Hieronder de gehele tekst van het boekje: 
"Het mes OP DE KEEL"
dat in 1945 verscheen.

Het mes OP DE KEEL

Een Westlandsch dorp in Bezettingstijd

door: REBEL  (pseudoniem voor dhr. J. G. de Ridder)
Samengesteld in het jaar der Bevrijding 1945
Prijs f 2.75 (1945!)

Attentie, tekst is letterlijk overgenomen !
klik op de Hoofdstukken om in het desbetreffende deel te komen.

INHOUD:
Ter Inleiding
Gevallen
in den Strijd voor Waarheid en Recht.
Hoofdstuk I: Storm over Nederland..
Hoofdstuk II: De vogelaar, op bedriegen uit.
Hoofdstuk III: Die mij mijn Hert doorwondt.
Hoofdstuk IV: De Jeugd actief...
Hoofdstuk V: Zij zullen het niet hebben.
Hoofdstuk VI: Het wassende Water..
Hoofdstuk VII: Gelukkig is het land, dat God de Heer beschermt...
Hoofstuk VIII: Als de Vos de Passie preekt, Boer, pas op je kippen...
Hoofdstuk IX: Werken der Duisternis.
Hoofdstuk X: De laatste loodjes wegen het zwaarst...
Hoofdstuk XI: Aan den Eindstreep

Ter Inleiding "De Tiranny verdrijven, die mij mijn Hert doorwondt " In de woorden van het oude "Wilhelmus" is de geest en het doel van het verzet van de Nederlanders tegen den Spaanschen overweldiger zoo treffend geteekend. Jaren van bitteren strijd heeft de fiere Strijder, Willem van Oranje, doorstaan; jaren van verbeten worsteling liggen nog voor hem en het dappere, lijdende Nederlandsche Volk.

Eén taak slechts ziet hij: den schender van de rechten van zijn volk te verdrijven; één Bondgenoot slechts heeft hij: zijn God. En daarom, mocht zijn strijd al hopeloos schijnen, hij staat sterk, want: "Mijn Schild ende Betrouwen zijt Gij, 0 God, mijn Heer..." Uit dienzelfden geest is ook het verzet in het Nederland van 1940 geboren; door dien geest gedragen hebben duizenden en duizenden Vaderlanders alles, tot hun leven toe, willen geven voor het land, dat hun lief was, voor het volk dat, diep gebogen onder het juk van den Duitschen overheerscher, riep uit de diepte tot Hem, den "Herder, die niet slapen zal, al zijt gij nu verstrooid". Zoo moeten wij het verzetswerk uit de jaren 1940 tot 1945 zien, willen wij het op zijn juiste waarde kunnen beoordeelen. Had dat verzet wel zooveel te beteekenen? Waren de offers die gebracht werden verantwoord?

Geen beter antwoord op deze vragen dan de feiten zelf. Er verschijnt veel lectuur in deze dagen over het illegale verzet; allicht rijst er bij velen de vraag: En, wat werd er in onze eigen omgeving gedaan? Welnu, in de volgende bladzijden zullen zij een antwoord vinden op deze en dergelijke vragen. Wij zijn er ons van bewust, slechts hier en daar een greep te hebben kunnen doen. Wij weten, dat het Westlandsche dorp Honselersdijk, welks geschiedenis tijdens de bezettingsjaren hier beschreven wordt, niet uitblonk boven andere plaatsen, maar willen aan de hand van en door deze geschiedenis laten gevoelen, wat het doel en de taak van de Verzetsbeweging in het algemeen geweest is. Namen, tenzij van overledenen, worden zoo veel mogelijk achterwege gelaten. Reclame en propaganda voor zich zelf is den illegalen strijder vreemd. Moge mede door dit geschrift de overtuiging gewekt worden, dat een volk dat zoo voor zijn vrijheid streed, een waardige plaats tusschen de volkeren der wereld verdient.

Honselersdijk, Mei 1946

Gevallen in den Strijd voor Waarheid en Recht:

CORNELIS PRINS,
geb. te Naaldwijk 11 Maart 1919;
met de Nederlandsche Strijdkrachten uitgeweken naar Frankrijk;
vermist bij Calais 20 Mei 1940.

  CORNELIS PRINS, geb. te Naaldwijk 11 Maart 1919
.

FRANCISCUS TOUSSAINT,
geb. te Naaldwijk 26 December 1919;
gesneuveld bij Schoon hoven 12 Mei 1940.

  FRANCISCUS TOUSSAINT, geb. te Naaldwijk 26 December 1919
.

DIRK VOSKAMP jr.,
geb. te Naaldwijk 14 September 1922;
gearresteerd wegens sabotage-handelingen 25 Januari 1942;
overleden in het concentratiekamp Siegburg 14 Februari 1943.

  DIRK VOSKAMP jr., geb. te Naaldwijk 14 September 1922
.

DIRK VOSKAMP Sr.,
geb. te Dirksland 27 Augustus 1897;
gearresteerd in opdracht van het Sonderkommando Feldmeyer;
vermoord' te Rotterdam 31 Augustus 1944.

  DIRK VOSKAMP Sr., geb. te Dirksland 27 Augustus 1897
.

JACOB STIGTER,
geb. te Naaldwijk 23 Juli 1924;
gearresteerd als K.P.-er te Neede;
gefusilleerd in het kamp te Vught 9 Augustus 1944.

  JACOB STIGTER, geb. te Naaldwijk 23 Juli 1924
.

PIETER EISBERG,
geb. te Wateringen 17 December 1924; 
gearresteerd als principieel onderduiker;
overleden in het concentratiekamp Neuengamme 3 Januari 1945.

  PIETER EISBERG, geb. te Wateringen 17 December 1924
.

JACOBUS TOUSSAINT,
geb. te Naaldwijk 14 Maart 1924; 
bij een razzia neergeschoten en
te Leiden overleden 16 Januari 1945

  JACOBUS TOUSSAINT, geb. te Naaldwijk 14 Maart 1924
.

FRANK MOLENAAR,
geb. te Naaldwijk 18 Augustus 1923;
gearresteerd als principieel onderduiker te Zwolle;
overleden in het concentratiekamp Neuengamme 8 Maart 1945.

  FRANK MOLENAAR, geb. te Naaldwijk 18 Augustus 1923
.

PIETER PRINS,
geb. te Naaldwijk 25 December 1921;
gefusilleerd als represaille op den moordaanslag op Rauter 12 Maart 1945 te Rotterdam.

  PIETER PRINS, geb. te Naaldwijk 25 December 1921
.

PIETER VAN TRIGT,
geb. te Naaldwijk 21 November 1922; gearresteerd' als principieel onderduiker;
overleden te Dortmund waarschijnlijk 5 Juni 1945.

  PIETER VAN TRIGT, geb. te Naaldwijk 21 November 1922
.

 "Hun ziel in 't eeuwig leven 
Verwacht den jongsten dag..."

EERSTE HOOFDSTUK

Storm over Nederland...
September 1939. Dreigende onweerswolken boven Europa. In Berlijn een duizendkoppige menigte die zich verdringt bij de Rijkskanselarij. Zoo juist heeft een man met een klein snorretje en een schuin over het voorhoofd hangende spuuglok een betoog gehouden. Hij heeft gekrijscht, de lucht heeft gedaverd van zijn verwenschingen, zijn beschuldigingen, zijn bedreigingen. Zijn handen hebben woedende gebaren gemaakt; zijn hoofd is rood geworden van opwinding. Het was heerlijk, wunderbar. En de massa heeft geapplaudiseerd, "Heil" geroepen, meegeschreeuwd en vol geestdrift gezongen: "Deutschland, Deutschland, über alles..."

Het domme Engeland en het arrogante Frankrijk willen den oorlog, welnu, Duitschland neemt de toegeworpen handschoen op. De Führer heeft het nooit gewild, maar móét het, dan zal hij zijn vredelievende politiek verlaten en ten strijde gaan voor zijn geliefde volksgenooten, voor de bescherming van het edele Germaansche ras, voor het behoud van de Germaansche rassische Kultur...

Het kleine Nederland heeft zijn leger gemobiliseerd. Ook kleine plaatsen krijgen hun bezetting van Nederlandsche militairen. In het aloude Honselersdijk, waar eens de Stadhouders van Holland hun sierlijke lustslot hadden, zijn de jongens" weldra ingeburgerd. Op het schoolplein van de School met den Bijbel aan de Dijkstraat brandt lustig het vuur onder de groote ketels, waarin de rijstebrij, de snert en de patatten gaar worden. 's Middags verschijnt menige huismoeder, gewapend met een pannetje of een ketel aan het schoolhek in de hoop, nog een overgebleven prakje machtig te worden. Want, een huishouden met zooveel kinders, buurvrouw, dat kost wat en in de tuinderij is het ook niet te best. 

's Avonds bij courant en radio ontstaan lange gesprekken: zorgen voor de toekomst; zal het ons landje ook ditmaal gelukken, buiten den oorlog te blijven? Zorgen ook over de jongens die nu, ver van huis vaak, onder vreemden verkeeren. Er worden moppen getapt op den grooten Führer der Germanen, niet minder op Toon Mussert en zijn Tante... Er worden handen gevouwen tot gebed: Bescherm, 0 God, bewaak den grond, waarop onze adem gaat... Zeker: allerwegen zorgen om morgen. Door de Dijkstraat rijden de legerwagens. Bewonderende blikken worden geworpen naar de stoere paarden, hoewel zij niet minder gelden de jonge kerels zelf. Vriendschapsbanden worden ge1egd, liefdesketenen gesmeed De radio meldt: Van het Westelijk front geen nieuws. Stellingoorlog.
Hoe lang kan dat !wel duren?
En de gevolgen van den oorlog doen zich al spoedig gelden. De aanvoer van overzee vermindert met den dag. Zuinigheid geboden; een nieuwe sport ontstaat: hamsteren. Velen echter beschouwen dit als dwaasheid: een oorlog kan in onzen tijd niet lang duren; de moderne oorlogswapenen zijn zoo geperfectioneerd en - is bovendien de macht van Duitsch!and wel zoo groot?

De Nederlandsche Regeering doet geruststellende verklaringen. 
"Wat is dat toch? Hoor toch eens, Vader! Ga eens kijken." "Och niks, een paar auto's, anders niet. Ga toch slapen, mensch." Vader snurkt alweer, onverstoorbaar. Een ruk aan zijn arm. "Hoor toch!" "Mensch, wat mankeer je toch?" luister dan ! Het huis dreunt. Laag over het dak scheert iets met oorverdoovend gebrom. En steeds weer, zonder ophouden. En ondertusschen klinkt een angstaanjagend geratel. Nu is toch ook Vader wakker. Hij schiet zijn broek en zijn klompen aan en gaat het erf op. Dof dreunt het in de verte. Ontzet staart hij omhoog. Zware, zwarte vogels dreunen laag over de daken. Vlieg. tuigen als donkere monsters scheren voorbij. Buren komen aanloopen. Wat heeft dit alles te beteekenen? Een nachtelijk luchtgevecht? Er wordt geschoten. Zwaar geschut, mitrailleurs doen zich hooren. Duitsche transportvliegtuigen; wat is er aan de hand? Het heele dorp komt op de been. En in den vroegen morgen rijden de Hollandsche militairen uit. 

Het is ernst. Bittere ernst.
Het is op aller gezicht te lezen. Radioberichten komen binnen. Niemand werkt.
Eén woord slechts doet overal de daagsche sleur verkeeren in bezorgde gejaagdheid: oorlog. De nieuwsberichten volgen elkander met verbijsterende snelheid op. Men leeft als in een droom.
Het groote Duitschland is Nederland binnengevallen, onverhoeds.

De Führer aller Germanen heeft het bevel gegeven. Op zijn wenk zijn de duizenden gekomen. Ze naderen uit het Oosten, uit het Zuiden, uit de lucht. Maar Nederland zal paraat zijn; de leeuw zal zijn klauwen toonen. Ah, hoe goed doet het, te hooren, dat de Duitsche vliegtuigen met tientallen worden neergeschoten! Wat een voldoening, te weten, dat honderden Duitsche parachutisten onschadelijk gemaakt zijn! Onze jongens zullen paraat zijn; onze linies zullen het houden, onze waterwegen, onze Hollandsche Waterlinie, ze zullen onoverkomenlijke barricades vormen! En de gevaren die van binnenuit dreigen: de landverraders -N.S.B.-ers worden gearresteerd en naar Den Haag gevoerd. Hoeveel Honselersdijksche jongens vechten er bij Rotterdam, in de Betuwe, straks bij de Grebbelinie ?

Later, veel later pas zullen de berichten over hen binnenkomen... Frans T oussaint bij Gouda gesneuveld...; Cor Prins aan boord van een gebombardeerd vaartuig bij Calais waarschijnlijk omgekomen en met het brandende schip verdwenen in de diepte van de zee. Joh. Vreugdenhil en Koos Zuijderwijk na jaren teruggekeerd als lid van de Prinsesirene-brigade. Wij weten niet alles, wat zich daar afspeelt aan de grenzen, bij de linies, in Brabant. Wij hebben geen flauw vermoeden ervan, dat de vijand reeds veel verder is dan de radio- en de courantenberich- ten ons zeggen. Verschillende auto-bezitters worden opgeroepen. Zij moeten voor het Nederlandsche leger rijden. Die uit Honselersdijk vertrekken naar Hoek van Holland. Het is 11 Mei 1940.

In het Staalduinsche Bosch zitten reeds moffen.
Zware Duitsche bombardementsvliegtuigen snorren zonder ophouden boven de versterkingen aan den Nieuwen Waterweg. Een oorlogsschip in den Waterweg opent het vuur op de vijandelijke toestellen. De Honselersdijksche chauffeurs moeten dekking zoeken. 's Nachts vertrekken zij uit Hoek van Holland naar Rotterdam. Een afdeeling Hollandsche soldaten moet daarheen gebracht worden. Aan slapen wordt niet gedacht. "Let op de bovenramen", luidt het bevel. Het is al eerder voorgekomen, dat N.S.B.- ers vanuit daken zolderramen het vuur openden op voorbijtrekkende soldaten. De vijand spaart stad noch dorp. De hel. breekt los boven Rotterdam... . .Onze Jongens ontmoeten tal van angstige vluchtelingen. Hier komen een man en een vrouw aan, die niets anders' gered hebben van hun bezit dan een papegaai in een kooi en een schemerlamp Ginds komen twee kleine kinderen, blijkbaar broertje en zusje, aanstappen, rustig, met groote oogen van verwondering om al dit vreemde... Ze worden in een winkel in veiligheid gebracht.

Langzamerhand kunnen de chauffeurs naar huis terug keeren; ze hebben in achtenveertig uur niet geslapen. Verschrikkelijke tooneelen hebben zij meegemaakt. Sol- daten die de zenuwen niet meer de baas konden; menschen die krankzinnig werden... We leeren eindelijk iets te begrijpen van wat het beteekent: moderne oorlog. Er gebeuren nooit-verwachte dingen. De linies blijken voor den vijand niet allemaal 'n obstakel te zijn geweest. Zeker, ze zijn gevallen, de moffen, bij honderden en duizenden... De Grebbelinie heeft veel Duitsch bloed gekost. Maar ook Hollandsche jongens zijn gevallen. Er zal rouw zijn in vele gezinnen. En -wie vermoedt op dat oogenblik, dat dit !niet de laatste slachtoffers ;: zullen zijn!  Nederland gaat in den smeltkroes. ;'Dan komt het schokkende bericht, dat aan alle verwachtingen den bodem inslaat, dat velen doet vertwijfelen: Is het al zoover gekomen? 

H. M. de Koningin heeft Nederland verlaten... Zij is naar Engeland uitgeweken. Even stokt de adem van het Nederlandsche volk. Nederland voortaan zonder Oranje? De Ministers van de Kroon zijn H. M. gevolgd. En, de Nederlandsche soldaat vecht door. De wildste geruchten doen de rondte: had men H. M. niet naar het leven gestaan in Haar paleis; waren er zelfs onder de leden van de Hofhouding geen verraders geweest? De onzekerheid werkt verlammend. Nog is de hoop op Generaal Winkelman gevestigd. Dan breekt de veertiende Mei 1940 aan. De spanning bereikt het hoogtepunt. Maar dan, nog onverwachts, als een donderslag het bericht: Nederland heeft gecapituleerd. Men wil het niet gelooven. De Hollandsche jongens weigeren, hun post te verlaten. Vijf dagen oorlog en nu reeds... capitulatie? Maar de mededeel in gen uit het Nederlandsche Militaire Hoofdkwartier doen geen twijfe1 overblijven. Men moet er wel aan.

Capitulatie...
Dat beteekent, dat de Duitsche horden het lage land aan de zee zullen overstroomen, dat de Führer aller Germanen den scepter over het kleine Nederland zal zwaaien. Dat beteekent: een zee van ellende en jammer, honger, koude, overstrooming, vernie1ing, diefstal, roof. Dat beteekent duizenden en duizenden gemartelden, gefolterden, doodgeranseld en, vermoorden. Dat beteekent net einde van ontelbare Joodsche levens, mannen, vrouwen en kinderen. Dit alles zal men pas later, veel later, beseffen. Wat deze capitulatie beteekent, vermag nog niemand zich te realiseren. Het voorspel is ten einde. Het doek kan opgaan voor het drama zelve. Machteloos zijn wij. Daar blijft ons nog: het gebed. Alléén het gebed? Neen, "Ora et labora", zoo was de leuze van onze vaderen. "Bidt en Werkt". Die spreuk zal onze lijfspreuk worden.
En dus: aan het gebed paart zich: het verzet.

TWEEDE HOOFDSTUK

De Vogelaar, op bedriegen uit..
Het is ons wonderlijk te moede in dezen zomer van 1940. Wat zal het lot zijn van ons Vaderland? Verschillende van onze jongens keeren terug, teleurgesteld, ontmoedigd. De satellieten van Germanië zijn ook teruggekeerd uit hun tijdelijke gevangenschap; W.A. marcheert weer. Ook Mussert is uit zijn hooiberg gekropen en gelukkiglijk met Tante vereenigd. En de Duitsche Obermensche doen hun intrede. Met stilzwijgen worde" ze ontvangen. Er ligt in dat stilzwijgen verbittering, minachting, haat. Hoor ze snoeven, de moffen, die Honselersdijk binnentrekken: "Voor Weihnachten zijn wij thuis en hebben wij den oorlog gewonnen". De Westlander is niet op zijn mondje gevallen en het antwoord komt prompt uit den mond van een Dijkenaar: "Ja, met Weihnachten zijn jullie in je Heimat terug, maar als krijgsgevangenen". Het is spottend bedoeld, maar spreekt er ook niet uit deze woorden een weldadig optimisme, een sterk vertrouwen in de toekomst? Het is, meer nog, de geest van het verzet die hierin reeds te beluisteren is. De spreker zal allerminst vermoed hebben, dat de ineenstorting van de Duitsche macht nog vijf jaren op zich zou laten wachten. Duitschland zou vallen, dat stond van den beginne af aan voor velen vast.

