vriendelijk woord of klopje op den rug van de Duitschers krijgen, of liever: willen hebben. Menschen zijn nu eenmaal eigenwijs en schijnen niet te verlangen naar een koeienbestaan. Nu lijden de Hollanders honger, terwijl de zoetwatermatroos August de koeien melkt en hen teedere woordjes in hun koeienooren fluistert. August is eigenlijk boer en heeft van de zeevaart evenveel verstand als zijn koeien van kanoën. Maar ook August heeft zijn kwaliteiten en die blijken voornamelijk te bestaan in de deskundige behandeling van zijn koeien. De Burgemeester Elsenweg echter wordt door velen gepasseerd en het gebeurt meermalen dat deze of gerne eens blijft stilstaan bij de weide en een bewonderend oog op de koeien van August laat vallen. Dan gaat er wel eens wat in een mensch om. Daarbij komt nog dat de Naaldwijksche Illegaliteit ook het oog op deze koeien heeft laten vallen. Nu wordt het een kwestie van wie de eerste zal zijn. En dat laat onze Dijkenaar niet op zich zitten. Hij heeft twee onderduikers in huis. Men kent die jongens nauwelijks. Aan hen vertelt hij, wat hij van plan is. "Ben je bang?" vraagt hij. Nee, bang zijn ze niet. "Dan gaan wij er samen op af." En daar gaan ze. Daar loopen de moffenkoeien. Er is niemand in de buurt; alleen bij de veiling staat een wacht, maar die kijkt een anderen kant uit. Nu moet het maar. De beesten worden naar het andere einde van de weide gedreven. Een wordt gevangen; de ander volgt vanzelf. Zoo gaan ze den weg over. De schildwacht heeft nog steeds niets in de gaten. "Hé, wat mot dat daar?" klinkt opeens een stem. Er staat een boer hen na te schreeuwen. "Houd je kop, man," roept onze Dijkenaar. Er wordt links en rechts geïnformeerd. De verhalen zijn vele. "Ze zijn gesignaleerd in Kwintsheul," zegt de een. "Ik heb gehoord, dat ze naar Rijswijk gebracht zijn", verzekert de ander. En, och arme! tenslotte valt de verdenking op den armen August: die heeft de beesten natuurlijk verkocht. En ondertussen lachen de illegalen in hun vuistje. Ze zijn vol zorg voor de beide koeien; om te voorkomen dat de beesten hen door geloei zouden verraden, voeren de partisanen hen maar steeds weer spruitenkoppen. Er wordt overleg gepleegd met het Districtscommando. De beesten zullen geslacht worden, maar... er moet een slager bij komen. Het is al tien uur in den avond, dus ver over "Sperrtijd"'. Piet zal een slager gaan halen: hij heeft een nachtvergunning, zij het ook een valsche. Het is regenachtig en het is stil op den weg. Piet tijgt naar Naaldwijk. Maar den slager bereikt hij niet, want plotseling springen er drie Feldgendarmen te voorschijn en vervaarlijk klinkt het: "Halt!"
Herr Inspektor mag razen, August mag zijn onschuld betuigen, de koeien zijn weg en blijven weg. Het einde van den langen, bangen strijd nadert. Voor het laatst roept Oom Kor zijn jongens bij elkaar. Ernstig spreekt hij hen toe. Nóg kunnen zij terug; zij weten immers, dat hun een zware tijd wacht, als God het niet verhoedt. Op den man af stelt Oom Kor hen de vraag: "Willen jullie terug, dan kun je het nu zeggen." Niemand antwoordt. Hun besluit is genomen. Trouw zullen ze zijn, moet het, tot den dood... Het is 23 April 1945. In een oogwenk is de kleine wagen 'omringt. Ha, ze hebben een goede vangst gedaan! Oom Piet heeft bijtijds aan het papier gedacht, dat nog steeds in zijn zak zit en kans gezien, het achter een zeil te verstoppen. "Handen omhoog!" klinkt het bevel der landwachters. Een gevecht is onmogelijk: de aanvallers zijn gewapend en de inzittenden van den bestelwagen niet. De kleine wagen wordt op sleeptouw genomen, terwijl twee zwarthemden mederijden, om de arrestanten in de gaten te houden. Zij rijden naar het Bureau van de Feldgendarmerie aan den Dijkweg te Naaldwijk. Een der landwachters fluistert Oom Piet in het oor: "Waarom ben je er niet vandoor gegaan? Ik heb je er toch de kans voor gegeven ?" "Man, als je me nu de kans geeft, loop ik nog niet weg. Ik weet veel te goed, dat jullie er lol in hebben, mij in mijn corpus te schieten." Ondertusschen is de kleine wagen doorzocht en... zijn de papieren gevonden. Triomfantelijk komt de Ortskommandant de kamer binnenloopen. "Jetzt haben wir 's gefunden! Partisane!"