Verzet!
Een electrische vonk, die overspringt van den een op den ander. Het begint zoo eenvoudig. Een veilingdag. Zwaar beladen groentenschuiten worden den veilinghaven binnengeboomd. Op den Nieuweweg rijden bakfietsen en wagens aan. Voor en in het veilinggebouw staan tuinders en handelaars in groepjes bijeen. Ook hier wordt geboomd. Geen groenten of fruit zijn ditmaal echter het onderwerp van gesprek. Kijk, daar staat een N.S.B.-er, de borst vooruit. Hij is een man van gewicht. "Nou heb je het toch maar eens gezien: een Regeering die de been en neemt, een Koningin die haar volk in de steek laat. Maar nu zal het anders worden..." "Slechter, bedoel je. Wat hebben wij van de Duitschers te verwachten!" "Man, Iet op je woorden, of je zal het gewaar worden, dat er met ons niet te spotten valt. Voel jij nog iets voor dat stelletje lafaards, dat de kuiten neemt, zoo gauw het hen te benauwd wordt. Nee, menschen, met "Leve de Willemien" is het voor goed uit". De meesten weten niet, wat ze zeggen zullen, durven ook niets te zeggen. Maar, daar opeens laat zich de stem hooren van een, in wiens borst de liefde voor Oranje nog niet is gedood. En op zijn woorden, zoo eenvoudig, maar zoo hartelijk gemeend gesproken, volgt een oogenblik van gespannen stilte. "Lafaards? Onze Koningin uit lafheid gevlucht? Haar volk in de steek gelaten? Klets is het." En als er niemand iets zegt, gaat hij verder: "Ja, dat zouden jullie wel leuk gevonden hebben, als de Koningin gebleven was. Weet je, wat er dan gebeurd was? Ze hadden haar opgepikt en naar Duitschland gebracht. Of dacht je van niet?" Gemompel. Een paar willen wat zeggen, maar hij is hen voor. "Maar nu is Zij in Engeland, vrij, ongehinderd. Nu kan Ze voor ons werken. En dat zal Ze. Oranje laat Nederland nooit in de steek." 

Ja, daar wordt menig hartig woordje gesproken.
Op de veilingen, maar ook op de Valbrug, een van de geliefkoosde vergaderplaatsen van de Dijkenaars, evenals bij de zandbak vlakbij het Brandspuithuisje. De krant wordt er bij gehaald. Men leest van de grootmoedigheid van den Führer, die de Nederlandsche soldaten niet in krijgsgevangenschap weg zal voeren naar Duitschland. Men komt er niet eens van onder den indruk. "Verroest!" zegt er een, heel onparlementair, "zalle me dien smeerlap hier krijgen!" Wat is-t-er, Arie?
"Nou, die vent uit Oostenrijk, ja, hoe heet-ie. lees jij het eens, Willem." "Seyss-Inquart. H'm! Moet je hooren! Decreet van den Führer van... "

"Wat is dat, decreet?"
"Val me nou niet in de rede... Een decreet, nou ja" dat is... enfin, ik zal je eerst eens laten hooren, wat er staat." "De Führer heeft bij decreet van 18 Mei 1940 benoemd tot Rijkscommissaris van de bezette Neder!andsche gebieden Or Seyss-inquart." "Een verrader..." Sssst!" "Ze magge het hooren!" "Wat zullen we nou weer gaan beleven!" zucht een oude Dijkenaar en schudt bezorgd het hoofd. Kom, 'k ga naar huis, zeg er een. "Ga je mee, mee, Arie? " En fluisterend laat hij er op volgen: "Je moet den Franschen zender eens hooren, moord-uitzending!" 

Sinds na de capitulatie de Neder!andsche Radio-omroep hopeloos verduitscht is, wordt door sommigen overgeschakeld op Frankrijk. Tot laat in den nacht zitten ze bij het toestel: het spant daar in België, straks in Frankrijk. Een worsteling op leven en dood. Soms wordt het zwakke geluid van het toestel overstemd door het gegons van tientallen vliegtuigen: de vergeldingsactie tegen Engeland is begonnen. Lang heeft de Führer in zijn grootmoedigheid gewacht, maar nu is zijn geduld ten einde... Voor elke bom, op Duitsch grondgebied afgeworpen, zullen er duizenden op Britschen bodem vallen. 

De courant meldt met vette letters:
De Rijkscommissaris voor de bezette Nederlandsche gebieden is heden in den Ridderzaal te Den Haag op plechtige wijze geïnstalleerd. En daaronder volgt zijn indrukwekkend betoog. Je zou er stil van worden. Wie had ook ooit vermoed, dat Seyssinquart het Nederlandsche volk zoo'n warm hart toedroeg? Wie had kunnen denken, dat hij, juist hij, die in grootmoedigheid niet voor zijn Führer onderdoet, zooveel vriendelijkheden aan dit Nederlandsche, maar toch Germaansche, volk, dat zoo nauw met de Duitschers verwant is, zou bewijzen! Ach, hoe heeft hij het betreurd dat die vijfdaagsche oorlog noodig geweest is! Er is, ja hoor maar!, ontroering in zijn stem, als hij de vergadering toespreekt: 
"Alle wapensuccessen en de heerlijkste overwinning, die ooit bevochten werd en nu in Vlaanderen werkelijkheid wordt, veranderen niets aan het feit, dat wij Duitschers in dit land liever met de open tot groet geheven hand, dan met de wapens in de vuist zouden zijn gekomen. Dit feit zal eens voor den rechterstoel der geschiedenis beslissend de verantwoordelijkheid voor al het ongeluk en alle verwoesting op de schouders leggen van hen, die tegen de verhevenheid van dit uur niet waren opgewassen."

"Laat-ie fijn zijn!" zegt Arie en spuwt minachtend zijn pruim vanaf de Valbrug in het water van de Prinsengracht. "Wij Duitschers echter, die heden met het inzicht in de aan het bloed gebonden waarden van een volk en een daardoor scherp geworden blik, door dit land gaan, ver- heugen ons over de Nederlandsche menschen. Wij verheugen ons over de kinderen. Wij wenschen de jongens hier toe, dat zij moedige, krachtige en parate mannen worden en wij wenschen de meisjes toe, dat zij goede vrouwen en blijde moeders worden in gelukkige gezinnen.

De Vogelaar, op bedriegen uit,
Den Vogel lokt met zoet gefluit...

Verstaat men de stem van den vogelaar? Is men op zijn hoede voor het verlokkend fluiten? Het is niet de eenige stem, die zoo verlokkend klinkt: luister maar naar Hauptdienstleiter Schmidt: "...hoe de bezettende macht zich steeds moeite heeft gegeven, het Nederlandsche volk kameraadschappelijk tot medewerking op te roepen..."

0, Nederland, Iet op Uw zaak!
"landverraders!"
"Moffenknechten!"
Vuisten gaan omhoog.
Rake klappen worden uitgedeeld.
De omgeving van de Valbrug is in een gevechtsterrein herschapen. Lang heeft men zich bedwongen. De handen hebben menigmaal gejeukt. 0, hoe is men hen gaan haten, die W.A.-mannen met hun hatelijk gezang, met hun brutale manieren! Uit Den Haag komen ze. Zij zullen aan die domme Westlanders wel eens laten zien, waartoe zij in staat zijn. Het zal uit zijn met dat geniepig gestook, met die uitingen van minachting voor hen, de dragers van de Germaansche cultuur. Maar Dijksche jongens laten zich niet zoo gauw uit het veld slaan. Zij hebben de koppen bij elkaar gestoken: een soort Knokploeg (de eerste in het Westland!) ontstaat. Vreemdsoortige wapenen hebben zij, deze eerste Dijksche K.P .-ers! Daar zijn knotsen bij, voorzien van ijzeren punten...

De Valbrug is gebarricadeerd. Maar de overmacht van de zwarthemden is te groot. De Mussertvrienden zijn fanatiek. Maar overwonnen zijn de Dijkenaars niet. 0, hoe haten zij die geüniformeerde schooiers! De geest van verzet is wakker geworden. Zij zullen het niet hebben, de goden van den tijd; Niet om hun erf te wezen heeft God het ons bevrijd...! De gevolgen van den oorlog doen zich reeds in het najaar van 1940 duidelijk gevoelen. De prijzen loopen omhoog.  Verschillende artikelen worden schaarsch. Vroeger een pakje van tien beste Kaveewee-sigaren voor dertig cent. Nu alleen :nog sigaren van twaalf, veertien en meer centen per stuk. We vinden dit schrikbarend duur en vermoeden allerminst, dat er een tijd zal komen, dat de sigaren, de goede vooroorlogsche, verkocht zullen worden voor tien gulden en meer per stuk. We maken kennis met het gehate woord: distributie. Het wekt herinneringen aan den vorigen Wereldoorlog. In November 1940 zijn de meeste artikelen al "op de bon." Nog hamstert, wie hamsteren kan. En er ontstaat een nieuw bedrijf: zwarte handel. Zoo gaat Nederland langzaam maar zeker de ellende in. Na Nederland zijn ook België en Frankrijk onder den voet geloopen door de Germaansche horden. Het is ongelooflijk. Daar is geen macht, die Duitschland zal kunnen bedwingen. En om nu nog te blijven volhouden: en toch gaan de moffen er aan, daartoe is meer noodig dan een weinig optimisme, daartoe is geloof noodig. Vertrouwen in de uiteindelijke zegepraal van het Licht op de duisternis.

De dag is vol van onrustbarende berichten, de nacht gevuld met motorgebrom van honderden vliegtuigen. In de steden loeien de sirenes bij luchtalarm; bij stil weer kunnen wij ze hier hooren. Op politiek gebied heerscht er een hopelooze verwarring. Nazi- en fascistenorganisaties vechten om de macht. De N,S.N.A.P., Zwart Front en de N.S.B, vliegen elkander letterlijk en figuurlijk in de haren. De Nederlandsche Unie trekt zijn tienduizenden, over het algemeen anti-nationaal-socialisten. Ook wij in Honselersdijk bemerken er iets van. De N.S.N.A,P.-ers plakken propagandabiljetten aan. Boomen en schuttingen vertoonen het resultaat van hun actie. Maar, vlugger dan de papieren aangeplakt zijn, worden ze door de Dijksche jongens afgescheurd. De Duitschers hebben auto's noodig. Prompt verdwijnt een aantal van deze zoo nuttige vehikels naar voor de moffen onvindbare plaatsen. "We laten ons niet kisten", zegt de Dijkenaar plat, maar veelzeggend. Er worden vrijwilligers opgeroepen voor chauffeursdien- sten ten behoeve van de Duitsche Weermacht in Frankrijk; het meerendeel van onze jongens bedankt stichtelijk voor die eer. Als we al Germanenbloed bezitten, dan is het toch van een andere samenstelling dan dat van onze "beschermers .

DERDE HOOFDSTUK

Die mij mijn Hert doorwondt...
Ja, wij Ieeren hen kennen, de Kultuurmenschen met hun ijdele beloften en hun fraaie woorden.
Wij geraken niet onder den invloed van de hoogdravende tirades van den grootmoedigen Führer. Wij ergeren ons alleen, wanneer wij lezen dat Adolf in een rede, gehouden voor den Duitschen Rijksdag op 11 December 1941, zijn getrouwen in vollen ernst mededeelt, dat "...de Heer der werelden de laatste jaren zoo veel grootsch aan ons gewrocht heeft, dat wij ons dankbaar buigen voor de Voorzienigheid, die ons bedacht heeft met de eer tot een zoo groot volk te mogen behooren." Een groot volk, inderdaad!

Maar: groot in de geraffineerdst uitgedachte kwellingen, groot in zijn weergaloos sadisme, groot in zijn volslagen gebrek aan menschelijk gevoel. Want reeds is een nieuw onrecht bezig zich te voltrekken. Het begint al in de Herfst van 1940. Duizenden goede Vaderlanders, die steeds behoord hebben tot het ijverigste, meest Oranje-gezinde deel van ons volk, worden uit hun ambt geschorst. Wat zij op hun kerfstok hebben? Niets!Het eenige dat hen van anderen onderscheidt schijnt de samenstelling van hun bloed te zijn.Tenminste, de Führer heeft verklaard, dat het edele Germaansche bloed vrij gehouden zal worden van alle invloeden van niet- Germaansche rassen. En daarom klinkt de leuze en nu ook in ons land: Weg met de Joden! 0, die Joden hebben al zoo veel op hun geweten! Zonder de Joden was deze oorlog niet gekomen. Heel het democratisch-plutocratische systeem is aan het vergiftigde brein van het Jodenvolk ontsproten. En dus nogmaals: Weg met de Joden! Neen, niet alleen uit de ambten, uit het geheele openbare leven moeten zij verdwijnen. Zij zullen op transport gesteld worden. Vught, Westerbork, Buchenwalde...'. Polen. Namen om nooit te vergeten. Razzia's worden gehouden. En, wie kans ziet, te ontvluchen, mag zich gelukkig prijzen. De maatregelen van den Duitschen bezetter volgen elkander snel op. In Januari 1941 worden de Joodsche artsen uitgesloten. Straks moeten allen die van Joodschen bloede zijn zich melden, teneinde een "J" op hun Persoonsbewijs te ontvangen. In 1942 komt de befaamde Jodenster, een geele vijfhoekige ster met in het midden het woord "JOQD" die zichtbaar op de jas gedragen moet worden. Vele niet- Joden - in Honselersdijk zijn er ook enkele die dat doen - dragen uit protest ook een Jodenster op de jas. Eind 1942 en begin 1943 volgt dan het systematisch weg voeren van de Joden. . Het resultaat? Van de ruim 100.000 Joden die Nederland voor den oorlog herbergde zijn er in Mei 1945 nog circa 5000 over!Het zijn niet alleen de mannen en de vrouwen die weggevoerd worden, ook zelfs jonge kinderen vallen ten prooi aan het nazi-monster. Rachel beweent hare kinderen, omdat zij niet zijn...

En daar komen ze.
In het geheim.

Langs vele wegen. Vluchtelingen.
Zij zoeken barmhartigheid bij de Christelijke volksgenooten. Ook in het Westland, ook in Honselersdijk. Een organisatie die deze menschen kan helpen is er nog niet. Ieder doet, wat zijn hand vindt om te doen, wat zijn hart hem ingeeft, wat zijn Christenplicht hem oplegt. Maanden en maanden hebben ze onder ons verkeerd, de Joodsche vervolgden, hebben zij aan onze tafels gezeten, hebben zij zich veilig gevoeld, landgenooten onder landgenooten. Namen behoeven hier :niet genoemd te worden. Eer en dank zoeken zij niet, die vervolgden geholpen hebben. Zij deden hun plicht. Verzetswerk van de zuiverste soort. Neen, de vijand heeft zich vergist, wanneer hij meende, een volk van gewillige kuddedieren in Nederland te zullen aantreffen. Wij zeggen niet veel. Wij geven alleen telkens weer van die stiekume prikjes. Een heirleger vlooien dat zich op een lichaam werpt kan irriteerender zijn dan een bijtende bulldog. Langzaam groeit de verzetsgeest. Er wordt contact gezocht. Men sluit zich aaneen. En toch ziet alles er zoo somber uit . In April 1941 overal successen voor de moffen.

De Duitsche legers zijn in opmarsch in Noord-Afrika. Agedabia, Benghazi, Derna, Tobroek, Bardia... De courant- en radioberichten griften deze namen vast in ons geheugen. Opmarsch in Joego-Slavië en Griekenland. In Juni 1941 de groote aanval op Rusland begonnen. We staren vol zorg op de kaart. Brest-Litowsk, Wilna, Dunaburg, Staiin-linie doorbroken, overtocht over de Djnepr... En zelfs de kleine Mussert geraakt in vervoering en reist naar Berlijn, om den geliefden Führer zijn onverbiddelijke trouw tot in den dood te verzekeren. En wat wil dan dat handjevol Nederlanders van verzet spreken! Ergens in Honselersdijk zit een tuinder en peinst op middelen, om den vijand dwars te zitten. "Al is de toestand nog zoo hopeloos, wij mogen niet bij de pakken gaan neerzitten, zonder meer!" zegt hij. En hij voegt den daad bij het woord. Reeds eerder heeft hij bewezen, uit het juiste hout gesneden te zijn. Hij was het, die in den zomer van 1940 zijn Vorstin verdedigde op de Dijksche Groentenveiling. Hij was een der eersten die de verzorging van Joodsche vluchtelingen ter hand nam. Hij zoekt en vindt contact met gelijkgezinden. Het volk moet voorgelicht worden, de oog en moeten opengaan voor het gevaar dat dreigt van de zijde van het anti-christelijke Nationaal Socialisme.

Geen beter middel daartoe dan de Pers en de Radioomroep. Maar de Pers is in handen van de nazivrienden, de Radio is op Duitsche leest geschoeid. Maar in het geheim verschijnt er toch voorlichtende lectuur: vlugschriften, nieuwsblaadjes, sommige gestencild, andere zelfs gedrukt. Vanuit Westerlee komt deze illegale lectuur en ook langs andere wegen komt ze het Westland binnen. Het gaat eerst op kleinen schaal, de verspreiding. Maar de blaadjes gaan van hand tot hand, van huis tot huis. Zoo is "Vrij Nederland" al spoedig ingeburgerd. Straks volgen "Veritas" en "Trouw". De vraag wordt steeds grooter, de oplage evenzoo. De illegale werkers sluiten zich vaster aaneen. . Er wordt behoefte gevoeld aan organisatie. ..
Er is zooveel noodig.
Hulp aan voortvluchtigen, lectuurverspreiding, wapenen, bonkaarten. Reeds staan verschillende goede Nederlanders in contact met de geallieerde legerleiding in Engeland. Reeds worden overal betrouwbare menschen aangezocht (meest oud-militairen), om inlichtingen te verschaffen over doen en laten van den vijand en over de plaatselijke situatie. Er is een O.D. (Ordedienst) in wording. Er komt straks op initiatief van Frits de Zwerver (Ds. Slomp) een Landelijke Organisatie voor Hulp aan Onderduikers (L.O.) tot stand. Zij hebben overal hun contactpunten. Ook in Honselersdijk. Jan Klapwijk is een der eersten die zich voor den Ordedienst ter beschikking stellen. Het zijn Dillenburg (Fros) en Van Bemmel (uit Monster) I die het contact met den Dijkschen Ordedienst onderhouden. Helaas zullen deze twee goede Vaderlanders het einde van den oorlog niet meer mede maken. In 1942 worden zij opgegrepen. Het contact gaat aanvankelijk verloren. In 1944 komt Dillenburg terug. Maar enkele maanden later moet hij onderduiken, vlucht naar Zwolle, wordt daar echter door den S.D. gearresteerd en enkele dagen voor de bevrijding van ons land op de IJsselbrug gefusilleerd.

Ondertusschen is het O.D.-werk, zoo goed en zoo kwaad als het gaat, voortgezet. Per koerier worden uit Honselersdijk berichten naar Den Haag gezonden. Zij betreffen voornamelijk de militaire situatie in het Westland. Het doen en laten der N.S.B.-ers wordt nauwlettend gadegeslagen. Maar de vijand zit ook niet stil. Nieuwe maatregelen worden door de bezettende macht afgekondigd. De politieke partijen worden ontbonden. De N.S.B. zal voortaan de eenige partij zijn die aanspraak kan maken op het recht, den politieken wil van het Nederlandsche volk te vormen. De Vakorganisaties worden opgeheven. Het Nederlandsche Arbeidsfront (N.A.F.) zal vreugde en arbeid brengen voor de Nederlandsche arbeiders. Het brengt echter alleen vreugde en een welvoorzienen buidel voor de heeren leiders. En onze Westlandsche tuinders krijgen op zekeren dag bericht, dat zij lid zijn van den Nederlandschen Landstand. Uit dankbaarheid hiervoor zijn zij verplicht, binnen een bepaalde termijn hun bijdrage voor den Nederlandschen Landstand te storten. Het meerendeel van onzen tuinders trekt zich echter van alle bedreigingen niets aan en smijt de dwangbevelen in de kachel. Er is met die stugge Hollanders niets te beginnen. Dan waagt de mof zijn laatste kans.

Hij doet een greep naar de Jeugd.
Als hij de Nederlandsche jongens en meisjes maar kan infecteeren met de nazi-ideeën, als hij het gezinsleven maar kan aantasten, dan, dan is de toekomst voor hem. En zijn middelen om dat doel te bereiken zijn zoo geraffineerd. Het lijkt zoo onschuldig. De Jeugd moet in den Arbeidsdienst worden ingeschakeld. Praktisch werk zal zij moeten verrichten. Zij zal lichamelijk - en geestelijk - gevormd worden. Maar er schuilt ergens een adder onder het gras. Zal men die zien? 
Hoe zullen de ouders, hoe zullen de jongens op de nieuwe moffen maatregelen reageeren?

VIERDE HOOFDSTUK

De Jeugd actief!
Wat een ongerustheid in tal van gezinnen! Wat moeten wij met onze jongens doen? Mogen wij hen afstaan aan den Arbeidsdienst? Is hij niet een verkapt nazi-opvoedingssysteem? Maar als onze jongen niet gaat, wat dan? 0, we hebben zoo langzamerhand genoeg gezien van de moffen mentaliteit, om te kunnen vermoeden, wat het gevolg zal zijn. Zullen de ouders niet aansprakelijk gesteld worden voor het wegblijven van hun jongens? En als onze jongens niet gaan, kunnen ze dan nog wel thuis blijven? Honderd vragen... één antwoord. Wij mogen niet!

Om des gewetens wil niet.
Geen steun aan de anti-christelijke macht! Weigeren. Het koste, wat het kost. En - ze gaan niet, onze jongens. Er moet iets voor deze weigeraars gedaan worden. Ieder helpt op zijn wijze, zoekt een "onderduik" plaatsje, liefst bij kennissen buiten de provincie. Ook in de Kerkeraden van Honselersdijk wordt deze kwestie besproken. De ouderlingen van de Gereformeerde Kerk zoeken de ouders op, wier zoons naar den Arbeidsdienst moeten gaan. Zij wijzen hen op hun plichten ten aanzien van hun doopsbelofte. Zij zoeken contact met enkele personen buiten den Kerkenraad. Zoo komt een groepje bijeen, dat het werk krachtig ter hand zal nemen: Oom Kor, Cees, Rien en Wim. Een paar van hen reizen naar Overijssel, waar ze met Ds. Roukema uit Berkum en Ds. Wassink uit Nieuw-Leusen overleggen, wat er gedaan kan worden. Een aantal Overijsselsche boeren wordt bezocht. Een twintigtal van hen verklaart zich bereid, een onderduiker in huis te nemen. Weldra wordt de eerste groep Arbeidsdienstweigeraars weggebracht. Anderen volgen. Alles verloopt vlot. Maar daarmee zijn ze er niet. Er moeten levensmiddelen - kaarten komen en stamkaarten. Ook hierin wordt voorzien. Dank zij onze K.P.-ers (K.P. is Knokploeg) krijgen onze jongens geregeld hun noodzakelijke bescheiden.

Dan komt er een kink in de kabel.
De S.D. doet een huiszoeking bij een der Honselersdijksche verzetsmenschen en vindt in zijn huis helaas aanteekeningen die wijzen naar onze ondergedokenen.  Een zending exemplaren van "Trouw" vinden ze niet: die liggen veilig onder de matras van de vrouw des huizes die kort tevoren bevallen is en nog te bed ligt. Gelukkig is haar man niet thuis. Ijlings reist een der vrienden naar Overijssel om te waarschuwen. Helaas, het alarmeerend bericht wordt niet tijdig genoeg doorgegeven met het gevolg, dat binnen 24 uur de S.D. in Berkum en Nieuw-Leusen een razzia houdt en... enkele onderduikers en boeren opgrijpt. De arrestanten worden: naar Rotterdam gebracht. Met veel moeite krijgt de Dijksche verzetsbeweging contact met enkele bewakers van het Haagsche veer en door hun bemiddeling is briefwisseling met de arrestanten mogelijk. Daarbij worden deze voorzien van voedsel door de Dijkenaars. De gearresteerde boeren worden tot zes maanden gevangenis straf veroordeeld. Zij moeten een verklaring teekenen, dat zij nimmer meer aan onderduikers hulp zullen verschaffen. Eén weigert, de anderen doen het, maar nemen zich voor, zoodra zij hun straf uitgezeten hebben, hun verzetswerk voort te zetten.

Er wordt voor gezorgd, dat de arrestanten een verdediger krijgen. Honselersdijk neemt op zich, de rekening van deze advocaten te betalen. Maar nu blijkt ook het verschil tusschen menschen die zich beiden Nederlander noemen. De één zegt: "Tegenover den vaderlandschen daad van deze boeren wil ik van mijn kant een kleine daad stellen. Geef mij alleen mijn reis- en verblijfskosten maar." De andere advocaat echter rekent tweehonderd gulden per persoon voor een verdediging. Hij verdedigt er vier tegelijk. De heele zaak is in een half uur afgeloopen. En meneer heeft achthonderd gulden verdiend. Van onze gearresteerde onderduikers zijn er twee naar Amersfoort gevoerd. Een van hen wordt weldra naar Duitschland gebracht. Op de jongens in het kamp te Amersfoort wordt druk uitgeoefend, vrijwillig zich aan te melden voor arbeid aan het front. Velen zwichten - en het is begrijpelijk! - voor de bedreigingen; een klein aantal, waaronder ook Cor van der Hout uit Honselersdijk, weigert hardnekkig, ondanks bedreiging, ondanks mishandeling. Na maanden wordt Van der Hout ontslagen, afgekeurd. Maar hem hebben zij er niet onder gekregen.

Chris Vreugdenhil en Frank Molenaar, eenigen tijd later, worden in hun onderduikplaats door de moffen opgepikt. Nieuwe zorgen bij de Honselersdijksche verzetsmenschen!  Chris komt terecht in het kamp "Erica" te Ommen. Zes maanden later wordt het kamp door Engelsche vliegeniers gebombardeerd. Ook Chris wordt getroffen; zijn rechter. onderarm wordt zoo goed als verbrijzeld. Toch blijft hij de volgende maanden vol moed en mag tenslotte het genoegen smaken, na de capitulatie van Duitschland in zijn familiekring terug te keeren. Anders vergaat het Frank Molenaar en Piet Eisberg. Zij worden naar Duitschland gevoerd en komen in het gevreesde kamp Neuengamme terecht. Zij zullen hun geboorteplaats niet meer terug zien. Ver van ouders en vrienden strijden zij in het concentratiekamp hun laatsten strijd...

Nog meer Dijksche slachtoffers zullen er te betreuren zijn.
In Gelderland zit Jacob Stigter ondergedoken. Hij geeft zich met hart en ziel voor het illegale werk. Bij een overval wordt hij gewond. Een betrouwbare arts wordt ontboden. Hij verleent de eerste hulp en besluit, Jaap in veiligheid te brengen. Onderweg wordt zijn auto echter aangehouden door den S.O. en Jaap en tevens de dokter worden gearresteerd. Jaap belandt tenslotte in het beruchte kamp te Vught. Maar hij vertwijfelt niet. Hij weet, dat zijn leven in Gods hand is. Hij is zijn medegevangenen tot steun. Totdat de dag aanbreekt, dat hij voor het vuurpeloton verschijnen moet... Het salvo brandt los. Weer is een jong leven door den niets ontzienden vijand vernietigd. Kameraden, trouw tot den dood... Wij zullen hen nooit vergeten. En, helaas, het zijn maar enkelen van de duizenden. De offers die Nederland brengen moet in deze heillooze dagen zijn wel bijzonder zwaar.

En toch blijven velen nog blind voor de groote gevaren die ons bedreigen, in het bijzonder op geestelijk gebied. Nog gaan duizenden vrijwillig naar het moffenland, waar ze ingeschakeld worden in de moffen-industrie. Velen ook worden gedwongen te gaan. En de mof kraait victorie. Hoor Hauptdienstleiter Schmidt op 31 Juli 1942 met innige voldoening het zijn kameraden toeroepen: "De Duitschers zijn geen onmenschen, want over iederen medewerker, die tot hun Germaansche ras behoort, verheugen zij zich." En even verder: "Het is dus slechts een kwestie van tijd, wanneer de bolsjewisten en plutocraten hun wapens moeten neerleggen. In het Oosten gaat het Bolsjewisme zijn vernietiging tegemoet. Overwinnen zal het nationaal socialisme in ieder geval."

En enthousiast wordt hij, wanneer hij verklaart: "Zoo heeft onze nationaal socialistische kameraadschap bewezen een echte kameraadschap te zijn, een kameraadschap die dag in dag uit dezelfde zal blijven. Eens zullen alle fatsoenlijke menschen door onzen roep ontwaken. De driehonderdduizend Nederlandsche arbeiders, die thans reeds in Duitschland werken en produceeren en daar hun plicht doen, hebben eveneens dezen roep gevolgd. Er zijn vele jonge Nederlanders die bereid zijn den oorlogstijd voor hun eigen vorming te benutten en die dus in de naaste toekomst eveneens naar het Rijk zullen gaan. Hebben onze onderduikers, onze gefusilleerden zich zoo vergist? Veel hebben onze ondergedoken jongens beleefd. Dikwijls hebben zij in moeilijke situaties verkeerd. Moedig hebben de meesten er zich door geslagen. Daar heb je Chris.

Hij is met nog twee jongens ondergedoken bij een vrouw, wier man gevangen zit. De jongens slapen boven in het huis. Op een nacht wordt er hard gebeld en op de deur geslagen. De landwacht staat voor de deur. Voordat de jongens kans gezien hebben, zich aan te kleeden, is de landwacht al in huis. De drie onderduikers schieten op het balcon af. Even kijken ze elkaar aan: zullen zij het wagen?

Dan!
Nummer een springt. Twee volgt.
Ze komen behouden op den grond terecht.
Dan de derde.
Hij 'springt... maar, 0 wee!, hij blijft met zijn been aan een antennedraad haken, valt, maar komt er met een gekneusden enkel af. De landwacht heeft onraad gehoord. Schoten knallen. De jongens zien kans, er van door te gaan. Tot den morgen toe blijven ze verscholen in een varkenshok. Eindelijk wagen zij het, op verkenning uit te gaan. In het verlaten huis kleeden zij zich aan en gaan er dan van door. En Chris wandelt uit Noord-Holland naar Honselersdijk toe, waar hij bij Oom Kor om raad komt. Deze brengt hem in een verschrikkelijk noodweer naar Schipluiden, waar Ds. de Koning en zijn zoon Jan al zoo menigmaal een onderduiker geholpen hebben. Niet lang daarna worden deze twee moedige verzetsmensen, die altijd met raad en daad klaar stonden, gearresteerd. Er zijn echter ook onderduikers, wien het wel eens aan moed ontbreekt. Er moest er een naar Oudewater gebracht worden. Laten wij hem maar Kees noemen. Een van onze menschen zal hem wegbrengen. Op de fiets gaat niet; dan maar met de trein. "Als er maar geen controle is". "Och kom," is het antwoord van Kees' begeleider, "In die en die trein is er nooit controle." Hij heeft het al zoo vaak gezien. Maar... niet ver van Gouda: toch controle! Onze verzetsman heeft echter voor heeter vuren gestaan.

"Kees", zegt hij, "Jij voor den uitgang gaan staan. Ik zal mij plotseling flauw laten vallen en doen., alsof ik het erg benauwd heb." Een buurman, mede in het complot genomen, zal gauw aan de noodrem trekken en Kees moet zien, dat hij door de verwarring het klaar speelt, in een andere coupé te komen. . In plaats van dankbaar te zijn voor deze oplossing, zegt Kees met een benauwd gezicht: "Ik wil het wel doen, als jij met mij meegaat." Dan moet er maar een andere oplossing gevonden worden: Kees moet in de W.C. Nu heeft hij twee kansen: in de eerste plaats, dat zij in Gouda zullen zijn, voordat de moffen aan het eind van den wagen zijn en in de tweede plaats, dat de controleerende slaven halers niet in de W.C. zullen kijken. Het eerste gebeurt. Nog één bank moet gecontroleerd worden en... daar stopt de trein in Gouda. De controle stapt, precies zoals onze vrienden het gehoopt hadden, over op de lijn Rotterdam. Ondertusschen tracht de S.D. vat te krijgen op de leiding van het verzet in Honselersdijk door het verrichten van verschillende arrestaties. W. Voogt Pzn. wordt gearresteerd, omdat hij in zijn winkel aan de Dijkstraat Oranjestrikjes in een doos heeft. Waarschijnlijk hebben ze hem voor een ander aangezien. Hoe het zij: Voogt wordt weggevoerd en brengt verscheidene maanden in Vught door.

Ook enkele anderen worden gehaald.
Doch de moffen kunnen nog niet de juiste draden in handen krijgen. Neen, het verzetswerk gaat door, ondanks arrestaties en bedreigingen. Ten behoeve van ambtenaren en anderen die genoodzaakt zijn, onder te duiken, is het Nationale Steunfonds (N.S.F.) in het leven geroepen. De gezinnen van de ondergedokenen moeten gesteund worden. Er is veel geld voor noodig, maar het komt er. Voor het Westland worden de zaken van het N.S.F. geregeld vanuit Honselersdijk. Het N.S.F. doet prachtig werk en maakt voor velen, onder wie politie-ambtenaren en ambtenaren van Gemeente-secretarieën, het onderduiken gemakkelijker door hun de zekerheid te verschaffen, dat hun gezinnen niet onverzorgd achterblijven, terwijl ook zij zelf zoo noodig geholpen worden.

Het positieve deel van ons volk verstaat zijn plicht en ook de jeugd blijft niet achter.

VIJFDE HOOFDSTUK

Zij zullen het niet hebben...
Wat blijft er over van de verlokkende beloften van den bezetter?
Eén pennestreek, één bevel, één nijdige bui van een der heeren moffenleiders en... de strop wordt nauwer aangehaald.

Er klinkt protest.
Keer op keer laten de Roomsch Katholieke Bisschoppen hun waarschuwende stem hooren in indrukwekkende kànselboodschappen. Steeds opnieuw zenden de Protestantsche Synoden hun verweer in zee. Het zijn de stemmen van het verzet. Menig protest wordt door de onderscheidene Kerken, samenwerkend in het I.K.O. (Interkerkelijk Overleg), gericht tot de bezettende macht. Men leze slechts het schrijven van de Protestantsche Kerken en de RoomschKatholieke Kerk aan den Rijkscommissaris d.d. 17 Februari 1943. Wij lezen daarin onder andere: " Zij hebben zich meermalen tot U gewend met ernstig beklag over de voortschrijding van het onrecht tegenover het Nederlandsche Volk, waardoor ook de Kerken zich diep getroffen gevoelen." 

"...De Kerken hebben reeds gewezen op: de toenemende rechteloosheid; het ten doode vervolgen van Joodsche medeburgers; het opdringen van een levens- en wereldbeschouwing, die lijnrecht in strijd is met het Evangelie van Jezus Christus; den verplichten arbeidsdienst als nationaal-socialistisch opvoedingsinstituut; het aantasten van de vrijheid van het Christelijk onderwijs; het gedwongen tewerkstellen van Nederlandsche arbeiders in Duitschland; het ter dood brengen van gijzelaars; het gevangen nemen en het gevangen houden van velen, o.a. van kerkelijke ambtsdragers onder zoodanige omstandigheden, dat reeds een ontstellend aantal in de concentratiekampen het offer van hun leven moesten brengen; Thans is daarbij gekomen het als slaven opjagen, grijpen en wegdrijven van duizenden jonge menschen. Voor al deze handelingen is in toenemende mate het recht Gods geschonden..." Neen, onze vijanden zullen het niet hebben, ons oude Nederland, onzen volksgeest, onze geestelijke en moreele goederen.

De vijand voert onze jongens en mannen naar het land, waar de dood loert op alle wegen. Maar zij duiken onder, want zij zullen onze jeugd niet hebben. De vijand sleurt Joden uit hun huizen, maar velen vinden een onderdak, hulp en bescherming bij barmhartige landgenooten, want... zij zullen hen niet hebben, deze vervolgde Nederlanders. Predikanten en Pastoors worden naar de concentratiekampen gevoerd, maar daar zetten zij hun werk voort onder hun medegevangenen en wie zal zeggen, hoeveel van deze beklagenswaardige slachtoffers zij steun en troost hebben gebracht? Want... zij zullen hen niet hebben, de geestelijke leiders van ons volk. Gijzelaars worden in arrest gesteld; in Augustus 1942 worden er vijf van hen terechtgesteld als vergeldingsmaatregel voor sabotagedaden van Nederlandsche verzetsmenschen. Toch gaat het verzet door, want zij zullen het niet hebben, noch in geestelijk, noch in politiek, noch in moreelopzicht. En zoo volgen er vele maatregelen en verordeningen. En zoo groeit al meer de haat, zoo neemt het verzet al meer in omvang toe. Er worden door de Duitschers fietsen gestolen; zij noemen dat vorderen.

Er komt een uitgaansverbod voor de nachtelijke uren tusschen middernacht en vier uur 's morgens. En, och arme!, duizenden Nederlanders gaan gedwee hun koper inleveren bij de moffen; zij zullen het in den vorm van granaten terugontvangen. Maar... tienduizenden Nederlanders stoppen hun koper onder den grond. De rantsoenen levensmiddelen verminderen van week tot week: in Juni 1942 krijgen wij nog één kg aardappelen per man per week. Het groentevervoer naar de stad wordt verboden; er komt strenge controle op de wegen. Toch gaan er nog wekelijks duizenden kg groenten en vruchten langs clandestiene wegen naar de stad. Er komen zinken munten; zilver- en bronsgeld moet ingeleverd worden. Ook deze inlevering wordt geen succes. De dagbladen worden ingekrompen wegens papierschaarschte. Wij vinden het geen verlies. Wie nog een courant leest, doet dit, om op de hoogte te blijven van de distributiemaatregelen of om eens hartelijk te lachen om de grootspraak in de Duitsche Wehrmachtsberichten.

Wij hebben de couranten overigens niet noodig, om op de hoogte te blijven van de oorlogsgebeurtenissen. Wij hebben behalve de radio onze eigen bladen die ons hieromtrent inlichten. Zie ze daar gaan, onze lectuurverspreiders! Weer, of geen weer, ze gaan er door! Vanuit Honselersdijk wordt thans het geheele Westland voorzien. "Trouw", "Op Wacht", "Vrij Nederland"... De jongens van de K.P. brengen ze naar het Westland. Het gaat met levensgevaar. Maar zij weten waar het om gaat: ons volk moet wakker worden, de oogen moeten geopend worden voor de gevaren die dreigen aan allen kant, er moet voorlichting zijn, principiële voorlichting. En het is de koerierster Trina, die onvermoeid, onverveerd dag in dag uit zich met hart en ziel geeft aan dit werk. Gevaar schuwt zij niet. Kilometer na kilometer legt zij af, ondanks bandenpech, ondanks, wat erger is, moffen- en N.S.B.-controle. Belooning vraagt zij niet.

Zij weet maar één ding: het is noodig.
En daarom gaat zij, en brengt de bladen en pamfletten naar alle Westlandsche plaatsen. De L.O. (Landelijke Organisatie voor Hulp aan Onderduikers) heeft voor het Westland bij Oom Kor in Honselersdijk haar centrale punt. Hoe dikwijls zullen daar in de voorkamer aan den Mariëndijk geheime vergaderingen gehouden zijn? Hoe worden daar de moeilijkheden en de zorgen van onze jongens met elkander besproken! Hoe wordt er steeds weer getracht, voor de talrijke puzzels een oplossing te vinden! Uit de L.O. is de K.P. voortgekomen. Prachtig werk doen deze jongens! Zij zorgen voor de bonkaarten en voor het transport van de illegale lectuur naar het Westland. Zij zullen straks de kraakjes uitvoeren die noodig zijn, om het werk van de L.O. geregelden voortgang te doen vinden. De stuwende kracht bij dit alles is Bertus (L. M. Valstar uit Naaldwijk.) Terwijl Bertus reeds in de jaren 1940 tot 1942 allerlei menschen opzocht en met hen besprekingen hield over mogelijkheden, om den vijand op ieder gebied te weerstaan, boden zich de eerste kansen, toen er menschen waren die moesten onderduiken en officieren die zich moesten melden in verband met terugvoering in krijgsgevangenschap.