(Nu hebben wij het gevonden! Partisanen! ) Dit is de roem der Partisanen: Dergelijke gedachten vervullen onze vrienden, wanneer ze daar in de eenzaamheid van hun bunker hun lot afwachten. Zeven à acht maal wordt Oom Piet gehaald, om gehoord te worden. Weet hij werkelijk niets van de herkomst van dat papier? "Als je de waarheid zegt, kun je meteen naar huis." "Ik weet er niets van", zegt hij en laat er op volgen: "Nu mag ik zeker wel naar huis, want dit was de waarheid." "Waar heb je vannacht geslapen?" Oom Piet zegt het adres. Er is geen gevaar bij: er is daar toch niets verdachts te vinden. Er gaan een paar moffen naar het aangewezen adres, maar jammer genoeg treffen zij er een radiotoestel aan - wat Oom Piet niet geweten had -. Dan wordt ook de radiobezitter gearresteerd en naar den bunker gebracht. De verdachten zijn terdege gefouilleerd. Het eene verhoor volgt op het andere en alles onder de zwaarste bedreigingen. Nóg een goede vangst denken de Duitschers gedaan te hebben! Ze vinden op Oom Piet een briefje, geschreven door een Naaldwijkschen politieman. Het is een heel onschuldig briefje, maar de aanhef luidt: Oom Piet, en dat vinden de heeren verdacht. Wie weet bevat het een geheim bericht. Nietwaar, je kunt met die partisanen niet voorzichtig genoeg zijn! En ook de politieman uit Naaldwijk wordt opgepikt en in arrest gesteld. In het Staalduinsche Bosch blijven ze niet lang. De gevangenisdeuren worden geopend en de arrestanten worden het groote gevangenisgebouw binnengelaten. Zal dit hun laatste gang zijn? Oom Piet zit in een cel alleen. Daar wordt de celdeur geopend en... een Dijkenaar komt de cel binnenstappen. Oom Piet kijkt hem verrast aan. "Hoe kom jij hier?" Nu, dat is een lang verhaal. Er is heel wat gebeurd in de dagen van Oom Piet's gevangenschap. En goed nieuws is het niet. Onze Dijkenaar is de eenige niet, die vandaag de gevangenisdeuren achter zich heeft zien sluiten. Honselersdijk heeft in rep en roer gestaan. De mof heeft voor het laatst nog eens het verraderlijke in zijn karakter getoond. Wat is er allemaal gebeurd in Honselersdijk? Al dadelijk werden er plannen gesmeed, om Oom Piet te bevrijden. De kleine Duitscher is aanstonds aan het werk gegaan, om de mogelijkheden hiertoe te bekijken. En van Maasland uit is er eveneens een actie gaande. Er komt contact tot stand met een tweetal Duitsche militairen, die in het Staalduinsche Bosch gelegerd zijn. Het is van hen bekend, dat zij reeds eerder voor veel geld hun diensten aan de Nederlanders hebben aangeboden. Het is een waagstuk, maar er schijnt geen andere uitweg te zijn. Zij kunnen. helpen. Een van hen is belast met de bewaking van de arrestanten; de ander zal het transport medemaken. Geld moet er komen. De heeren werken niet voor niets. Dat is alles geen bezwaar. En het schijnt te zullen gelukken. Er wordt een afspraak gemaakt: Zaterdag zullen onze menschen met de twee Duitschers een geheime bespreking houden in RonseIersdijk. De 28ste April breekt aan. Maar ." achter de wolken schijnt de zon. Al is dan ook het plan tot bevrijding van Oom Piet en zijn makkers mislukt, de moed is er nog niet uit bij onze verzetsmenschen. Er gaan enkele dagen voorbij. De spanning stijgt ten top. Het wordt Zondag, de zesde Mei. Vreemde geruchten dringen door tot de gevangenen in de Rotterdamsche gevangenis. Het Duitsche leger zou gecapituleerd hebben... Om half acht worden de arrestanten uit hun cellen gehaald. Een kapitein van de SS. doet hen een verrassende mededeeling: Allen mogen naar huis; de oorlog is geëindigd. Zij zullen eerst naar Scheveningen gebracht worden, waar zij hun papieren zullen krijgen... Het is niet te gelooven. En het lijkt een sprookje, wanneer zij per auto op transport naar Scheveningen gesteld worden en onderweg niet anders zien dan vlaggen, vlaggen, vlaggen... Het rood-wit-blauw en de Oranjewimpel wapperen in den wind. Overal verdringt zich een juichende, feestvierende menigte op de straten... Maar, een vage angst bekruipt verschillende van onze arrestanten: zijn wij wel vrij? Waarom dan dat sterke geleide van welgewapende moffen?