Toen het woord "onderduiker" nog een onbekend woord was, waarvan slechts weinigen gehoord hadden, had Bertus reeds een onderduiker in huis. In het begin van 1943, kort nadat Lucas en Neervoort uit Naaldwijk en Dirk Voskamp Jr. uit Honselersdijk tengevolge van sabotagedaden hun vrijheid verloren en de eerstgenoemde als gevolg hiervan reeds vrij spoedig zijn leven moest geven, terwijl Dirk Voskamp in een Duitsch concentratiekamp tengevolge van mishandelingen het leven liet, werden de wekenlang besproken plannen om de L.C.C. te Naaldwijk te kraken ten uitvoer gebracht. Hieraan wordt onder andere deelgenomen door "kleinen Niek" (Nico Koers uit Naaldwijk, die later in Rotterdam gefusilleerd werd). Deze kraak, waarbij de buit zeer belangrijk was in verband met de registratie voor den zoogenaamden "Arbeitseinsatz", werd de eerste op dit gebied in het Westen des lands.

Zooiets geeft den burger moed! Hóe meer het water wast, hoe krachtiger onze pogingen worden, om ons daaraan te ontworstelen. Kort daarop komt het plan, de bevolkingsregisters van Naaldwijk en 's-Gravenzande te doen verdwijnen. Echter, op het laatste moment wordt dit plan verraden. De S.D. weet echter slechts één naam, die van Bertus. Hij kan zich nog ter elfder ure redden, de vlucht nemend zonder schoenen aan de voeten. Toch wordt een zestal Naaldwijkers gearresteerd. Hoewel niets met het geval uitstaande hebbend, worden zij weggevoerd en komen in een concentratiekamp terecht. Nu Bertus ondergedoken is, wordt - ondanks de vreeselijke omstandigheden en gevaren - het verzetswerk zijn eenig doel, waaraan hij zich met ijver gaat wijden. In samenwerking met geestverwanten wordt onder zijn leiding al spoedig de eerste werkelijke K.P. in het Westland gevormd die in den Zomer van 1943 een heele reeks van overvallen op Distributiekantoren en Bevolkingsregisters begint, om te kunnen voorzien in de groote behoefte aan bonkaarten en bescheiden voor de duizenden die moeten onderduiken.

Zijn groot organisatie talent en de reizen die hij door het geheele land maakt hebben daarna zeer veel bijgedragen tot een landelijke organisatie der K.P., terwijl hij persoonlijk de organisatorische leiding heeft in West-Nederland. In Mei 1944 wordt Bertus te De1ft gearresteerd. Om zijn aanwezigheid aldaar te verklaren e~ zijn ware bezigheden te verbergen, dichts hij den Politie-autoriteiten een gefingeerd verhaal op.De S.D., aan wien hij, dank zij de voorbeeldige houding van enkele hoogere Politie-menschen, toch als "terrorist" wordt uitgeleverd, komt, mede door verraad, al vrij spoedig tot de waarheid en zoo komt Bertus, nadat enkele bevrijdingspogingen verijdeld zijn, in de gevreesde bunker van het kamp te Vught terecht. Feller en moediger dan ooit tevoren vecht hij daar voor zijn vrienden en voor zijn eigen leven, hoewel hij geen hoop meer mag hebben, dit te behouden. Maandenlang verhoor volgt volgens S.D.-methode, maar zijn onverzettelijke wilskracht en bovendien zijn zich volkomen veilig weten in Gods almachtige hand, doet hem staande blijven. Niets baat den S.D., om hem klein te krijgen. De vele getrotseerde gevaren en hetgeen hij in Vught moet ondergaan, maken hem tot een groot man die klein is tegenover God en daarmede begrepen heeft den werkelijken zin en inhoud van dit leven.

Voor zoover wij kunnen nagaan wordt Bertus in het begin van September 1944 te Vught gefusilleerd. In Mei 1946 heeft H.M. de Koningin de nagedachtenis van Bertus willen eeren, door hem posthuum het Verzetskruis toe te kennen.

Voorjaar 1943.
Er heerscht een zekere opwinding bij verschillende van onze landaenooten. Geen wonder. Er gaan geruchten over een Geallieerde actie in ons land. Hoe? Wat? Men weet het niet. Maar sommigen houden hardnekkig vol: met Mei zijn wij bevrijd. De vlam van haat laait hoog op. De Geallieerde legers zullen komen, over zee, door de lucht. Zij zullen voor ons vechten. Maar wij zullen niet achterblijven. Neen, wij zullen hen helpen. De vijand heeft zijn handen vol. In het Oosten zijn de Duitsche horden tot staan gebracht, definitief. Sinds de worsteling om Stalingrad trekken zij langzaam maar zeker terug. En niet alleen in Rusland, ook op de andere fronten is het uit met de Duitsche victorie. Dat geeft moed.
Dat doet het verzet toenemen.
En, plotseling, gaat het als een electrische schok door het geheele land: staken! Alle bedrijven moeten stilgelegd, geen trein mag meer rijden, geen fabrieksmotor draaien, geen tuinder veilen... Algemeene staking! Het komt als een volkomen verrassing. Vele bedrijven liggen stil. In de Dijkstraat staan groepjes bijeen. Ieder is vol van de gebeurtenissen van deze dagen. De groenten blijven thuis. De meeste tuinders werken niet. Hoe zullen de Overheidsbedrijven zich houden?

Wat zal de bezettende macht doen?
Uit Londen komen waarschuwende berichten. Het is nog de tijd niet voor massaal verzet. Onderschat den vijand niet! Wat zullen wij, ongewapende Nederlanders, beginnen tegen bommen en mitrailleurvuur?

De vijand dreigt.
Arrestaties in verschillende streken van ons land moeten de schrik er in brengen. Laag vliegen Duitsche vliegtuigen boven de huizen. En langzamerhand dooft het enthousiasme. Verschillende van onze plaatsgenooten worden weggevoerd, in arrest gesteld. Niets is er bereikt. Tenzij... dit, dat de vijand eens heeft kunnen zien, wat er leeft in het Nederlandsche volk. Geen terreur, geen roof, geen moord, geen bedreiging heeft de veerkracht van dit dappere volk kunnen breken! En wederom wordt bewaarheid: Zij zullen het niet hebben, ons oude Nederland; Het bleef bij alle ellenden Gods en der Vaad'ren pand.

ZESDE HOOFDSTUK

Het wassende water...
De mof zal ons wel klein krijgen. Hij zal ons net zoo lang het vergif indruppelen, tot ook wij ons bewust worden van ons Germaansche bloed, tot ook wij ons scharen zullen in het leger der kuddedieren. En daarom moet alle Geallieerde propaganda geweerd worden. Mochten wij al sinds lang niet meer naar de Geallieerde zenders luisteren, nu worden ons ook onze radiotoestellen ontnomen. Althans, de mof tracht ze ons afhandig te maken. Inleveringsplicht! Alleen, wie zijn arm schuin omhoog strekt en: Houzee! of: Heil Hitier! wil brullen, mag zijn toestel behouden. Maar dat zijn er maar weinigen. Want wij roepen wel: Hou Kippen!, maar niet: Houzeei Echter, alle man die bloode en versaagd is gaat, zijn dierbaar toestel onder den arm, naar Naaldwijk, zich troostend met de gedachte: Ik krijg er straks nog een paar duiten voor terug. Want zoo is die goeie mof; hij wil niets voor niets! En wie zich geneert, om met zijn toestel over straat te loopen, voor hem staat een speciale besteldienst klaar, die à raison van één gulden voor hem het instrument wegbrengt. Wat een behulpzame Nederlanders heb je toch!

En dan zijn daar de eigenwijzen die altijd tegen den draad in moeten zijn! Die het eenvoudig vertikken, aan den oproep gevolg te geven. Die stoppen hun toestel in het kolenhok, in het orgel, in een kast, in een gat onder de kamervloer En als de Londensche radio-uitzending met zijn berichten programma begint, duikt die eigenwijze baas in zijn radio-schuilplaats, haalt het toestel te voorschijn en luistert met innige voldoening naar de frontberichten. Want, alles, wat eigenlijk niet mag, geeft des te groter voldoening! En zoo komt het nieuws toch in circulatie. Voor één gat zijn wij niet te vangen! Soms krijgen wij straf, alsof wij ondeugende kinderen zijn. Na de befaamde staking moeten wij van 's avonds negen uur tot 's morgens vier uur binnen blijven. Het is een hard gelag. Dat wil niet zeggen, dat wij ons er steeds aan houden. Het wordt een sport, de moffen en N.S.B.-ers uit de voeten te blijven en 's avonds de straat over te sluipen naar vrienden en buren. Het laatste nieuws moet toch verteld worden! Op 30 Juli 1943 wordt onverwachts een aantal Honselersdijkers en Naaldwijkers opgepikt. Ze worden naar Rotterdam gebracht. Verschillende van hen worden naar het kamp te Vught overgebracht.

Er is schrik en ontsteltenis op den Dijk.
Nog steeds tracht de mof, daarin ijverig geholpen door de N.S.B.-ers, door willekeurige arrestaties de leiding van het verzet op het spoor te komen. De gevangenen keeren in December 1943, na bange maanden in het concentratiekamp te hebben doorgebracht, naar huis terug.

Het water wast.
Het stormsein hangt uit. Weest op Uw hoede! Maar onze menschen zijn paraat. Op steeds groter schaal wordt de illegale lectuur verspreid. De oplage van "Trouw" bedraagt weldra 2000 exemplaren voor het Westland. Hulde aan drukker Van Dam (zijn eigen naam is Van der linden) te Den Haag, die dit blad ondanks de ongelooflijkste moeilijkheden gedrukt heeft. Het zegt toch wel iets, dat er in den loop van de laatste bezettingsjaren 1.000.000 exemplaren door hem zijn gedrukt! Om nog niet te spreken van de vele overige geschriften op illegaal gebied. Ook andere bladen worden in steeds grooter oplage verspreid. Daar zijn "Veritas", het "Nieuwsbulletin" en "Parool". langs vele wegen komen zij hierheen. En het zijn lang niet allen menschen uit de officiële verzetsbeweging die hieraan medewerken. Trouwens, het zou van kortzichtigheid blijk geven, wanneer wij het verzet alleen zochten bij leden van organisaties als l.O., l.K.P. en andere. Daar zijn er die elk op hun eigen wijze ook een steentje bij dragen tot het welzijn van de goede zaak. Pastoor Mudde (t 1946), de Weleerwaarde Heer Koerselman, voorganger van de Nederlandsch Hervormde Evangelisatie, Ds P. van Hoven, Gereformeerd Predikant (t 1946), zij wekken hun gemeenteleden op tot trouw aan de goede zaak, in predikatie, gebed en huisbezoek.

Het water wast!
De gevaren loeren overal. Verraad, loslippigheid... En wie zal tellen het aantal slachtoffers van deze twee? En de landwacht loert De landwachters met hun hagelspuit worden berucht. Stropers zijn het. Niets is voor hen veilig. Banden, carbid, petroleum, voedingsmiddelen , onderduikers. Wij kennen ze weldra maar al te goed. We schuwen ze. Van Geest en Van der Weiden, Van der Hout en Poortman, De Jong en Verbeek en zoovele anderen. We leven mede met de Maasdijksche onderduikers die door laf verraad er in loopen en zich zoo dapper toonen. Eind 1943 breekt er brand uit in de Dijksche Groentenveiling, ge1egen aan den Nieuweweg. De oorzaak? Is het sabotage?

De daders zijn onvindbaar.
Twee grote loodsen met veel fust gaan verloren. Er komen tegenmaatregelen van den mof. We moeten "wachtlopen". Alle mannelijke ingezetenen van de gemeente Naaldwijk krijgen in December 1943 en de eerste maanden van 1944 een oproep, om gedurende enkele uren van den dag of... van den nacht op wacht te staan, sommigen bij een der veilingen, anderen bij het Gemeentehuis, het Distributiekantoor of het Postkantoor. Een grappenmaker verschijnt bij het Postkantoor met een hoog en hoed en een paraplu à la Chamberlain. Hem wordt aan het verstand gebracht, dat zulks hoogst ongepast is. Dan komt er een nieuwe bedreiging voor de tuinders en de boeren: het water! Reeds hebben de moffen ten behoeve van hun verdedigingsstelsel belangrijke gedeelten van ons polderland in Noord- en Zuid-Holland en Utrecht onder water gezet. Nu moet ook het Westland er aan geloven. De Vliet- en de Broekpolder bij Honselersdijk zullen ook geïnundeerd worden. Ontsteltenis bij die tuinders en boeren, wier bedrijf hieraan grenst of in dit gebied gelegen is. Er moet een dijk komen, die bescherming kan bieden aan: de bedreigde bedrijven. De Nederlandsche Heidemaatschappij zal dit werk ter hand nemen. Maar het moet op korten termijn geschieden. Daar zijn echter vele handen voor noodig. Er zit niets anders op, dan dat heel de mannelijke Naaldwijksche bevolking de handen uit de mouwen steekt en mede helpt. En zoo gebeurt het, dat weken lang tuinders en tuinderknechts, winkeliers en ambachtslieden, zelfs schoolmeesters en ambtenaren rond baggeren in de polders...

En de dijken komen er. Maar het water ook.
Het water wast, en overdekte de vruchtbare weiden. Duizenden hectares kostelijke Nederlandsche bodem worden door den vijand herschapen in uitgestrekte waterplassen. Het volk van Nederland wordt zwaar beproefd. Maar, al wast het water, al komt het water soms tot aan de lippen, het volk houdt stand.

Ik worstel en ontzwem: Luctor et Emergo!

ZEVENDE HOOFDSTUK

Mei 1944.
Het woord "Mei" oefent een suggestieve macht uit op het denken van vele Nederlanders. Met Mei 1940 was de vernedering begonnen en het zal wederom een Meimaand zijn, waarin wij de bevrijding zullen mede maken. Maar, ook de Meimaand van 1944 gaat voorbij, zonder het vurig gehoopte einde te hebben gebracht. Is er vanuit den "Overkant" niet steeds gezinspeeld op een Geallieerde invasie in het Europese vasteland? Waar zal deze plaats hebben? Aan de Belgisch-Nederlandsche kust? In Noorwegen? Op verschillende punten langs de Westkust tegeliik?

Invasie.
Dat is het woord, dat ook de Duitschers zenuwachtig maakt. Zal Nederland oorlogsgebied worden? De Nederlandsche Vereeniging voor Luchtbescherming tracht de bevolking zooveel mogelijk voor te lichten omtrent de maatregelen, die genomen kunnen worden, om het grote gevaar vanuit de lucht enigszins het hoofd te bieden. In een aantal voorlichtingsavonden, die onder andere in Naaldwijk gegeven worden in de Concertzaal "Hulp en Voorzorg", wordt de bevolking gewezen op de mogelijkheden, Om zichzelf en zijn gezin te beschermen tegen de gevolgen van luchtaanvallen. En dan, plotseling, is het groote geschied... De Geallieerden zijn geland. Ieder is er vol van. Met meer spanning dan ooit worden de Londensche radio-berichten gevolgd. Op 6 Juni 1944 is een machtige zee- en luchtvloot het Kanaal overgestoken. Elfduizend vliegtuigen, vierduizend schepen en duizenden kleinere schepen namen aan deze actie deel.

De wereld houdt den adem in.
Want daar, in Normandië, staat iets groots te gebeuren. De Westwal, zoo onneembaar, zoo sterk, doorbroken. Achter deze wal van beton en staal achtte de Duitscher zich veilig. En, terwijl in Rusland de groote Duitsche terugtocht is begonnen (distanciëering volgens de plannen, noemen de moffen dat!), de Russische legers nog vijftig kilometer van Oost-Pruisen verwijderd staan, en in Italië het Geallieerde leger Livorno heeft bereikt, gaat nu ook de Westelijke verdedigingslinie kraken... We voelen het: de dag van de bevrijding is belangrijk dichterbij gekomen. Wij willen paraat zijn. Naarmate het oorlogsgeweld meer en meer de grenzen van ons land nadert, wordt ook het ondergrondsch verzet feller. De gebeurtenissen volgen elkaar met verbijsterende snelheid op. Eind Augustus 1944 is reeds driekwart van het Fransche grondgebied in handen der Geallieerden. Weldra rukken de legers België binnen. Nog geen twee maanden tevoren heeft Max Blokzijl voor de Hilversumsche zender vol zelfverzekerdheid gebrald: "Voor het eerst kunnen in dezen oorlog de nationaal-socialisten zeggen: het gaat goed!" Het gaat goed! Het wordt een slagwoord, bij elke ontmoeting tusschen vrienden gebruikt.

Het gaat goed; de bevrijding zal komen! Nog even de tanden op elkaar. En vooral: trachten uit de handen van de moffen te blijven. Want, nog zijn de Hitlerbenden hier de baas. En dagelijks vallen er nog slachtoffers Op 31 Augustus worden de bekende Voedselcommissaris V. Ph. Valstar uit Naaldwijk en de vertegenwoordiger van de Uitgeversmaatschappij Misset, D. Voskamp te Honselersdijk, op bevel van het Sonderkommando Feldmeyer gearresteerd en naar Rotterdam gevoerd, waar zij in het S.D.-gebouw op lage wijze worden neergeschoten. De lijken worden naar Terbregge gevoerd, waar zij aan den kant van den weg worden geworpen, waar zij door passeerende burgers gevonden worden. Er is ontroering en afgrijzen in Naaldwijk, medelijden ook met de families van de vermoorden, die reeds in den oorlogstijd zoo zwaar beproefd werden. Zoo handelden menschen die zich Nederlanders noemden, maar in feite gemeene zaken maakten met den vijand, tegenover ware Nederlanders!
Dat ons Nederlandsche volk dit nooit vergete!

September 1944 breekt aan.
België is grootendeels bevrijd. Eerbied krijgen wij voor de onverschrokken Polen en Canadeezen. De strijd nadert dicht onze grenzen. Heel Nederland leeft in spanning. Er is een vreugdevol, ongeduldig wachten. Alleen bij de Mussertvrienden is er onrust, angst. Weldra trekt het Canadeesche leger Brabant binnen. Geruchten doen de rondte: de voorhoeden van Dempsey's leger staan reeds in Breda. Men maakt gissingen: binnen enkele dagen: Moerdijk, Dordrecht, Rotterdam, Den Haag... Dan raken de leiders van de Hollandsche Germaantjes het hoofd kwijt. De N.S.B.-vrouwen en -kinderen moeten zoo vlug mogelijk in veiligheid gebracht worden. Er valt geen tijd te verliezen... Naar het Oosten moeten ze. Daar zullen ze voorloopig nog veilig zijn. Het wordt een dollemansbende: Wij zien ze door de Dijkstraat loopen, moeders en kinderen, gepakt en gezakt. Het is eigenlijk een zielig schouwspel.

Het is een dolle dag.
Dolle Dinsdag, zoo wordt voortaan deze Septemberdag genoemd. Er zijn er honderden, die in hun opgewondenheid denken, dat de bevrijders binnen enkele uren in Rotterdam zullen zijn en naar Den Haag zullen oprukken. Ze staan met bloemen op de hoofdwegen, gereed om de verlossers te ontvangen. Helaas, het wordt een bittere teleurstelling. De geruchten blijken onjuist te zijn geweest. In Breda is nog geen Geallieerd soldaat te zien. Maar toch, het einde van de ellende komt steeds dichterbij. Toch heeft dit alles een goede kant, ondanks de teleurstelling. Ook voor de verzetsbeweging. Wij hebben ons in deze verwarde dagen moeten realiseeren, of wij bij eventueele oorlogshandelingen in ons gebied gereed zijn en zijn tot de erkentenis gekomen, dat er nog wel het een en ander aan ontbreekt. Het ondergrondsche leger zal geoefend moeten worden. Meer wapenen moeten er komen.

Reeds heeft Oom Kor zijn getrouwen om zich heen verzameld. Er zijn Groepscommandanten aangewezen. Eén groep is al afgericht. Ieder der Groepscommandanten krijgt een groep van circa twaalf jongens onder zich. In het geheim wordt geoefend in het gebruik van de Sten, hetzij bij Oom Kor, hetzij bij Jan Kuijvenhoven op den tuin. Maar, eer iemand toegelaten wordt tot een der groepen, heeft bij Oom Kor thuis een korte plechtigheid plaats. Iedere illegale werker moet beseffen, welk een verantwoordelijkheid hij op zich neemt met zijn toetreden tot het daadwerkelijk verzetswerk. Hij moet kunnen zwijgen. Zie ze daar zitten in Oom Kor’s voorkamer. Een enkel schamel kaarsvlammetje werpt een flauw, geelachtig licht. Het is een tooneel, het palet van Rembrandt waardig! Maar ernstig staan de gezichten; ieder gevoelt de beteekenis van deze oogenblikken. Deze jonge menschen, zij willen alles veil hebben voor het Vaderland. Zij willen in hechte vriendschap samenwerken aan het grote doel: strijders te zijn voor het recht. Zij willen het doen in het besef, dat alleen God hun daartoe de kracht schenken kan.

Oom Kor zegt het hen op zoo'n eenvoudige wijze, die niet nalaat, indruk te maken. In Gods tegenwoordigheid leggen zij de gelofte af, te zwijgen, te waken ook voor loslippigheid, trouw te zijn aan de goede zaak. En zij weten het: als één praat, zal hij meteen beschouwt worden als vijand met alle consequenties, daaraan verbonden. Zoo verbinden zij zich, pal te staan, moet het, tot in den dood.

Zij weten niet, wat hen te wachten staat.
Van het groote leger van illegale strijders zullen er nog velen vallen. En, onze Dijkenaars hebben getoond, te weten, wat zwijgen is. Ons illegale leger moet paraat zijn. Wij weten niet, voor welke verrassingen wij nog zullen komen te staan. Steeds weer gaat er een verzoek naar het Districtscommando om meer wapenen. "Geduld", is het antwoord. Er zullen wapenen komen, zoo gauw de Geallieerden hier een actie inzetten. Ging het zoo ook niet in Frankrijk? Toen daar eenmaal de invasie een feit was, wierpen de bondgenooten wapenen uit in massa voor de ondergrondsche strijders. Toch komt al spoedig het inzicht, dat het nog maanden duren kan, eerdat de bevrijders ook in het Westen van Nederland de moffen zullen verdrijven. Bij de oefeningen van het Strijdend Gedeelte waarschuwt de Plaatselijke Commandant de jongens herhaaldelijk, dat, zij er op rekenen moeten, voor moeilijke situaties te komen. Als het hier vechten wordt, dan zullen er onherroepelijk sneuvelen.

Er wordt behoefte gevoeld aan deskundige militaire leiding.
Oom Kor staat sinds lang in contact met den reserve kapitein "Vos", een waarachtig Vaderlander, die reeds menigmaal onzen Westlanders met zijn deugdelijke adviezen diensten heeft bewezen. Nu wordt hij in het Districtscommando opgenomen en treedt op als militair adviseur. Verschillende malen worden de leden van de Staf van de B.S. en de Groepscommandanten bij elkaar geroepen en houdt "Vos" een interessante causerie over de toekomstige taak van de N.B.S. Daaraan verbindt hij een stukje praktisch onderwijs aan de hand van foto's en modern oorlogsmateriaal. Een maal komt hij rustig uit Den Haag naar Honselersdijk fietsen met in zijn fietstasch een origineele landmijn. Voor alle zekerheid wordt afgesproken, dat hij zoogenaamd als vertegenwoordiger van een verzekeringsmaatschappij besprekingen komt voeren. De landwacht of de moffen moesten eens onverwachts van deze vergaderingen de lucht krijgen! "Mannen," zegt "Vos". "We moeten er op rekenen, dat wij als B.S. het in een openlijken strijd tegen de moffen moeten afleggen. Onze taak is het, de Duitschers zooveel mogelijk dwars te zitten. In de eerste plaats moeten wij zooveel mogelijk gegevens verzamelen omtrent het doen en laten van de moffen. De spionagedienst is een van onze machtigste wapenen. En wanneer hier in het West- land het tot oorlogshandelingen komt, dan kunnen wij het den vijand nog lastig genoeg maken: we kunnen de we- gen onveilig maken, bij voorbeeld door het verkeer te belemmeren; we kunnen eventueel de bruggen opblazen of - zoo noodig - repareeren."

Wat de bruggen en wegen betreft, zullen de ondergrondsche strijders kunnen rekenen op de volle medewerking van het Hoogheemraadschap Delfland. In deze dagen krijgt Oom Kor een verzoek van Oom Piet (de Districtscommandant der N.B.S., P. Doelman), om een aantal flinke jongens bijeen te brengen voor de L.K.P. te Rotterdam. Er zal een Westlandsche ploeg worden samengesteld. Hun wacht een gevaarvol werk. Rotterdam, het broeinest van den S.D., zit vol dreigende gevaren. Hij klopt niet vergeefs aan. In onze jongens zit pit. Het gevraagde aantal wordt prompt gevonden. En plotseling zijn verschillende Dijksche jongens verdwenen. De massa bemerkt het nauwelijks. Het is in deze jaren zoo'n gewoon verschijnsel geworden, dat er menschen verdwijnen. Onderduiken is een eiken dag voorkomend feit. Zoo gaan de Westlandsche jongens naar Rotterdam. Rotterdam!

Het verraad loert op alle straten.
De dood dreigt ieder uur. Er is meer noodig dan zucht naar avontuur alleen; er wordt meer vereischt dan alleen een dosis persoonlijke onverschrokkenheid, om in dezen stad den strijd met den vijand aan te binden en vol te houden. Hier is geloof noodig, vertrouwen in Gods bewarende macht. En eiken dag mag wel het gebed rijzen: "Gena, 0 God!, bescherm mij door Uw hand. Zie hoe ik ben omringd aan allen kant. Zie hoe de mensch zijn booze netten spant

Om mij daarin te jagen..."
Een van onze Westlandsche L.K.P .-ers zal de bevrijding niet beleven. Onze dappere, immer opgeruimde Piet Prins is een der Dijksche jongens die spontaan "Ja!" zeiden, toen het verzoek tot hen kwam, zich bij de L.K.P. in Rotterdam te voegen. Piet voelt zich soldaat in hart en nieren. Hij weet, dat het geboorteland hem roept; hij weet ook, dat het God is, voor Wiens eer en zaak hij zal hebben te strijden. "Je bent soldaat of je bent het niet", zegt hij. "Er is geen andere keus." Zoo gaat hij. Het verzetswerk in de havenstad eischt veel van hem. Hij geeft, wat hij geven kan, niets is hem te veel. Met anderen spreekt hij weinig over het werk, dat hij doet. Rotterdam is groot; er huizen daar in die zwaargeslagen Maasstad vele handlangers van den Sicherheitsdienst. Verraad hangt als een voortdurende bedreiging over het gevaarvolle werk der partisanen.

Dan komt de groote beproeving.
Op een dag in Maart 1945 wordt Piet met enkele andere K.P .-ers 'aangehouden door den S.O. Wie zal zeggen, of hier verraad in het spel is? Hij wordt in arrest gesteld. Vrees bij vrienden en nabestaanden. Er wordt gebeden voor deze levens die in groot gevaar verkeeren. Dan gebeurt het, dat op een der vooraanstaande Duitschers een aanslag wordt gepleegd. Verbittering in het Duitsche kamp. En onverbiddelijk klinkt het uit den mond van den bezetter: "Hiervoor zullen de Nederlanders boeten." Dan is ook het lot van Piet Prins beslist. Veertig mannen, gijzelaars en politieke arrestanten, zullen de tol vormen die Rotterdam aan de wraakzucht van het Duitsche beest moet betalen. En één van die veertig is onze Dijkenaar. Op den twaalfden Maart 1945 - hoe kort slechts voor de bevrijding! - wordt hij voor het vuurpeloton gevoerd en lafhartig neergeschoten. Een dapper soldaat uit het leger der partisanen valt als een held; een kloek strijder uit het leger van den Hemelschen Koning gaat in, in de vreugde zijns Heeren. Ondertusschen is het werk voor de L.O. ongehinderd voortgegaan. Alleen de aanvoer van Illegale lectuur dreigt een oogenblik spaak te loopen. Tot nu toe hebben de jongens van de K.P. hiervoor gezorgd. Maar zij moesten naar Rotterdam.

Wat nu?
Er zijn op den Dijk ook wel flinke jongens die bereid zijn, de bladen uit Den Haag te halen en naar Honselersdijk te brengen, maar er zijn niet genoeg wapenen. Weer is het Trina die raad weet. Tot nu toe heeft zij de bladen die naar Honselersdijk gebracht werden, door het geheele Westland verspreid. Nu stelt zij voor, ze ook zelf uit Den Haag te gaan halen. Zij heeft geen wapenen noodig. Zij zal als P.T.T.-ambtenaresse de lectuur per... postzak overbrengen. Het is alles zoo eenvoudig. Een postzak, een paar zware lakken er op, voorzien van een poststempel, dat is alles wat zij noodig heeft. En rustig fietst zij naar Den Haag. En even rustig komt zij weer naar het Westland, dwars door alle controleposten van de Duitschers heen. Iedere week. En elke keer heeft zij tweeduizend exemplaren van "Trouw" bij zich. Weldra doet zij ook koerierswerk voor Maasland, waar langzamerhand het centrale punt voor het Westlandsche verzetswerk ligt.

Het zijn niet enkel bladen die zij vervoert.
Met een vroolijk gezicht, alsof het een pleiziertochtje betreft, vervoert zij in haar fameuze fietstasschen bonkaarten, wapenen, rapporten voor den spionnagedienst. Er zijn wel eens hachelijke momenten. Een keer wordt zij aangehouden door Duitsche militairen die bij de bunkers aan het einde van den Laan van Meerdervoort onder Kijkduin de voorbijgangers controleeren en fouilleeren. Zij heeft een welgevulde postzak bij zich. Zij toont haar Persoonsbewijs met een ontwapenend lachje. Dienstzaken, postvervoer.

"Fahren!".
Een ander maal wordt zij in Den Haag bij het gebouw van de Bijenkorf aangehouden. Met sigaretten en een afspraakje voor een spoedige ontmoeting weet zij weer aan het gevaar te ontkomen. Op dezelfde wijze weet zij een poging van enkele moffen in de stad, om haar haar rijwiel te ontnemen, te verijdelen. De arme stakkerds zijn verguld met de sigaretten die zij aanbiedt, met haar glimlachjes en afspraakjes. "Ja, so ein Mädel, Holländisches Mädel..."

Maar dat "holländische Mädel" heeft hen toch maar terdege bij de neus gehad!

ACHTSTE HOOFDSTUK

Als de Vos de Passie preekt, Boer, pas op je kippen...
Het gaat mis met de Duitschers; iedereen moet het wel zien. Nog voor den dollen Dinsdag zijn er Mussertvriendjes die vol vrees de ontknooping zien naderen. Is het dan wonder, dat één van die heeren - hij heeft het reeds tot Gruppenführer in de S.S. gebracht en is, daar hij tenslotte afgekeurd werd, bij het N.S.K.K. gegaan - op voorzichtige wijze tracht, contact te krijgen met de "ondergrondsche" strijders? Een onzer spionnen, Ab, die door de relaties die hij in den loop der maanden bij het N.S.K.K. gekregen heeft tal van waardevolle gegevens omtrent de Duitschers te weten is gekomen, heeft zijn vertrouwen gewekt. 0, zoo voorzichtig, stapje voor stapje, komt het contact tot stand. Van Dijck, zoo heet onze voormalige Gruppenführer, ziet de toekomst donker in. Duitschland is aan den rand van den ondergang. En waar zal hij dan blijven? Eén redmiddel is er nog: het roer totaal omgooien en de "Ondergrondsche" te gaan steunen.

Een overeenkomst komt tot stand: als Van Dijck bereid is, voor wapenen te zorgen, zal voor hem een onderduikplaats gezocht worden. En zoo gebeurt het ook. Enkele Haagsche illegale werkers zijn mede in de overeenkomst betrokken. Zij zorgen voor een onderduikplaatsje in Barneveld. En Van Dijck levert volgens afspraak wapenen. Hei is een waardevol bezit voor onze Haagsche vrienden: zeven karabijnen, vier pistolen, zevenentwintig handgranaten, munitie en een motor. Bovendien verschaft hij gegevens over de zoogenaamde sichergestellte auto's. Maar, geen mof is ooit te vertrouwen en evenmin een gewezen Gruppenführer, die zich Hollander noemt. Want wat gebeurt er? Van Dijck vertrekt in het geheim uit Barneveld en... zoekt de N.S.B.-vrienden op. Op een gestolen fiets komt hij naar Honselersdijk terug. Op zijn tocht naar de woning van den Groepsleider van de N.S.B. te Naaldwijk, Piet van der Hout, wordt hij door een van onze verzetsmenschen gesignaleerd.

Gevolg: alle betrokkenen worden gewaarschuwd en enkelen, onder wie Ab, verdwijnen voorloopig van het tooneel. Den geheelen dag wordt de niets vermoedende Van Dijck geschaduwd. Berichten gaan naar Den Haag, waar de Dijkenaars ondergedoken zijn. Van Dijck heeft echter Piet van der Hout niet thuis getroffen. Eenigen tijd later echter weet Ab op slinksche wijze een brief, door Van Dijck aan Van der Hout gericht, in handen te krijgen. Uit dezen brief blijkt duidelijk het verraderlijke in het gedrag van den "gewezen" N.S.B.-er: hij zoekt opnieuw contact met zijn vroegere kameraden. De bitterheid des doods is van hem geweken!

Ieder begrijpt, welk een groot gevaar hier de verzetsmenschen bedreigt!
Van Dijck is op de hoogte van de namen van verscheidene van onze menschen; hij weet, waar de Haagsche contactpunten zich bevinden. Hier moet een ramp voorkomen worden. Men komt bij elkaar en komt tot volkomen overeenstemming: hier staan vele menschenlevens op het spel; er is maar één keuze: Van Dijck moet onschadelijk gemaakt worden. Snel handelen is een eerste vereischte. Van Dijck wordt naar Den Haag gelokt onder het voorwendsel, dat men hem zijn motor terug wil geven, daar men er geen raad mee weet. Het ligt in de bedoeling, hem daar te chloroformeeren en op een geschikte plaats uit den weg te ruimen. Met een auto rijdt men naar het gebouw, waar de motor staat. Hier staan reeds enkele partisanen te wachten op hei afgesproken signaal, om, zoodra zij dit hooren, handelend op te treden.

Er is van te voren afgesproken, dat één stoot op de claxon beteekenen zal: wij hebben niets bij ons. Twee stooten beteekent: wij hebben hem bij ons; alles is veilig. Drie stooten: wij hebben hem bij ons, maar worden gevolgd. De auto nadert de afgesproken plaats, maar... juist op het critieke oogenblik steekt plotseling een kind voor de auto den rijweg over en... de chauffeur geeft signaal: een, twee, driemaal! Onraad! De wachtende partisanen nemen, zooals afgesproken, de beenen. Het plan kan niet doorgaan. Nog eens echter ziet men kans, Van Dijck in handen te krijgen en nu wordt de renegaat meegevoerd in de richting Barneveld en hier, op een afgelegen plek, vindt de voormalige Gruppenführer den verradersdood. De rust keert weer; het gevaar is geweken. Nog eens is gebleken, hoe voorzichtig men moet zijn met zijn vertrouwen te schenken aan "bekeerde" moffen en N.S.B.-ers!

De beelden verdringen elkander.
Gebeurtenissen, talrijk en afwisselend, flitsen aan ons voorbij. Het wordt eind September. Dolle Dinsdag ligt alweer eenigen tijd achter ons en de eerste opwinding is al gezakt. Velen zijn teleurgesteld over den gang van zaken en vragen zich af, wanneer toch eindelijk de bevrijding komen zal. Sommige straat-strategen voorspellen, dat het niet gaan zal zonder een invasie vanuit de lucht en de zee in het gebied van Zuid-Holland.

Doch zie! Het is 26 September 1944.
In den namiddag vertoon en zich hoog aan de lucht een aantal stippen, neen geen rookwolkjes, veroorzaakt door afweergeschut, maar - kan het waar zijn? - parachutes.' Een Liberator bromt zwaar over huizen en boomen heen. Luchtlandingstroepen? Invasie?
Maar het blijft bij één vliegtuig.
Daar is iets anders aan de hand.
Het is een Amerikaansch legervliegtuig, dat op de thuisreis, na deel te hebben genomen aan een actie boven de Duitsche stad Hamm, in de omgeving van IJmuiden aangeschoten is en geen kans meer ziet, het veilige gebied van Engeland of desnoods van België te bereiken. Het toestel is verloren. Er blijft de bemanning niets anders over, dan zich per parachute in veiligheid te brengen. Ingespannen turen vele oogen, ook moffenoogen, naar de neerdalende parachutes. De bestuurder van de Liberator blijft zoo lang mogelijk op zijn post. Het vliegtuig stort neer op een weiland tusschen Wateringen en Delft.

De piloot komt jammerlijk om.
Eén van de vliegers wordt, nog in de lucht, door het Duitsche granaatvuur getroffen en valt den Duitschers zwaar gewond in handen. De andere manschappen komen op ver van elkaar verwijderde plaatsen neer. Zij weten zich voor de speurende Duitschers verborgen te houden. Eén lid van de bemanning komt neer in de omgeving van het Groenepad bij Kwintsheul; twee van zijn kameraden eveneens in Kwintsheul, maar aan de Noordoostzijde, bij den Bovendijk. Nu is Kwintsheul niet bepaald de gunstigste plek om neer te komen. Niet voor niets heeft de Duitsche bezetting bij de "Heulbrug" een slechten naam bij de bevolking. En toch gelukt het onzen verzetsmenschen, de drie laatst- genoemde Amerikanen uit de handen van de moffen te houden. De Heulenaars zijn paraat. Zij bezorgen den Amerikaanschen vliegers een voorloopig, veilig onderkomen, voedsel en kleeding.

Er gaat meteen een verzoek naar Oom Kor te Honselersdijk om hulp bij het verder transport. Er moet op korten termijn gezorgd worden voor Persoonsbewijzen, die van deze geboren en getogen Amerikanen rasechte Westlanders moeten maken. Dank zij de hulp van Naaldwijksche vrienden komt dat prachtig voor elkaar. Gerrit, die bij Oom Kor werkt, wordt naar Kwintsheul gezonden en ziet kans, den bij het Groenepad gelande vlieger, die Malcolm Edwardson heet, achter op de fiets langs binnenwegen naar Honselersdijk te brengen. Het is voor Edwardson echter daar op den Mariëndijk niet veilig genoeg. Aanstonds neemt Rien op zich, hem voorloopig in zijn huis te verbergen in afwachting van het oogenblik, waarop de Amerikaan met zijn twee vrienden naar Maasland vervoerd kan worden. Deze twee zitten intusschen nog steeds in een schuur bij Kwintsheul; hen te vervoeren is nog niet zoo'n gemakkelijke opgave. Immers, het is onmogelijk, hen over de: "Heufbrug" te brengen gezien de scherpe bewaking en controle van de daar gestationeerde Duitsche militairen. Toch moet er iets op gevonden worden.