"Er staat een blonde dame
aan de poort en die vraagt, of U hier zit". Het regent bloemen voor de voeten van de gelukkige, bevrijde verzetsmenschen; het is verbluffend, zooveel volk er in korten tijd bij de gevangenispoort tezamengesneld is. Oom Piet met zijn medegevangenen wordt in de jeeps geheschen en dan rijden ze weg. Gered, inderdaad ter elfder ure, want niet lang daarna blijkt het, dat de S.D. het plan had, hen in den volgenden nacht ter dood te brengen... Aan den Eindstreep... En toen... Toen sprak de bekende stem voor de Londensche Radio, dezelfde stem, die in de zware voorgaande jaren reeds zoo dikwijls de moede Nederlanders moed ingesproken had. En velen luisterden, ademloos En zij vertelden het verder; het ging als een loopend vuurtje door heel het land. En die het hoorden, geloofden het niet, konden het niet gelooven. Het Duitsche leger in Nederland, Denemarken, West-Duitschland, Waddeneilanden en Helgoland heeftgecapituleerd In Honselersdijk trof de verzetsbeweging, reeds sinds maanden ondergebracht bij de Nederlandsche Binnenlandsche Strijdkrachten, de noodige voorbereidingen voor haar optreden bij een eventueele bevrijding van ons land. Honderd twintig manschappen, waarvan vijf en vijftig man behoorde tot het zoogenaamde Strijdend Gedeelte en de overigen tot de Bewakingstroepen, wachtten op het eerste sein, om op te komen. En dat sein kwam op den vijfden Mei, 's morgens vroeg. Twee ploegen en de Staf werden opgeroepen en betrok. ken hun voorloopig kwartier in de opslagplaatsen en het kantoor van de firma Hogenboom, Achter de Bergen. Nog moest alles in het geheim gebeuren; de Duitschers in de Vesting Hoek van Holland schenen nog geen lust te hebben, zich over te geven. Er volgde een Zondag die nog verre van rustig was.
Maar tegen drie uur verflauwde de belangstelling van de bevolking even, want... door de Dijkstraat in de richting Naaldwijk kwam te 2 uur 54 een beige wagen aanrijden: de eerste Canadeezen passeerden het dorp. Onze bevrijders... Even gingen de gedachten naar de miljoenen soldaten van de geallieerde legers die gestreden hadden jarenlang tegen het nazi-monster en die nu Holland binnenkwamen als overwinnaars. De eerste Canadeesche militairen werden door de Dijkenaars met 100% meer enthousiasme ontvangen dan de grauwgerokte moffen, vijf jaren tevoren... Twee dagen later namen Canadeesche troepen hun intrek in de Vakschool voor meisjes aan den Dijkweg. Er werd feest gevierd op den Dijk als nooit tevoren. Dagen lang. Op 9 Mei werd op het schoolplein in de Dijkstraat in het openbaar de gehate N.S.B.-vlag verbrand. En met dit verbranden van het symbool van de nazi-tirany werd een tijdperk afgesloten vol van verschrikking en ellende, honger, leed en ontbering... Vijf jaren oorlogsgeschiedenis! Vijf jaren van verzet!
"Weerom worden, wie we waren aan de monden van de Rijn; laat de wereld weer ervaren, hoe een klein volk groot kan zijn."
![]()
|