Tusschen de Heulenaars en de Dijkenaars wordt overleg gepleegd. Ze komen tot het besluit, dat er niets anders opzit, dan de Amerikanen per schuit over de lange Watering te zetten, zoover mogelijk uit het gezicht van de moffen. Gerrit uit Kwintsheul neemt op zich, hiervoor te zorgen, terwijl Rien en enkele anderen aan den overkant van het water gereed zullen staan, de vliegers over te nemen en hen per fiets verder te brengen. Alles verloopt "volgens de plannen". Het is een regenachtige dag. Onze twee Amerikanen hebben moeite, in het slik vooruit te komen op hun klompen die zij als echte Westlanders dragen. In den stroomenden regen worden zij door Gerrit naar den overkant van de Watering geboomd. En nu gaat het op de fiets naar Arie op den Middel' Broekweg, bij wien ondertusschen nummer drie ook reeds gearriveerd is. Allen zijn door en door nat, maar toch' gaan de "ondergrondsche" vrienden voldaan naar huis: hét moeilijkste deel van het transport is uitstekend geslaagd.

Het heeft allen goed gedaan, een paar vertegenwoordigers van de machtige legers die voor onze vrijheid en voor die der andere bezette landen strijden te ontmoeten en te mogen helpen. Nieuwe vriendschapsbanden zijn ontstaan en daartoe is ook de verscheidenheid van taal geen belemmering, want Zwarte Piet, onze onvermoeide Dijksche verzetsman, zorgt als tolk uitnemend voor de goede loop der conversatie. Nog denzelfden dag worden de drie vliegers door enkele Naaldwijksche vrienden naar Maasland gebracht, het einddoel van de reis. Maasland is in deze dagen meer en meer het centrum. van het Westlandsche verzet geworden. Hier komen de drie luchtreizigers voorloopig onder de veilige hoede van Oom Jan.

Acht maanden hebben twee van hen in Maasland ondergedoken gezeten; nummer drie kreeg al spoedig een onderdak in Maassluis. Zij hebben zich vele vrienden gemaakt en verschillende malen medegeholpen aan het verzetswerk. En... zij hebben de bevrijding mogen beleven, zonder in handen van de moffen te zijn gevallen. Welk een voldoening voor allen die medegeholpen hebben aan het verbergen van deze menschen! Ondertusschen oefenen onze jongens zich regelmatig in het geheim met de Sten. Dan weer hebben zij "Theorie" of voeren gymnastische oefeningen uit. Er is aan dit in het geheim bij elkaar komen tegelijk een groote bekoring en een groot gevaar. Een groep is op zekeren dag bezig met theorie oefeningen in het lokaal achter de Gereformeerde Kerk aan den Endeldijk. Plotseling komt Rien binnenloopen en waarschuwt hen, onmiddellijk de biezen te pakken, daar de landwacht in de buurt is. Inderdaad zijn enkele van deze beruchte heeren "op bezoek" in de Pastorie, waar zij navraag doen naar den zoon des huizes die aan een oproep, om voor de Duitsche Weermacht te werken, geen gehoor heeft gegeven. Wie zal zeggen, of zij ook de kerk en het daarachter gelegen zaaltje met een bezoek zullen vereeren? De jongens maken zich dan ook uit de voeten, klimmen door de vensters en verdwijnen in de nabijgelegen tuinen. Maar, in hun haast denken de meesten er niet aan, de wapenonderdeelen die in de zaal aanwezig zijn mede te nemen. Gelukkig zijn er twee die het hoofd koel houden en de zaak inpakken en naar een veiliger plaats overbrengen. Deze en dergelijke voorvallen werken er wel aan mede, dat onze jongens steeds voorzichtiger worden en leeren, op hun qui vive te zijn.

Het wordt Herfst 1944.
Na den zwaren strijd om Arnhem zijn onze spoorwegmannen in staking gegaan. Het verkeer is zoo goed als lamgelegd. De moffen stelen bovendien alles wat ze kunnen aan transportmiddelen: auto's, vrachtwagens, schepen, tot rijwielen toe. Wie niet buiten een fiets kan, rijdt op massieve bandjes of... op de vellingen, in de hoop, dat de moffen dergelijke vehikels ongemoeid zullen laten. Er komt gebrek aan alles. De Hagenaars die zooveel maanden in zoo'n grooten getale naar het Westland getogen zijn, om voedsel voor hun hongerige magen te bemachtigen blijven nu ook uit: de mof heeft het Westland tot Sperrgebiet verklaard en wie daarin niet thuis behoort, komt er niet in. De prijzen van de levensmiddelen stijgen met den dag. Een flesch spijsolie gaat voor f 120. - van de hand; een pak lucifers voor f 18. -; een kg tabak (inlandsch fabrikaat!) voor f 300. -; een pakje saccharinetabletten voortien gulden, een brood voor acht gulden; een fiets brengt duizend tot tweeduizend gulden op; een konijn wordt geveild voor honderdvijftig gulden, en zoo kan men door gaan.Het postverkeer heeft met de grootste moeilijkheden te kampen, in het bijzonder door het stagneeren van den treinenloop. De oude tijd keert terug: een postkoets brengt de post van Naaldwijk naar Poeldijk, waar deze bij de leugenbrug - die afgebroken is en dus niet ge- passeerd kan worden - in een Haagsche koets wordt overgeladen.

We leeren geduld oefenen in dezen tijd: het komt voor, dat een brief uit Amsterdam naar Honselersdijk een maand onderweg is.

In Naaldwijk en Honselersdijk arriveeren manschappen van de Hermann-Göringdivisie.
 Zij worden vooral in de omgeving van den Dijkweg en de Hofstraat bij de burgers ingekwartierd. Met hoeveel nauw verholen haat zien wij deze brutale Hitlerknechten door onze straten loopen, wel-doorvoed, met dien zoo welbekenden zelfgenoegzamen glimlach op het blozende gezicht. Zij lijden nog geen honger. Het is om razend te worden, te vernemen, dat in de steden velen bezwijken aan ondervoeding, terwijl de moffen in de Honselersdijksche bloemenveiling voorraden opgeslagen hebben, die een ieder zouden doen watertanden. Het is de moeite waard, in dit verband enkele cijfers te noemen. Op 6 November arriveert in de veiling 30.000 kg tarwe meel; uit Amsterdam wordt aangevoerd 1954 liter. roode wijn in drie vaten van 733, 578 en 643 liter.; wekelijks komen er honderden kg rundvleesch, varkensvleesch en worst aan. Om de twee ,weken een lading van circa 30 I. jenever, 20 kg versnaperingen, peper, tabak, cigaretten, wijn, en wat niet al. De maaltijden zijn rijkelijk en in felle tegenstelling met de kale tafels van duizenden en duizenden burgers. Eiken dag 40 gr. boter voor de boterham, 1 ons worst, 1 ons vleeschwaren, aardappelen in overvloed, rijst, griesmeel, suiker, erwtensoep met worst, karbonades, pudding, melk...

En in de steden eet men... suikerbieten, straks zelfs tulpebollen en dahliaknollen, surrogaten zonder tal...
En in de Bloemenveiling fuift men tot diep in den nacht:

"In Naaldwijks Blumenveilingshallen
Soli heut' ein froher Ruf erschallen,.."

Zoo galmen de moffen hun eigengemaakte feestliederen uit.

De kleine Goebbels heeft gedreigd met de machtige geheime wapenen, die Duitschland ter elfder ure de victorie zouden doen behalen. Hij volgt daarin op prijzenswaardige wijze zijn meester, den Führer, die reeds eerder aangekondigd heeft, dat hij Engeland zal "ausradieren". En inderdaad, thans wordt de wereld opgeschrikt door alarmeerende berichten als: "Vliegende bommen vernietigen het Engelsche industriegebied. Geheimzinnige projectielen worden vanaf het vasteland op de Engelsche hoofdstad afgeschoten." We hooren van V -1 's, nog later van V -2's, van verplaatsbare startbanen, van waar af deze vreeselijke vliegende bommen worden afgevuurd. En we maken er spoedig zelf kennis mede. Daar begint het plotseling hoog in de lucht te grommen, een gedreun dat eindigt in een langen enerveerden toon en we zien een witten streep aan den hemel verschijnen, daar waar het projectiel gepasseerd is. 's Nachts kunnen wij de vliegende bommen waarnemen als een vurig voort. snorrend monster.

We gevoelen ons niet op ons gemak, wanneer we zoo'n projectiel hooren overkomen. Immers, vele van deze vliegende bommen bereiken hun doel niet, maar storten neer op Nederlandschen bodem, dikwijls zelfs kort na het opstijgen .en richten dan een verschrikkelijke verwoesting aan. Maar, wat we hopen, wordt bewaarheid: het zijn de laatste stuiptrekkingen van de Germaansche macht. Wij zien het einde naderen. En met des te grooter spanning volgen wij de Engelsche legerberichten. De strijd om Duitschland is begonnen. In December 1944 trekken de geallieerde legers bij Aken Duitschland binnen. Bij sommigen wekt dit teleurstelling. Waarom, zoo vragen zij, hervatten de verbonden legers niet hun pogingen, om ook Nederland boven de rivieren te bevrijden? Waarom moeten wij zoo lang wachten, wij, die in duisternis, door honger en koude vreezen om te komen? Hoe weinig weten wij menschen, wat goed voor ons is! Later, maanden later eerst zullen wij begrijpen, waarom het zoo goed was!

Het Duitsche oorlogsmonster is echter nog niet tot staan gebracht.
De Führer zet alles op alles. Nog werken er niet genoeg Nederlanders naar zijn zin in de Duitsche oorlogsindustrie of aan de fronten. Er komt een algemeene Arbeidsdienstplicht tot veertig jaar voor alle Nederlandsche mannen. Melden moet men zich. Velen gaan.

Zeer velen gaan niet.
Zij loopen gevaar, op straat aangehouden en opgepikt te worden.

Geen nood! Ook daarin wordt door de Verzetsbeweging voorzien. In Honselersdijk worden al sinds maanden honderden persoonsbewijzen, Ausweise, trouwboekjes, en allerlei andere documenten verva!scht of veranderd door George. Hier moet een leeftijd verhoogd, ginds een beroep veranderd worden, weer anderen moeten een geheel nieuw Persoonsbewijs hebben. Nu zoovelen gevaar loopen, om opgegrepen te worden, krijgt onze falsificator het steeds drukker. Maar velen worden er door uit de handen der moffen gehouden. De burgemeester van Naaldwijk die, hoewel zelf N.S.B.- er, het goede met de bevolking voor heeft weet te bewerken, dat in het Westland de mannen vrijgesteld worden van arbeid in Duitschland, mits zij drie dagen in de twee weken aan de Duitsche verdedigingswerken gaan helpen. Goede vaderlanders gaan evenwel toch niet, want werk voor de Duitschers blijft in hun oogen steun verleening aan den vijand.

In andere plaatsen, in het bijzonder in de groote steden, houden de moffen uitgebreide razzia's, waarbij duizenden mannen opgegrepen en op schandelijke wijze naar het moffenland gevoerd worden. Ondanks de beloften, dat de tuindersbevolking wegens haar werkzaamheden aan de Westwal vrijgesteld zal zijn van tewerkstelling in Duitschland, krijgen ook de Westlandsche plaatsen in December 1944 een beurt: op 21 December houden de moffen in Honselersdijk een groote razzia met het resultaat, dat een vijftigtal mannen opgegrepen wordt en op transport gesteld naar de Hoek. Ir. Riemens, L. van den Bos en de burgemeester weten echter met veel moeite van de Duitschers gedaan te krijgen, dat de Dijkenaars naar huis mogen terugkeeren. Evenwel heeft de Dijk een angstige nacht achter den rug. Vele huizen zijn van onder tot boven doorzocht en daar, waar op het eerste bevel niet onmiddellijk geopend werd, aarzelden de Duitschers niet, om een handgranaat. naar binnen te werpen. Van een dergelijk onmenschelijk optreden werd de bejaarde Mej. de Munnik die aan den Nieuweweg bij het "Hof" woonde, het slachtoffer.

Ja, het Nederlandsche volk moet door donkere diepten. Voedsel is er niet veel meer. Brandstof ontbreekt. Electrisch licht is verdwenen. Duizenden zijn in moffen handen en duizenden vreezen, in moffen handen te vallen. De landwacht terroriseert de omgeving. Honger, koude, duisternis, angst, terreur...

Kan het erger?
Maar, het daghet inden Oosten...

Wij vatten moed en klemmen de tanden op elkaar. Iedere dag is winst, daar hij ons dichter brengt bij de vrijheid.

NEGENDE HOOFDSTUK

Werken der duisternis
In September 1944 is eerst recht gebleken, wat er aan ons binnenlandsch verzet ontbreekt. Er komt meer orde in het werk.

Naast het zoogenaamde Strijdend Gedeelte zullen ook Bewakingstroepen gevormd worden. Deze laatste hebben een na-oorlogsche taak: zij zullen voorloopig politiewerk doen, in het bijzonder zorg dragen voor ordebewaring en arrestatie van onvaderlandslievende elementen.

Maar den jongens van het Strijdend Gedeelte wacht een bijzonder zware taak: niemand weet nog, hoe de oorlog zich .verder ontwikkelen zal. De mogelijkheid is niet uitgesloten, dat het oorlogsgeweld ook over het Westland zal losbreken. Is niet het Westland omgebouwd in een sterke vesting met als kern Hoek van Holland? Overal bunkers, vernielde bruggen, tankgrachten en mijnenvelden. Mocht de vijand in dezen Zuid-Westhoek van ons land stand willen houden, dan zal er van het Westland niet veel meer overschieten dan een onbeschrijfelijke verwoesting.

De Geallieerde bondgenooten moeten op de hoogte gehouden worden van alles, wat de vijand in de Vesting Hoek van Holland die zich tot aan Loosduinen en Rijswijk uitstrekt uitvoert. De Geallieerde legerleiding verwacht de meest uitgebreide inlichtingen over het doen en laten van de moffen.

De L.O. neem dit werk ter hand.
Heeft zij reeds eerder door haar knokploegen den vijand dwars gezeten, thans zal zij door een uitgebreid spionnagesysteem den Duitscher nog meer afbreuk doen. Zoo wordt de C.I.D. geboren, de Centrale Inlichtingen- dienst. In alle plaatsen wordt een C.I.D.-contactpunt gezocht. Ook in Honselersdijk. Reeds is hier veel werk op dit gebied gedaan. Nu zullen de berichten rechtstreeks naar den District- leider te Maassluis gaan, vanwaar zij verder doorgezonden worden. Ab, George, Zwarte Piet en Alfred, vier Dijkenaars, werken samen in het spionnagewerk. Zij hebben er plezier in, om den mof de meest uiteenloopende gegevens afhandig te maken. En hun werk blijft niet alleen hiertoe beperkt, zij verzamelen ook gegevens omtrent de kameraden en kameraadskes van de Duitschers: de Mussert vrienden.

Ab, die door zijn relaties met de N.S.K.K. -heeren uit Naaldwijk in de gelegenheid is, op verschillende voor "gewone" burgers verboden plaatsen te komen, is letterlijk dag en nacht op pad. Het is een zware taak, dien hij op die wijze vervult, maar hij doet het voortreffelijk. Zwarte Piet zwerft op zijn oude fiets langs de wegen en verzamelt ongemerkt veel materiaal dat te pas kan komen. Het is geen prettig werk, dat gegevens verzamelen. Overal rondneuzen en toch onopgemerkt blijven. Overal luisteren en toch niet opvallen. Het is een kunst op zich zelf, de menschen uit te hooren. Er werken Westlanders aan de Duitsche verdedigingswerken. Verschillende van hen vertellen maar al te graag. Soms komen ze met berichten over Duitsche Schnellboote of over Torpedojagers in den Nieuwen Waterweg.

Piet wil weten, hoeveel tanks de mof in de vesting heeft. Hoe dikwijls zwerft hij rond in de buurt van het Nollaantje bij Maasdijkl De moffen hebben hun tanks in schuren en loodsen of op een andere weinig in het oog loopende plaats opgeborgen. Je kunt bezwaarlijk aan een boer gaan vragen: "Hoeveel tanks staan er bij jou op de werf?" Toch ontdekt Piet er in korten tijd zeven. Er blijken later echter tien tanks aanwezig te zijn. Er moet worden opgenomen, hoe de telefoonleiding gelegen is in het Westland. Mocht het tot oorlogshandelingen komen in het Westland, dan kunnen kaarten, waarop de telefoonkabelligging staat aangeteekend van groote waarde zijn. Alfred weet de noodige gegevens hiervoor te bemachtigen. In het bijzonder de verbinding met Den Haag heeft zijn aandacht. Op de centimeter nauwkeurig weten we nu, waar de kabels liggen en waar de lasschen in de kabels zich bevinden. Alles wordt in het "C.I.D.- kantoor" in teekening gebracht en weer verder doorgezonden.

We komen te weten, waar in den omtrek de moffen hun wagens hebben ondergebracht, waar de benzine- en bandenvoorraden zich bevinden. Zwarte Piet zwerft in de buurt van het versterkte punt Westerlee rond. Het is de moeite waard, daar een kijkje te nemen! Maar, als je met het vooropgezette doel gaat, om de situatie daar nauwkeurig in oogenschouw te nemen, dan gaat de zaak er toch anders voorstaan. Er zijn moffen genoeg in Westerlee en zij houden de voorbijgangers terdege in de gaten, laat staan dan een eenzame wandelaar, die niet veel haast schijnt te hebben. Maar het zit Zwarten Piet ditmaal mede. Er is een flink pak sneeuw gevallen. Een paar soldaten, blijkbaar vrij van dienst, vermaken zich in de dikke sneeuw. Zij gooien elkander sneeuwballen toe. Een paar ballen komen in de buurt van Piet terecht. "Ha!" denkt hij. "Een kans!"

Glimlachend werpt hij een bal terug. De Duitschers... loopen er in en beginnen een sneeuwbal gevecht, waarbij Zwarte Piet zich duchtig verweert.. Ongemerkt ziet hij kans, dichterbij te komen en de omgeving op te nemen. Wat voor geschut staat er? Hoe is de schootsrichtrng1 Hoe liggen de bunkers? Het gevecht gaat door. Sneeuwballen vliegen links en rechts. Zwarte Piet vecht door, niet alleen met sneeuwkogels. Heel alleen op deze post vecht hij mede in den grooten strijd der Gealliëerde bondgenooten; heel alleen houdt hij stand in zijn stelling. Eindelijk wordt het tijd, de aftocht te blazen. Wie heeft gewonnen? De moffen nemen lachend van Zwarten Piet afscheid. Prijzend zegt er een:

"Er hat gut abgewehrt!"
Inderdaad, hij heeft goed afgeweerd! In Honselersdijk wordt de plattegrond van Westerlee aan- gevuld met waardevolle gegevens. En de bevelhebber der verbonden troepen die om Nederlands vrijheid strijden zal straks ook zeggen: "Daar is flink afgeweerd in Holland; die spionnagedienst heeft goed werk gedaan." Verschillende malen vergaderen George, Zwarte Piet en Alfred bij dezen laatste thuis. De oogst van de laatste dagen wordt besproken en georderd. George zorgt voor doorzending van alle berichten naar Maassluis. Het zijn soms spannende tochten; daar is de voortdurende dreiging van aanhouding en fouilleering. De berichten echter heeft hij op een veilig plaatsje: in zijn schoenen of sokken gestopt. Dikwijls gebeurt het, dat hij nog na "Sperrtijd" uit Maassluis komt en dan is vooral bij Westerlee oppassen de boodschap. later neemt de koerierster Trina, die met het lectuurtransport al zoozeer haar sporen verdiend heeft, de verzending van de berichten op zich en, onvermoeid en onverschrokken als ze is, komt zij overal doorheen.

Weldra wordt Honselersdijk het centrale punt voor het spionnagewerk in de Vesting. De voor de Geallieerde Legerleiding belangrijke berichten komen bij George, die voor verder transport zorg draagt. Het gelukt ons, tal van waardevolle gegevens te verzamelen, dank zij ook de hulp van... Duitsche zijde! Ab ontmoet in het Staalduinsche Bosch een jeugdigen Oberfeldwebel. Het is een sympathieke, schrandere jongen. Ze maken een praatje. Ab is voorzichtig en laat niet meer uit, dan hij verantwoord acht. Er is van het begin af aan een band tusschen die twee. Het blijft niet bij die eene ontmoeting. Het is van beide zijden een voorzichtig verkennen van het terrein. Ab vraagt op zekeren dag aan onzen Oberfeldwebel om papier: er zijn Fahrbefehle noodig; waarvoor hij die noodig heeft, dat vertelt Ab niet.

"Met pleizier", antwoordt de Duitscher en glimlacht ondeugend.
Het komt meer voor, dat er papieren gevraagd worden aan Joop, zooals Ab den kleinen Duitscher gedoopt heeft. De gevraagde papieren worden prompt geleverd. Joop gaat iets vermoeden; hij vraagt echter niets, maar waagt langzaam maar zeker een stapje nader. Hij vertelt van zijn vader, eens professor in Keulen, nu gevallen als slachtoffer van de nazi-terreur. Er is een trilling van verontwaardiging in zijn stem, als hij de barbaarschheid van het nationaal-socialistische bewind schildert. "En jij?" is zijn vraag, terwijl hij Ab scherp aanziet. Ja, hij heeft reeds het een en ander begrepen van wat Ab hier in de Vesting Hoek van Holland uitvoert. "Je hebt, geloof ik, veel vrienden, die papieren noodig hebben," heeft hij eens met een knipoogje gezegd. Een ander maal: "Je hebt hier veel in de gaten." Dan nu de sprong gewaagd, denkt Ab en hij neemt den kleinen Joop In vertrouwen. Er is geen oogenblik van aarzeling bij den jeugdigen Oberfeldwebel. "Ik ben je man", zegt hij gul en geeft Ab de hand. Zoo komt Joop in het complot.

En nu begint voor hem een spannende tijd.
Hij zal voor gegevens zorgen, waar geen Hollander anders aan zou kunnen komen. Hij heeft er een prachtgelegenheid voor door zijn werk op de Schreibstube. Hij wordt leverancier van alle gewenschte papieren: Fahrbefehle, Ausweise, Nachtvergunningen, vrijstellingen van Arbeidsinzet, en wat niet al, ook blanco formulieren met handteekening en stempel van den Vestingscommandant. Hij steelt zoowaar een stafkaart van de Vesting, een waardevol document, waarvan maar een enkel exemplaar in de Vesting aanwezig is. ( De omslag van "Het Mes op de keel" vertoont een fragment van deze kaart. ) En daarbij levert hij uitvoerige gegevens omtrent de beteekenis van alle teekens op deze kaart. Wij komen precies te weten, hoeveel bunkers er zijn, hoe groot ze zijn, welk geschut er staat, hoe groot de munitie voorraden zijn. We leeren de uitgebreide versterkingen op de Beer (Rozenburg) en die in het Staalduinsche Bosch op ons duimpje kennen, zelfs, al zijn we nooit ter plaatse geweest.

Want ook van de verschillende afzonderlijke versterkte punten levert Joop schetsteekeningen. Gevolg...: bombardementen door de Geallieerde vliegers. De resultaten van deze aanvallen worden geregistreerd en weer doorgezonden. Joop zelf wordt naar De Beer overgeplaatst, zeer tot zijn genoegen. Al gauw komt een uitgebreide schets van de situatie op dit eiland. Het transport is voor Joop niet moeilijk. Hij moet wel eens voor den Commandant voor den een of anderen opdracht naar het Staalduinsche Bosch. Hij behoeft dan pas den volgende morgen terug te keeren. Welnu, wie zal controleeren, waar hij den nacht doorbrengt! Hij fietst door naar Honselersdijk en zoo krijgen onze C.I.D. -menschen het nieuws uit de eerste hand. "Even vrij man", zucht Joop bij zulke bezoeken met welbehagen en gespt koppel en wapen los, werpt zijn veldmuts in den hoek en praat vrij uit, genoeglijk als vriend onder vrienden.

En hij heeft veel te vertellen, de kleine Duitscher! Hoe hij tot zeven maal het klaar heeft gespeeld, zich voor den militairen dienst te doen afkeuren; ah, daar had hij wel middeltjes voor; hij had niet voor niets chemie gestudeerd! Tenslotte had men hem bewaker in een kamp voor Fransche krijgsgevangenen gemaakt. "Prachtige tijd!" zegt Joop. "Ik heb daar heel wat menschen kunnen helpen." Hij schaamt zich, tot het Duitsche volk te behooren. Zooals zijn vader in zijn colleges krachtig opgekomen was tegen het verderfelijke Nationaal-Socialisme, zoo had ook Joop een onuitbluschbaren haat tegen de verwoesters van de Duitsche samenleving en hij had gezworen, zich te wreken over den dood van zijn vader.

Soms zijn er hachelijke momenten.
Een keer gebeurt het, dat tijdens een bezoek van Joop gebeld wordt en Herr Leutnant Lippmann, de Ortskommandant van Naaldwijk, Ab te spreken vraagt. Immers, Herr Lippmann vertrouwt Ab en gaat vriendschappelijk met hem om. Ab loodst hem de voorkamer binnen, terwijl Joop die in het vertrek daarachter zit de beenen neemt. Maar ook aan zulke dingen geraakt men gewend. Joop brengt verslag uit van besprekingen door de Staf van de Duitsche bezetting in de Vesting gehouden. Hij vertelt over zwelg- en braspartijen van de Duitsche officieren. Ook het moreel van de Duitsche militairen heeft de volle aandacht. Onze spionnagedienst geraakt volledig op de hoogte van de benzine-, banden-, voedsel- en munitievoorraden in de Vesting. Dan weer ziet Joop kans, wapenen mede te brengen. De eene keer zijn het Duitsche handgranaten, waar onze spionnen al heel blij mede zijn. Een ander maal is het munitie.

In het C.I.D.-kantoor wordt ook een radiodienst Ingericht. legerberichten en codes worden opgevangen en als tenslotte ook de electrische stroomvoorziening stop staat, wordt een detector-apparaat dat op een autoaccu werkt aangeschaft en het werk gaat weer ongestoord verder. Nu bijna niemand meer de berichten van overzee beluisteren kan, wordt het besluit genomen, zelf voor geregel- de dagelijksche berichtgeving te zorgen. Zoo wordt het illegale blaadje "Het Nieuws" geboren. Aanvankelijk worden de nieuwsblaadjes op de schrijfmachine vermenigvuldigd, maar daar de oplage zich gestaag uitbreidt, moet er een stencilmachine aan te pas komen. Dapper helpt een schare van verspreiders mede, om de menschen van hun dagelijksch nieuws te voorzien. Ten behoeve van de Geallieerde legerleiding wordt de omtrek in kaart gebracht; dit werk doet Maarten op prijzenswaardige wijze aan de hand van kadasterkaarten en persoonlijke waarnemingen.

Het komt menigmaal voor, dat onze spionnen gecamoufleerd over den weg gaan, door niemand herkend. Wie zou achter dien wit-besmeerden metselaarsknecht een spion vermoeden? Of die meneer met dat brilletje en die slappe hoed lijkt toch wel allerminst op den alom bekenden Zwarten Piet! Er worden maatregelen getroffen, om bij eventueele oorlogshandelingen in het Westland het verkeer voor de moffen onmogelijk te maken. Sinds maanden zijn de meeste Westlandsche bruggen door de moffen opgeblazen. Maar daarmede sneden zij zichzelf in de vingers. Toen hebben zij op verschillende punten noodbruggen gebouwd. Maar onder deze brugenzitten springladingen. Onze verzetsmenschen zorgen er voor, dat, als het noodig is, de eventueel vernielde bruggen op korten termijn hersteld kunnen worden. Daar zijn de Zwaanheulbrug, de Willem Arendsbrug en de Jan Evertsbrug. Er wordt voor gezorgd, dat er materiaal ligt, om deze bruggen in korten tijd in gereedheid te brengen.

Wellicht zal het noodig zijn, een eventueel vluchtend Duitsch leger in wanorde te brengen. Daarvoor worden in het geheim ijzeren punten vervaardigd: puntige haken die menig autobandje kunnen laten leeglopen.

Bijna dagelijks gaan de berichten weg naar Maassluis.
Zij worden in viervoud getypt. Eén exemplaar gaat naar Maassluis, één naar het Districtscommando te Maasland, één naar den militairen adviseur voor het Westland, Vos (Dekker). Namen van verzetsmenschen komen in het C.I.D.-kantoor niet voor. Waar het een enkelen keer noodig is, een adres te noteeren, daar wordt het in geheimschrift gedaan. Wat denkt men bijvoorbeeld van het volgende:

Mars : moo oei
Negus.
Serpent Graanmolen 7.19
As Van der Weide white 13.
3

Deze namen en adressen heeft onze plaatselijke inlichtingendienst op een gegeven oogenblik noodig. Alles uit het hoofd onthouden gaat niet. De S.D. zou met de ontcijfering van dit geheimschrift zeker eenige dagen zoet zijn geweest en er waarschijnlijk nooit uitgekomen zijn. Men probeere het zelf maar eens! Onze kleine Duitscher doet prachtig werk. Het gezamenlijk doorleven van gevaren legt een vaste band tusschen hem en de menschen van het verzet: de weinigen die hem kennen. Hij ook waagt zijn leven voor de goede zaak. Dat schept verplichtingen. Als het een maal zoover is, dat de vijand den trotschen nek moet buigen, waar zal hij, Joop, dan blijven? Geen nood! Er zal gezorgd worden voor een onderdak voor den kleinen Duitscher. En voor burgerkleeding. En daarbij heeft hij een Nederlandsch Persoonsbewijs noodig. Dit alles wordt geregeld. Op het C.I.D.-kantoor wordt een Persoonsbewijs vervaardigd voor een zekeren Petrus Joannes ten Horn, geboren te Maastricht, van beroep chemicus, wonende te Maassluis.

Joop weet overal raad op.
Zoo graag zouden onze verzetsmenschen iets meer weten van het Staalduinsche Bosch. Het is bekend, dat de vijand daar zware bunkers heeft gebouwd en dat groote hoeveelheden munitie in dit voor burgers verboden oord liggen opgeslagen; men weet, dat de vijand daar zware bunkers gebouwd heeft en dat hij zelfs bezig is met de aanleg van een vliegveld. Hier eens te kunnen neuzen en alles rustig te kunnen opnemen zal evenwel niet gemakkelijk zijn, daar de Duitschers scherpe bewaking hebben ingesteld. Dank zij Joop echter gelukt het Ab, het verboden gebied te betreden. Onze Duitscher staat op een donkeren avond op wacht en zoo is er geen vuiltje aan de lucht. Ab heeft den tijd, in het verboden oord rond te kijken en in het bijzonder de munitievoorraden op te nemen. "Ik heb al, den tijd", denkt hij. "Het is nu half acht en om negen uur wordt de wacht pas afgelost." Onze Duitscher staat bij den munitiebunker en houdt een oogje in het zeil, terwijl Ab zijn oogen de kost geeft. Maar er doet zich iets voor, waarop niemand gerekend heeft: terwijl Ab zijn oogen uitkijkt aan de groote voorraden granaten, wordt Joop een half uur te vroeg afgelost en... Ab zit gevangen!

Dat ziet er voor hem niet best uit.
Immers, pas den volgenden dag om twee uur 's middags zal zijn Duitsche vriend weer de wacht overnemen en tot zoo lang zal hij moeten wachten! Bovendien, wie garandeert hem, dat de dienst dan niet gewijzigd zal zijn. Rustig klinkt de stap van den nieuwen bewaker. Gelukkig komt het niet in hem op, een kijkje in den bunker te nemen. Onze gevangene schikt zich maar zoo goed en zoo kwaad als het gaat in de gewijzigde omstandigheden. Er zit niets anders op. De uren duren oneindig langer dan anders. Aan ontvluchten valt niet te' denken. Zoo gaat de nacht voorbij, zonder slaap, in steeds gespannen waakzaamheid. Honger voelt hij niet; de koude deert hem niet. Hij heeft maar één gedachte: als "hij" mij maar niet in de steek laat! Maar gelukkig: onze Duitscher die zelf ook in spanning verkeerd heeft keert om twee uur op zijn post terug en... de baan is vrij! Ab wordt uit zijn gevangenschap verlost en ziet kans, het Bosch, waarin hij zulke onvergetelijke bange uren heeft doorgebracht, te verlaten.

Niet voordat hij het gevaarlijke gebied reeds ver achter zich heeft, gevoelt hij zich volkomen veilig.

TIENDE HOOFDSTUK

De laatste loodjes wegen het zwaarst...

In de Bloemenveiling aan den Dijkweg heeft de Kriegsmarine haar depot. De Duitschers hebben het daar goed. Zie maar naar hun ronde, welgedane uiterlijk. Daar heb je de "Herr Inspektor", die vorstelijk huist in een der villa's op den Dijkweg en, dank zij zijn 'vleezigheid en wit uniformjasje, wanneer hij gemoedelijk wandelend over den weg van uit de hoogte neerziet op de magere Hollanders, zich ten volle van zijn waardigheid bewust is en als hoogste ideaal er naar streeft, den nog lijviger Goering gelijkvormig te worden. Het heeft hem goed gedacht, ten behoeve van de melk. voorziening van zijn marinemenschen een paar vette koeien te laten aanrukken. De dieren, onverschillig voor politiek of ras, grazen tevreden in een weide aan den Burgemeester Elsenweg, recht tegenover de Bloemenveiling. Zij zijn met hun bestaan best tevreden en waarom ook niet? Zij zijn beesten en deswegen genieten zij bij de moffen een ruim wat "menschelijker" behandeling dan de arme Nederlanders, die geen grazige weiden hebben en evenmin ooit een vriendelijk woord of klopje op den rug van de Duitschers krijgen, of liever: willen hebben. Menschen zijn nu eenmaal eigenwijs en schijnen niet te verlangen naar een koeienbestaan.

Nu lijden de Hollanders honger, terwijl de zoetwatermatroos August de koeien melkt en hen teedere woordjes in hun koeienooren fluistert. August is eigenlijk boer en heeft van de zeevaart evenveel verstand als zijn koeien van kanoën. Maar ook August heeft zijn kwaliteiten en die blijken voornamelijk te bestaan in de deskundige behandeling van zijn koeien. De Burgemeester Elsenweg echter wordt door velen gepasseerd en het gebeurt meermalen dat deze of gerne eens blijft stilstaan bij de weide en een bewonderend oog op de koeien van August laat vallen.

Dan gaat er wel eens wat in een mensch om.
"Holland lijdt honger," denkt hij. "De kinderen huilen om eten en hier grazen de koeien van de moffen, vet en welgedaan. Het verschil is groot." "Wat zou het I,K.B. groote oogen opzetten, als het eens de beschikking kreeg over twee zulke vette beestjes," denkt een ander. "Waarom zouden wij ze niet pikken," zegt een Westlandsche partisaan en gaat er over praten met zijn commandant. "Maar natuurlijk," antwoordt deze. "Ga je gang, maar wees voorzichtig". Zoo gaat de illegale Dijkenaar op stap en neemt de situatie bij den Burgemeester Elsenweg op. Er staat bij het terrein van de B1oemenveiling permanent een wacht. "Vent, ik wou dat je maar op de maan zat," denkt onze candidaat-koeienontvoerder. Zoo gaat het een paar dagen achtereen. . Het is mogelijk, de beestjes te "schaken", maar voorzichtigheid is geboden. Toch moet het eenmaal gebeuren, heeft de Dijkenaar zich voorgenomen.

Daarbij komt nog dat de Naaldwijksche Illegaliteit ook het oog op deze koeien heeft laten vallen. Nu wordt het een kwestie van wie de eerste zal zijn. En dat laat onze Dijkenaar niet op zich zitten. Hij heeft twee onderduikers in huis. Men kent die jongens nauwelijks. Aan hen vertelt hij, wat hij van plan is.

"Ben je bang?" vraagt hij. Nee, bang zijn ze niet. "Dan gaan wij er samen op af." En daar gaan ze. Daar loopen de moffenkoeien. Er is niemand in de buurt; alleen bij de veiling staat een wacht, maar die kijkt een anderen kant uit. Nu moet het maar. De beesten worden naar het andere einde van de weide gedreven. Een wordt gevangen; de ander volgt vanzelf. Zoo gaan ze den weg over. De schildwacht heeft nog steeds niets in de gaten. "Hé, wat mot dat daar?" klinkt opeens een stem. Er staat een boer hen na te schreeuwen.

"Houd je kop, man," roept onze Dijkenaar.
Zonder ongelukken bereiken zij den Middel Broekweg, waar de koeien voorloopig een veilig onderkomen krijgen. Het loopt ondertusschen tegen den avond. Om half vijf moet August de koeien melken. Vroolijk gaat hij op stap. Waar zijn z'n beestjes? Hij staat verwonderd stil. Zijn mond gaat open van verbazing. Ze... - hoe is het mogelijk! - ze zijn weg, verdwenen... Waar hij ook kijkt en zoekt, er is nergens een koe te ontwaren. Met lood In zijn schoenen gaat hij terug. Wat moet hij tegen den "Herr Inspektor" zeggen? Hij durft niet naar hem toe gaan. Hij kan ook niet weten, dat hij hierdoor de koeienontvoerders een prachtige gelegenheid geeft, hun maatregelen te treffen tegen eventueele verdenking. Maar het kan niet verborgen blijven, dat de koeien op raadselachtige wijze verdwenen zîjn. Herr Inspektor is woest, waarschuwt de Feldgendarmerie. Er wordt een onderzoek ingesteld in de omgeving; er wordt niet gevonden.

Er wordt links en rechts geïnformeerd. De verhalen zijn vele. "Ze zijn gesignaleerd in Kwintsheul," zegt de een. "Ik heb gehoord, dat ze naar Rijswijk gebracht zijn", verzekert de ander. En, och arme! tenslotte valt de verdenking op den armen August: die heeft de beesten natuurlijk verkocht. En ondertussen lachen de illegalen in hun vuistje. Ze zijn vol zorg voor de beide koeien; om te voorkomen dat de beesten hen door geloei zouden verraden, voeren de partisanen hen maar steeds weer spruitenkoppen. Er wordt overleg gepleegd met het Districtscommando. De beesten zullen geslacht worden, maar... er moet een slager bij komen. Het is al tien uur in den avond, dus ver over "Sperrtijd"'. Piet zal een slager gaan halen: hij heeft een nachtvergunning, zij het ook een valsche. Het is regenachtig en het is stil op den weg. Piet tijgt naar Naaldwijk. Maar den slager bereikt hij niet, want plotseling springen er drie Feldgendarmen te voorschijn en vervaarlijk klinkt het: "Halt!"


Piet wordt medegenomen naar de wacht.
Waar hij heen ging? "Ik moet naar den dokter." "Frau krank?" Tenslotte kan de man toch niet weten, dat Piet nog steeds eenzaam het leven doorgaat. "Nein", zegt Piet. "Baby" Of hij papieren heeft? Natuurlijk. De nachtvergunning wordt bekeken en in orde bevonden. Er zit daar in het wachtlokaal een moffenmeid; deze wordt opgedragen, Piet den weg naar den dokter te wijzen. Op het Wilhelminaplein aangekomen, zegt ze echter: "Nou loop je maar zoo en zoo, dan vindt je het vanzelf wel. Ik ga terug." Gelukkig, die historie is achter de rug. En nu probeeren, den slager te bereiken, maar dat zit Piet niet glad, want reeds vanuit de verte ziet hij de Feldgendarmen weer op hun post staan. Een tweede ontmoeting met deze heeren riskeert hij niet. Dus gaat hij onverrichterzake terug. Toch worden de koeien geslacht. Zij zitten goed in hun vet. Hoe verbaasd kijken de heeren van het I.K.B., wanneer zij voor de kinder- en ziekenkeukens een kostelijke hoeveelheid vet en soepbeenderen ontvangen! Het vleesch wordt gedistribueerd over het geheele Westland en menig behoeftig gezin wordt blij gemaakt met een smakelijk pakket.

Herr Inspektor mag razen, August mag zijn onschuld betuigen, de koeien zijn weg en blijven weg. Het einde van den langen, bangen strijd nadert. Voor het laatst roept Oom Kor zijn jongens bij elkaar. Ernstig spreekt hij hen toe. Nóg kunnen zij terug; zij weten immers, dat hun een zware tijd wacht, als God het niet verhoedt. Op den man af stelt Oom Kor hen de vraag: "Willen jullie terug, dan kun je het nu zeggen." Niemand antwoordt. Hun besluit is genomen. Trouw zullen ze zijn, moet het, tot den dood...

Het is 23 April 1945.
Er rijdt een kleine open bestelwagen over den Middel Broekweg. 't Lijkt alles zoo heel onschuldig. De tuinder die de auto passeert heeft er geen flauw idee van, dat die kleine wagen "contrabande" vervoert in den vorm van den Districtscommandant der N.B.S. en zijn adjudant: Oom Piet en Willemse. Zij komen zoo juist van een vergadering, waar zij met verschillende commandanten geconfereerd hebben. Oom Piet heeft enkele waardevolle gegevens, door de Dijksche Inlichtingendienst opgediept, bij zich: een opgave van de inrichting van verschillende bunkers, geschut en munitie. De chauffeur van de auto moppert: hij heeft vandaag telkens pech met zijn motor. Willemse zit voorin; Oom Piet achterin. Zoo naderen ze de Strijpbrug. Dan begint plotseling de wagen weer kuren te vertoonen en dicht bij de brug blijft hij staan. Plotseling komt een vrachtauto opduiken, stopt bij de brug en tot verbazing van de passagiers van de pech-auto stapt de bloem van Naaldwijks burgerij uit: een drietal landwachters, een N.S.K.K.-man en Zijne Hoogheid de Ortskommandant.

In een oogwenk is de kleine wagen 'omringt. Ha, ze hebben een goede vangst gedaan! Oom Piet heeft bijtijds aan het papier gedacht, dat nog steeds in zijn zak zit en kans gezien, het achter een zeil te verstoppen. "Handen omhoog!" klinkt het bevel der landwachters. Een gevecht is onmogelijk: de aanvallers zijn gewapend en de inzittenden van den bestelwagen niet. De kleine wagen wordt op sleeptouw genomen, terwijl twee zwarthemden mederijden, om de arrestanten in de gaten te houden. Zij rijden naar het Bureau van de Feldgendarmerie aan den Dijkweg te Naaldwijk. Een der landwachters fluistert Oom Piet in het oor: "Waarom ben je er niet vandoor gegaan? Ik heb je er toch de kans voor gegeven ?" "Man, als je me nu de kans geeft, loop ik nog niet weg. Ik weet veel te goed, dat jullie er lol in hebben, mij in mijn corpus te schieten." Ondertusschen is de kleine wagen doorzocht en... zijn de papieren gevonden. Triomfantelijk komt de Ortskommandant de kamer binnenloopen.

"Jetzt haben wir 's gefunden! Partisane!" (Nu hebben wij het gevonden! Partisanen! )
Er volgt een verhoor.
"Wat heeft dat te beteekenen?
Hoe kom je daaraan?"
Oom Piet trekt een stomverbaasd gezicht: ,,'k Weet van niets; heb dat papier nooit gezien." Je zou hem bijna gelooven. Een van de Feldgendarmen maakt een opmerking die nog lang in het geheugen blijft naklinken: "Hoe dwaas, ondergrondsch werk te verrichten! Eer is er niet mede te behalen. Straks word je misschien gehuldigd, maar eer er een maand voorbij is, krijg je een trap." Willemse loopt er in. Hij heeft een valsch Persoonsbewijs, maar er is er een die hem herkent. "Ik ken je uit De Lier," roept hij en nu leggen de Hitlerianen hem het vuur na aan de schenen. Maar onze verzetsmenschen hebben wel geleerd, wat zwijgen is. Er is niets uit hen te krijgen. Dan maar den bunker in. Er hangt een dreiging boven de hoofden van onze arrestanten. Valsche Persoonsbewijzen, geheime inlichtingen uit het Vestinggebied, het is al erg genoeg. En moffen blijven moffen, ook al staan ze aan den rand van den ondergang.

Dit is de roem der Partisanen:
Te strijden, de uitkomst ongeteld,
Niet deinzend voor het dichtst geweld.
Noch zijn millioenen onderdanen.
Alleen te staan desnoods, met God,
Alleen, gesteund door 't straf geweten;
In 't kleed, tot op den draad versleten
Koning te zijn in 't vuilste kot..."

Dergelijke gedachten vervullen onze vrienden, wanneer ze daar in de eenzaamheid van hun bunker hun lot afwachten. Zeven à acht maal wordt Oom Piet gehaald, om gehoord te worden. Weet hij werkelijk niets van de herkomst van dat papier? "Als je de waarheid zegt, kun je meteen naar huis." "Ik weet er niets van", zegt hij en laat er op volgen: "Nu mag ik zeker wel naar huis, want dit was de waarheid." "Waar heb je vannacht geslapen?" Oom Piet zegt het adres. Er is geen gevaar bij: er is daar toch niets verdachts te vinden.

Er gaan een paar moffen naar het aangewezen adres, maar jammer genoeg treffen zij er een radiotoestel aan - wat Oom Piet niet geweten had -. Dan wordt ook de radiobezitter gearresteerd en naar den bunker gebracht. De verdachten zijn terdege gefouilleerd. Het eene verhoor volgt op het andere en alles onder de zwaarste bedreigingen. Nóg een goede vangst denken de Duitschers gedaan te hebben! Ze vinden op Oom Piet een briefje, geschreven door een Naaldwijkschen politieman. Het is een heel onschuldig briefje, maar de aanhef luidt: Oom Piet, en dat vinden de heeren verdacht. Wie weet bevat het een geheim bericht. Nietwaar, je kunt met die partisanen niet voorzichtig genoeg zijn! En ook de politieman uit Naaldwijk wordt opgepikt en in arrest gesteld.

In het Staalduinsche Bosch blijven ze niet lang.
Nee, een cel is een betere bewaarplaats voor dergelijke gevaarlijke lieden. De moffen bes1uiten, hen naar Rotterdam te brengen en in de gevangenis op te sluiten. In een wagen, voorzien van mitrailleur, en onder zware bewaking gaan onze vrienden Rotterdamwaarts. Dat wordt voor onze gevangenen een tocht vol spanning. "Zonden ze ons in de steek laten?" denken ze. "Nee, onze jongens zullen paraat zijn". In die verwachting worden zij gesterkt, wanneer zij op het wegje van het Bosch naar den dijk een der Vlaardingsche kameraden ontwaren en kort daarna op den Dijk nog een K.P.- er zien. Vol spanning kijken zij uit gedurende de tocht over Maas. sluis en Vlaardingen. Vast zijn ze ervan overtuigd, dat de K.P .-ers gereed zullen staan, om hen te bevrijden. Maar hun hoop vervliegt in rook, als ze Rotterdam naderen. Er is onderweg niets gebeurd. Later pas zullen ze vernemen, dat de dappere jongens van de Knokploegen wel klaar hebben gestaan, om hun vrienden te verlossen, maar... een half uur te laat gekomen zijn.

De gevangenisdeuren worden geopend en de arrestanten worden het groote gevangenisgebouw binnengelaten. Zal dit hun laatste gang zijn?

Oom Piet zit in een cel alleen.
Duizend gedachten gaan door zijn hoofd.
Het is Zondagmiddag.

Daar wordt de celdeur geopend en... een Dijkenaar komt de cel binnenstappen. Oom Piet kijkt hem verrast aan. "Hoe kom jij hier?" Nu, dat is een lang verhaal. Er is heel wat gebeurd in de dagen van Oom Piet's gevangenschap. En goed nieuws is het niet. Onze Dijkenaar is de eenige niet, die vandaag de gevangenisdeuren achter zich heeft zien sluiten. Honselersdijk heeft in rep en roer gestaan. De mof heeft voor het laatst nog eens het verraderlijke in zijn karakter getoond. Wat is er allemaal gebeurd in Honselersdijk? Al dadelijk werden er plannen gesmeed, om Oom Piet te bevrijden.

De kleine Duitscher is aanstonds aan het werk gegaan, om de mogelijkheden hiertoe te bekijken. En van Maasland uit is er eveneens een actie gaande. Er komt contact tot stand met een tweetal Duitsche militairen, die in het Staalduinsche Bosch gelegerd zijn. Het is van hen bekend, dat zij reeds eerder voor veel geld hun diensten aan de Nederlanders hebben aangeboden. Het is een waagstuk, maar er schijnt geen andere uitweg te zijn. Zij kunnen. helpen. Een van hen is belast met de bewaking van de arrestanten; de ander zal het transport medemaken. Geld moet er komen. De heeren werken niet voor niets. Dat is alles geen bezwaar. En het schijnt te zullen gelukken. Er wordt een afspraak gemaakt: Zaterdag zullen onze menschen met de twee Duitschers een geheime bespreking houden in RonseIersdijk.

De 28ste April breekt aan.
Op den afgesproken tijd komen enkele leden van de Districtsleiding der N.B.S. naar Honselersdijk. En weldra komen ook de Duitsche militairen. Alles verloopt, zooals men het gehoopt had. En toch... Plotse1ing staat alles in opschudding! Het huis is omsingeld. Duitschers zetten de toegangen tot de woning af. Een der verzetsmenschen, C. van Beijeren uit Vlaardingen, wordt op de vlucht neergeschoten. De anderen worden gevangengenomen. Algemeene ontsteltenis. En het blijft niet bij deze arrestaties. De man die de foto's voor de aan de twee Duitschers beloofde Persoonsbewijzen vervaardigd heeft wordt gezocht. Zijn naam is aan de moffen bekend. Ze organiseeren een razzia in den omtrek van de Hofstraat en de Amalia van Solmsstraat. Er worden wederom enkele menschen, zelfs voorbijgangers, gearresteerd, maar de gezochte persoon is zoek. In totaal worden 27 menschen gearresteerd. Verschillende leden van de Dijksche verzetsbeweging hebben zich bijtijds in veiligheid gesteld. Het is een dag vol beproevingen voor de illegale strijders. Hun voormannen in het Westland, als Oom Piet en Oom Dirk, zijn in arrest. Alle arrestanten van dezen dag worden naar het Staalduinsche Bosch gebracht.

Maar ." achter de wolken schijnt de zon.
De illegale Pers meldt het; de Radio bericht het...
De Führer is stervende, Goebbels heeft zelfmoord gepleegd of is vermoord...
Het gaat naar het einde; ieder gevoelt het. Maar, onze gevangenen?
Zal de mof in deze laatste dagen zijn wraak koelen op deze trouwe Vaderlanders?

Al is dan ook het plan tot bevrijding van Oom Piet en zijn makkers mislukt, de moed is er nog niet uit bij onze verzetsmenschen. Er gaan enkele dagen voorbij. De spanning stijgt ten top. Het wordt Zondag, de zesde Mei. Vreemde geruchten dringen door tot de gevangenen in de Rotterdamsche gevangenis. Het Duitsche leger zou gecapituleerd hebben... Om half acht worden de arrestanten uit hun cellen gehaald.

Een kapitein van de SS. doet hen een verrassende mededeeling: Allen mogen naar huis; de oorlog is geëindigd. Zij zullen eerst naar Scheveningen gebracht worden, waar zij hun papieren zullen krijgen... Het is niet te gelooven. En het lijkt een sprookje, wanneer zij per auto op transport naar Scheveningen gesteld worden en onderweg niet anders zien dan vlaggen, vlaggen, vlaggen... Het rood-wit-blauw en de Oranjewimpel wapperen in den wind. Overal verdringt zich een juichende, feestvierende menigte op de straten... Maar, een vage angst bekruipt verschillende van onze arrestanten: zijn wij wel vrij?

Waarom dan dat sterke geleide van welgewapende moffen?
En de ontnuchtering is groot, wanneer zij, in Scheveningen aangekomen, na hun geld en papieren in ontvangst te hebben genomen, niet de poort van het Oranjehotel voor zich zien opengaan, maar wederom in een cel worden opgesloten. Wat heeft dit alles te beteekenen? Om 11 uur worden zij gelucht op de binnenplaats van de gevangenis. Er is niets dat er op wijst, dat de vrijheid nabij is. Op de binnenplaats loopen snauwende moffen; onze menschen worden als gewone gevangenen behandeld. Schrille tegenstelling: daarbuiten een feestvierend Holland, hier vloekende en brullende S.D.-ers die voortgaan hun gevangenen te negeren op de oude wijze. Wat zijn de moffen van plan? 's Avonds komt een kleine N.S.B.-dokter binnen. "Is hier een zekere Volkerts?" vraagt hij. "Ja, dat ben ik", antwoordt een van de met Oom Dirk gearresteerde K.P .-ers. De dokter fluistert bijna.

"Er staat een blonde dame aan de poort en die vraagt, of U hier zit".
Een kwartier later. Er roept iemand iets aan de ce!deur. "Jongens, zitten jullie hier?" Die stem klinkt bekend... "Kalm blijven", gaat de onzichtbare voort. "Ik ben hier met de Amerikaansche vrienden." Onze vrienden kijken elkaar verrast aan. Er gaat iets gebeuren. Nu weten zij, wie het is: een der Delftsche medestrijdsters uit het verzet en die Amerikaansche vrienden: het zijn de ondergedoken parachutisten die reeds vanaf September in Maasland zitten. En die zullen niet alleen gekomen zijn! In de gang bij de cellen doet zich een incident voor. Een S.D.-bewaker is toegesneld en snauwt de blonde dame toe: "Was mach en Sie hier?" Maar zij, onverschrokken, richt haar revolver op den man en schreeuwt hem toe: "Wat! Als je niet maakt, dat je wegkomt, schiet ik je voor je d...
En, wonderlijk genoeg, de man gaat er vandoor. En wat er nu gebeurt, is voor de arrestanten als een droom. De deuren der cellen worden geopend en daar staan ze: Maaslandsche vrienden, ook de drie Amerikanen en buiten wacht een Canadees met een jeep. De directeur der gevangenis, de beruchte Herr Mundt, is totaal overbluft; het cordate optreden van onze K.P.-ers heeft de brutale S.D.-ers volkomen ontwapend. En nu gaat het de vrijheid tegemoet.

Het regent bloemen voor de voeten van de gelukkige, bevrijde verzetsmenschen; het is verbluffend, zooveel volk er in korten tijd bij de gevangenispoort tezamengesneld is. Oom Piet met zijn medegevangenen wordt in de jeeps geheschen en dan rijden ze weg. Gered, inderdaad ter elfder ure, want niet lang daarna blijkt het, dat de S.D. het plan had, hen in den volgenden nacht ter dood te brengen...

ELFDE HOOFDSTUK

Aan den Eindstreep...
En toen... De bevrijde Dijkenaars vonden een ander dorp terug dan ze verlaten hadden. Nu feest, toen razzia; nu Canadeezen, toen moffen... Er was veel te vertellen. Hoe op 29 April zware bommenwerpers waren gekomen. Geen luchtalarm was er gemaakt; ,niemand behoefde in schuilkelder of portiek te kruipen. Want deze geallieerde toestellen kwamen met vredelievende bedoelingen; op vooraf afgesproken terreinen wierpen zij tonnen en tonnen voedsel. Overvloed van voedsel voor het hongerende land. En terwijl de voorraden voedsel: biscuit, chocolade, boter, vet, conserven, ja wat niet al, gesorteerd en voor de verdeeling bijeengebracht werden, vergaderden ergens bij de Grebbelinie de vertegenwoordigers van de Duitsche en Geallieerde legerleiding en spraken over de capitulatie van het Duitsche leger in Nederland.

En toen... Toen sprak de bekende stem voor de Londensche Radio, dezelfde stem, die in de zware voorgaande jaren reeds zoo dikwijls de moede Nederlanders moed ingesproken had. En velen luisterden, ademloos En zij vertelden het verder; het ging als een loopend vuurtje door heel het land. En die het hoorden, geloofden het niet, konden het niet gelooven. Het Duitsche leger in Nederland, Denemarken, West-Duitschland, Waddeneilanden en Helgoland heeftgecapituleerd In Honselersdijk trof de verzetsbeweging, reeds sinds maanden ondergebracht bij de Nederlandsche Binnenlandsche Strijdkrachten, de noodige voorbereidingen voor haar optreden bij een eventueele bevrijding van ons land. Honderd twintig manschappen, waarvan vijf en vijftig man behoorde tot het zoogenaamde Strijdend Gedeelte en de overigen tot de Bewakingstroepen, wachtten op het eerste sein, om op te komen.

En dat sein kwam op den vijfden Mei, 's morgens vroeg. Twee ploegen en de Staf werden opgeroepen en betrok. ken hun voorloopig kwartier in de opslagplaatsen en het kantoor van de firma Hogenboom, Achter de Bergen. Nog moest alles in het geheim gebeuren; de Duitschers in de Vesting Hoek van Holland schenen nog geen lust te hebben, zich over te geven.

Er volgde een Zondag die nog verre van rustig was.
De burgers hadden order gekregen, niet te vlaggen. Nog steeds deden de Duitsche militairen, alsof er niets gebeurd was, gewoon dienst. Er gingen geruchten, dat de Bloemenveiling door de moffen in brand gestoken werd. Dronken Duitschers liepen over de wegen en schoten op voorbijgaande burgers. Op 7 Mei werd het kwartier van de N.B.S. overgeplaatst naar de School met den Bijbel aan de Dijkstraat. Het verzet van den vijand, ook in het Westland, was geëindigd. Nu begon de B.S. haar taak. Op 8 Mei rukte de arrestatie ploeg uit. Heel Honselersdijk liep uit. Men verdrong zich bij het hek van het schoolplein in de Dijkstraat. En toen de eerste arrestanten werden binnengebracht, ging er uit de wachtende menigte een luid gejuich op. In het R.K. Patronaatsgebouw werd een arrestantenlokaal ingericht.

Maar tegen drie uur verflauwde de belangstelling van de bevolking even, want... door de Dijkstraat in de richting Naaldwijk kwam te 2 uur 54 een beige wagen aanrijden: de eerste Canadeezen passeerden het dorp. Onze bevrijders... Even gingen de gedachten naar de miljoenen soldaten van de geallieerde legers die gestreden hadden jarenlang tegen het nazi-monster en die nu Holland binnenkwamen als overwinnaars. De eerste Canadeesche militairen werden door de Dijkenaars met 100% meer enthousiasme ontvangen dan de grauwgerokte moffen, vijf jaren tevoren... Twee dagen later namen Canadeesche troepen hun intrek in de Vakschool voor meisjes aan den Dijkweg. Er werd feest gevierd op den Dijk als nooit tevoren. Dagen lang. Op 9 Mei werd op het schoolplein in de Dijkstraat in het openbaar de gehate N.S.B.-vlag verbrand. En met dit verbranden van het symbool van de nazi-tirany werd een tijdperk afgesloten vol van verschrikking en ellende, honger, leed en ontbering...

Vijf jaren oorlogsgeschiedenis! Vijf jaren van verzet!
Zij zijn niet ongemerkt aan het kleine Honselersdijk voorbij gegaan. Zij hebben het bloed geëist van verschillende zijner zonen; zij hebben leed en rouw gebracht in vele Dijksche gezinnen. Maar zij hebben ons sterker gemaakt en velen tot elkander gebracht. God gaf ons land den vrede weer. Al draagt ook de vrede "het rouwfloers om de hoed". Samen zijn wij te voorschijn gekomen uit deze smeltkroes, dankbaar voor deze verlossing, met het vaste voornemen, samen te arbeiden aan het herstel van ons zwaar gehavend grondgebied, met den innigen wensch:

"Weerom worden, wie we waren aan de monden van de Rijn; laat de wereld weer ervaren, hoe een klein volk groot kan zijn."